PERFORMANCE MET 10 VERSCHILLENDE DINGEN;
1. Bukken / Iets oppakken; Je verwacht pijn in de eindstanden, want de patiënt zit helemaal vast.
Aanpassingen;
∗ Buikspieren aanspannen, gaat het dan beter? Denk het niet, gaat niet om eindstand.
∗ Rugspieren aanspannen, gaat het dan beter? Denk het niet, gaat niet om eindstand.
∗ Met een hand op je been steunend? Denk het niet, gaat niet om eindstand.
∗ Met je andere hand op je been steunend? Denk het niet, gaat niet om eindstand.
∗ Door de knieën gaan en dan iets oppakken? Ja, kan verbeteren, er is geen eindstand.
∗ Als een uitvalspas en dan het oppakken? Ja, kan verbeteren, er is geen eindstand.
∗ Met je andere been de uitvalspas, is dit een verschil? Geen verschil, dus beter ja.
Voer een provocatietest uit om de actualiteit te bepalen en rond welke wervel de pijn zit;
PA-druktest (posterior en anterior);
> Doel; De pijn provoceren en te weten komen om welke niveaus het gaat.
> Uitgangshouding; De patiënt ligt ontspannen op zijn buik.
> Uitvoering;
- De patiënt staat naast de behandelbank en geeft met pinkmuis
druk op de processus spinosus naar ventraal.
- Je duwt met je ene hand dus pinkmuis op de spinosi en die
andere leg je daar bovenop voor extra druk.
- Je gaat de ruggenwervel af. Het maakt niet uit of je van sacraal naar lumbaal gaat of andersom.
Onderzoek de mobiliteit van de wervelkolom;
2D (flexie en extensie) en 3D (flexie en extensie) testen - Belast uitgevoerd !
1
,PERFORMANCE MET 10 VERSCHILLENDE DINGEN;
1. Bukken / Iets oppakken; Je verwacht dat hij/zij in de eindstand naar flexie schiet.
Aanpassingen;
∗ Buikspieren aanspannen, gaat het dan beter? Denk het niet, zorgt voor nog meer flexie.
∗ Rugspieren aanspannen, gaat het dan beter? Denk het wel, gaat meer richting extensie.
∗ Met een hand op je been steunend? Denk het wel, maar is niet handig.
∗ Met je andere hand op je been steunend? Denk het wel, maar is niet handig.
∗ Door de knieën gaan en dan iets oppakken? Ja, kan verbeteren, dan geen grote rugflexie.
∗ Als een uitvalspas en dan het oppakken? Ja, kan verbeteren, dan geen grote rugflexie.
∗ Met je andere been de uitvalspas, is dit een verschil? Geen verschil, dus beter ja.
Onderzoek of er kans is op klachtenreductie met behulp van stabiliserende oefentherapie;
Prone instability test;
Opmerking; Het is een prognostische test. Voorspellend of stabiliteitstraining zou helpen.
Maar stiekem gebruikt men het op te kijken of er sprake is van reduced of excessive motor control.
Wanneer de test passief pijn geeft, maar actief niet, is er vaak sprake van ‘reduced motor control’.
Wanneer de test zowel passief als actief pijn geeft, is er vaak sprake van ‘excessive motor control’.
Stabiliteitstraining;
Als de ‘prone instability’ positief is, voer je bij flexie patroon stabiliteitstraining voor de RUG uit.
Cirkel 1; Lokale spieren aanspannen (M. multifidi), in buiklig.
Opbouwen; 10x 1 seconde / 10x 3 seconde / 10x 10 seconde .
Cirkel 2; Aanspannen van de rugspieren en dan één arm omhoog bewegen.
Opbouwen; 10x 1 seconde / 10x 3 seconde / 10x 10 seconde .
Cirkel 3; Stapje zetten naar bekken onder controle houden, maak een bruggetje en
til per seconde die hieronder zijn aangegeven je been omhoog.
Opbouwen; 10x 1 seconde / 10x 3 seconde / 10x 10 seconde .
