GS SAMENVATTING 3V
HOOFDSTUK 5
5.1:
HERSTEL EN VERNIEUWING:
In 1945 moest in Nederland veel oorlogsschade worden hersteld. Toch ging de wederopbouw snel. In
1950 had de landbouw alweer het vooroorlogse peil bereikt en de industrie produceerde alweer
meer dan voor de oorlog. Er werden veel woningen gebouwd, maar de woningnood bleef hoog. Dat
kwam door de babyboom die vanaf 1945 zorgde voor een snelle bevolkingsgroei. Veel jonge
echtparen moesten bij hun ouders inwonen. Na de wederopbouw volgde de modernisering van de
Nederlandse economie. Deze groeide tot 1973 met gemiddeld vijf procent per jaar, een tempo dat
daarna nooit meer is voorgekomen.
De industrie werd sterk uitgebreid. De Rotterdamse haven groeide enorm, mede door de
olieraffinage en de chemische industrie. Ook in de landbouw werd de productie opgevoerd. Kleine
boerenbedrijven gingen op in grote bedrijven die hun landarbeiders vervingen door
landbouwmachines. De werkgelegenheid in de landbouwsector nam sterk af, maar er ontstond geen
werkloosheid doordat er genoeg werk was in de bouw en de industrie.
De snelle wederopbouw en modernisering waren onder meer veroorzaakt door de Marshallhulp en
de samenwerking van werkgevers, vakbonden en regeringen. Zij maakten afspraken over het laag
houden van lonen en prijzen. Door deze geleide loonpolitiek kon de industrie goedkoop werken en
goed concurreren met het buitenland. Door de economische groei kwam de welvaart er ook. In 1956
gingen de lonen voor het eerst flink omhoog.
DE VERZORGINGSTAAT:
In de jaren 1945-1958 vormden confessionelen en socialisten samen de regering. De PvdA’er Willem
Drees was tot 1958 minister-president. Onder zijn leiding begon de opbouw van de verzorgingsstaat:
een staat waarin de overheid zorgt voor mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen. Dat
gold in de eerste plaats voor de ouderen. Voor de oorlog waren veel ouderen afhankelijk van hun
kinderen of leefden in bittere armoede. Drees regelde in 1947 dat ze vanaf hun 65ste een uitkering
hadden. De AOW werd in 1956 in een wet vastgelegd. Ook regelde het kabinet-Drees in 1949 in een
wet dat werklozen een uitkering kregen, de WW. In 1959 gingen de confessionele partijen regeren
met de liberale VVD in plaats van de PvdA. Deze regering voerde met een wet in 1963 de bijstand in
voor mensen die geen ander inkomen hadden. En in 1967 volgde de WAO, voor arbeidsongeschikten:
mensen die door ziekte of invaliditeit niet meer konden werken. Ze ontstonden twee soorten wetten
voor de sociale zekerheid, het geheel regelingen voor mensen die minder goed voor zichzelf kunnen
zorgen.
, Een aantal wetten regelde uitkeringen die uit de belasting werden betaald, zoals de bijstand. Andere
wetten regelden sociale verzekeringen, waarvoor werknemers verplicht premie gingen betalen. De
verzorgingsstaat ging dus uit van de solidariteit van alle Nederlanders, waarvan de mensen die
werken meebetalen aan de ondersteuning van mensen die niet of niet meer kunnen werken.
ANDERE OPVATTINGEN:
In de jaren 1960 stegen de lonen snel en dit leidde tot welvaart en optimisme. Nederlanders hoefde
niet meer zuinig te zijn en kochten steeds meer consumptieartikelen. Vanaf 1951 was de televisie in
Nederland. Hierdoor keken steeds meer Nederlanders dagelijks naar buitenlandse series,
discussieprogramma; s en nieuws uit de hele wereld. En met de auto kwamen ze in het buitenland.
Daardoor maakten ze kennis met andere culturen en levensbeschouwingen van mensen buiten hun
eigen zuil. Een gevolg was dat de opvattingen van mensen gingen veranderen en daardoor begon de
verzuiling te verdwijnen. Bij deze ontzuiling maakten mensen zich los van ‘hun’ omroep en werden
lid van de TROS, een omroep die vanaf 1964 amusement bood voor alle Nederlanders.
Veel mensen gingen het geloof ook minder belangrijk vinden en daardoor maakten ze zich los van de
kerk. Deze ontwikkeling wordt ontkerkelijking genoemd. Een groeiende groep mensen ging niet meer
in God geloven en daardoor groeide de aanhang van het humanisme, de niet-religieuze
levensbeschouwing die uitgaat van de waarde van vrije mensen.
Mensen gingen ook hun persoonlijke onafhankelijkheid belangrijker vinden. Door deze
individualisering wilden ze eigen keuzes maken. Mensen gingen meer nadenken over hun eigen
moraal(opvatting van goed en kwaad). In plaats van de autoriteiten te volgen, wilden mensen ook
meepraten en meebeslissen. Medezeggenschap (inspraak) was een belangrijk punt van D66, een
nieuwe niet-verzuilde partij, die in 1957 voor het eerst in de Tweede Kamer kwam. De confessionele
partijen raakten toen voor het eerst in een halve eeuw hun meerderheid kwijt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ddejong9508. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.