Samenvatting Abstracties van Planning
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Hoe werkt planning? 2
Hoofdstuk 2 Planning als intellectueel proces 9
Hoofdstuk 3 Planning als maatschappelijk proces 18
Hoofdstuk 4 Planning als organisatorisch proces 22
Hoofdstuk 5 Planning als een institutioneel proces 31
Hoofdstuk 6 Planning als besliskundig proces 37
1
,1 Hoe werkt planning?
Planning is handelingsgericht, het is een begrip waarmee we bepaalde handelingen duiden. Mensen die deze
handelingen voorstellen, voorbereiden en uitvoeren zijn de planologen. In het boek wordt planning gezien als
de systematische voorbereiding van activiteiten, bedoeld om in te grijpen in of om invloed uit te oefenen op de
gemeenschappelijk gebruikte omgeving, de dagelijkse leefomgeving en de voor de samenleving relevante omgeving.
- fysiek ingrijpen inrichting park, herstructurering woonwijk, verbetering bereikbaarheid
- sociaal ingrijpen bevordering sociale cohesie, ontmoediging hangjongeren
Command and control governance De overheid kan door middel van planning veranderingen in de fysieke
leefomgeving sturen / afdwingen (overheidsplanning).
Shared governance Proces waarbij verschillende stakeholders gezamenlijk standpunten
innemen, besluiten nemen en actie ondernemen.
Adaptive governance Planning heeft als taak veranderingsprocessen die min of meer autonoom
plaatsvinden te begeleiden, de gunstige effecten ervan mogelijk te
versterken en de negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken.
Post policy governance Ontwikkeling waarbij groepen afspraken maken over een ‘eigen’ manier
van samenleven, inclusief de daaruit voortvloeiende acties verantwoordelijk-
heden. De afspraken worden los van de overheid gemaakt en gelden binnen
de gemeenschap of groep.
Planologie wetenschap die gericht is op keuzes die de leefomgeving betreffen en op bewuste (beleidsmatige en
planningsgerichte) interventies in en beïnvloeding van de leefomgeving.
- materieel object van studie fysieke leefomgeving
- bestuurlijk object van studie planning, beleid, besluitvorming
Duidelijke veranderingen in de planologie (paradigmaverschuivingen), op grond van een analyse van publicaties over
ruimtelijk gericht onderzoek:
1955 geest van primitief optimisme: geen notie van maatschappelijke conflicten, beleidsproblemen, uitvoerbaarheid
of kosten-baten.
1973 er wordt tegen steeds ingewikkeldere vragen opgelopen, die echter met steeds geavanceerder onderzoek
(qua omvang, methoden en technieken) zijn te beantwoorden; optimisme over totaalregulering overheerst.
1990 veel bescheidener opstelling van het onderzoek, onderzoek dient als een bijdrage tot vermindering van
onzekerheid, bijdrage tot mogelijke oplossingsrichtingen en instrumenten voor deelproblemen, er is een
grotere marktgerichtheid via verkenning van behoeften en een gerichtheid op de grenzen van de haalbaarheid.
In de periode na 1990 worden de begrippen coördinatie, afstemming en integratie steeds nadrukkelijker genoemd in
wetenschappelijk onderzoek.
2
,Omgevingsplanning gemeenschappelijke noemer voor al de beleidsvormen die gericht zijn op de fysieke leefomgeving.
Na 2000 kantelden de condities waaronder overheidsbeleid werd ontwikkeld en uitgevoerd: van een verticaal
coördinerende overheid naar een gelaagde overheid. Tussen de formele lagen in ontstaan informele regioverbanden
en stedelijke samenwerkingsverbanden (er ontbreekt een samenhangend verhaal waar het beleid voor de fysieke
leefomgeving naar toe gaat). In deze instabiele periode komt een aantal ontwikkelingen in beeld die mogelijk het
beleid van de toekomst gaan bepalen:
● einde van de groeigeoriënteerde planologie
● nadenken over bevolkingskrimp en ontwikkeling van krimpgebieden
● delta-vraagstukken en relatie tussen water en ruimte
● planning over de grenzen heen
● etc.
Technisch rationele houding de overtuiging dat een grote mate van controle mogelijk is op de fysieke leefomgeving.
Eigentijdse voorstellen van planologische studies:
● discursieve benadering (stelt het ‘waarom’ van een keuze of ingreep centraal en verbindt daar ethische
aspecten aan)
● flaneur planologie (ziet de fysieke leefomgeving als een decor dat bij de gebruiker of de passant niet
alleen functioneel besef maar ook allerlei emoties kan oproepen)
Command and control governance
Jaren ’50 / ’60 ontwerpgerichte aanpak, waarbij planologen meenden klaar te zijn als er een ruimtelijk
ontwikkelingsplan (blauwdruk) op tafel lag.