2
,PERFORMANCE MET 10 VERSCHILLENDE DINGEN;
1. Bukken / Iets oppakken; Je verwacht dat hij/zij in de eindstand naar flexie schiet.
Aanpassingen;
∗ Buikspieren aanspannen, gaat het dan beter? Denk het niet, zorgt voor nog meer flexie.
∗ Rugspieren aanspannen, gaat het dan beter? Denk het wel, gaat meer richting extensie.
∗ Met een hand op je been steunend? Denk het wel, maar is niet handig.
∗ Met je andere hand op je been steunend? Denk het wel, maar is niet handig.
∗ Door de knieën gaan en dan iets oppakken? Ja, kan verbeteren, dan geen grote rugflexie.
∗ Als een uitvalspas en dan het oppakken? Ja, kan verbeteren, dan geen grote rugflexie.
∗ Met je andere been de uitvalspas, is dit een verschil? Geen verschil, dus beter ja.
Vraag goed uit waar de pijn gevoeld
wordt, en onthoud dit!
Prone instability test;
> Uitgangshouding; De patiënt ligt in buiklig, met alleen het bovenlichaam op de behandelbank.
De benen hangen eraf, maar zijn wel in contact met de grond.
> Uitvoering;
- De onderzoeker voert een anterieure druk uit op het te testen segment.
- Zodra de herkenbare pijn gevoeld wordt, laat de therapeut de druk minderen en vraag je de
patiënt zijn rugspieren en benen aan te spannen, door zijn benen op te tillen van de grond.
- De fysiotherapeut geeft op hetzelfde niveau met dezelfde krachten anterieure druk.
└> Wanneer de patiënt pijn ervaart in de passieve fase, maar deze pijn weggaat in de actieve fase is
de test positief en zou de patiënt goed reageren op stabiliserende oefentherapie.
Opmerking; Het is een prognostische test. Voorspellend of stabiliteitstraining zou helpen.
Maar stiekem gebruikt men het op te kijken of er sprake is van reduced of excessive motor control.
Wanneer de test passief pijn geeft, maar actief niet, is er vaak sprake van ‘reduced motor control’.
Wanneer de test zowel passief als actief pijn geeft, is er vaak sprake van ‘excessive motor control’.
3
, 6 testen van luomajoki - Waarvan 3 voor flexiepatroon;
1. Waiters bow; Als een ober buigen, minimaal 50 graden anteflexie met rug-controle.
2. Rocking backwards; In een kruiphouding, minimaal 120 graden naar achter met rug-controle.
3. Sitting Knee Extension; Zitten op de bank en 30-50 graden knie-extensie maken met rug-controle.
1. 2. 3.
Actieve Straight Leg Raise (ASLR);
> Uitgangshouding; De patiënt ligt op zijn rug, met zijn benen gestrekt en 20 cm uit elkaar.
> Uitvoering;
- De patiënt moet een voor een zijn been 20 cm van de bank tillen zonder flexie in de knie.
- Je vraagt de patiënt hoeveel MOEITE de actie kost;
1. Geen moeite
2. Nauwelijks moeite
3. Enige moeite
4. Veel moeite
5. Zeer veel moeite
6. Niet in staat om dit uit te voeren
└> De test is positief indien er pijn wordt aangegeven in het SI gewricht of lage rug.
└> Verder kijk je goed naar de beweging van de rug, of deze onder controle gehouden kan worden.
└> Kijk of de rug meer neiging heeE naar extensie (= extensiepatroon) of naar flexie
(= flexiepatroon).
Generalized Ligamentous Laxity;
Criteria 1: De elleboog kan 10o of meer worden
overstrekt.
Criteria 2: De duim kan met hulp tegen de
onderarm aangebracht worden.
Criteria 3: De vier vingers kunnen met hulp meer
dan 90o overstekken.
Criteria 4: De knie kan 10o of meer worden overstrekt.
Criteria 5: De patiënt kan met gestrekte benen zijn handen plat op de vloer zetten.
└> Per elleboog, duim, hand of knie telt één punt. Alleen bij ‘criteria 5’ kan je maar één punt halen.
└> Er zijn dus 9 punten te verdienen, als je meer dan 5 punten heb kan je spreken van
hypermobiliteit.
4