Begin jaren ’70 vorm van planning waarbij nadrukkelijk gebruik werd gemaakt van doelstellingen.
deze benadering vormt het begin van een periode waarbij de substantiële (inhoudelijk
op het planobject gerichte) aanpak uit het verleden overging in een meer procedurele
(procesgerichte) aanpak.
het resultaat van deze benadering was niet erg gunstig: veel tijd werd besteed aan het
formuleren van de doelstellingen, het gebrek aan succes resulteerde in een andere
benadering: aandacht werd verlegd van doelstellingen naar het werken met meer
concrete strategieën, die vanuit knelpunten werden geformuleerd.
Corporate governance
2e helft jaren ’80 toenemende aandacht voor marktprocessen.
de woningleegstand liet de politiek en het openbaar bestuur beseffen dat een stad of
regio in een ‘markt’ functioneert en aan gebruikers ‘verkocht’ moet worden, gemeenten
kwamen in deze periode krapper bij kas te zitten, daarom nam hun belangstelling voor
participatie van het bedrijfsleven in nieuwe projecten toe publiek-private overeenkomsten.
1e helft jaren ’90 verzelfstandigen van verschillende overheidsinstanties, privatisering.
de overheid zit krap bij kas en beseft dat zij het niet alleen af kan (command and control
blijkt een illusie) decentralisatie, subsidiariteit (principe dat een centrale of hogere
instantie niet doet wat door een lagere instantie gedaan kan worden).
3
, Communicative, participative and shared governance
Jaren ’90 met het proces van decentralisatie wordt ook beoogd het openbaar bestuur dichter bij de
burger te brengen en de betrokkenheid van de burger bij publieke besluitvorming te vergroten
open-plan-proces.
Communicative turn in planning accent van planning verschuift van factual reality (verwerven
van zekerheden met behulp van feiten) naar agreed reality (betrokkenen een gezamenlijk beleefde
werkelijkheid laten afspreken).
Jaren ’90 / ’00 milieubewustzijn
duurzame ontwikkeling: ecologische stad, duurzame stad en leefbare stad.
een vorm van sturing die niet van bovenaf eenzijdig door een overheid wordt opgelegd, maar een vorm van sturing
die van onderaf op basis van afspraken tussen de verschillende betrokkenen gezamenlijk gestalte krijgt. De overheid
is niet langer coördinerend en controlerend (kader stellend), maar faciliterend (voorwaardenscheppend).
Accenten binnen ruimtelijke planning Motivering van de accentuering
Voor 1970 ruimtelijk ontwerp technische deskundigheid
Vanaf 1970 doelstellingen democratisering van technisch proces
Vanaf 1975 strategisch/probleem gericht keuzes en besluitvorming
Vanaf 1980 onderhandelingen/afspraken machtsfactoren
Vanaf 1985 marketing/samenwerking publiek-private sector inspelen op marktontwikkeling
Vanaf 1990 duurzaam en omgevingsgericht kwaliteitsdenken, sectoroverstijgend
Vanaf 1995 uitvoering/projectgericht effectiviteit en efficiëntie
Vanaf 2000 ontwikkelingsgericht liberaliseringen en vernieuwing
Vanaf 2005 subsidiariteit terugtrekkende overheid
Vanaf 2010 eenvoudig, adaptief de burger is verantwoordelijk
Direct na de eeuwwisseling vindt er een aantal ontwikkelingen plaats die het nationaal ruimtelijk beleid laten instorten:
1. Rijksplanologische Dienst (RPD), dat de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland als verantwoordelijkheid had, wordt
opgesplitst in een Directie Ruimte van het Ministerie van VROM en in het Ruimtelijk Planbureau
2. het rijk zal zich enkel nog bezighouden met de ruimtelijke hoofdstructuur, motto Nota Ruimte: “decentraal wat kan,
centraal wat moet”, de verticale coördinatie van de verschillende overheden, ook wel het huis van Thorbecke
genoemd, wordt zo vervangen door een gelaagde overheid
3. minister van Infrastructuur & Milieu besluit in 2010 om het specialisatie geteisterde beleid op te schonen door het
hele pakket aan regels uit het verleden van tafel te vegen en te vervangen door één nieuwe wet: de Omgevingswet
Een inhoudelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling ontbreekt, de interactie met de regio’s is verdwenen en de tijd
van de nationale perspectieven ligt achter ons organische groei, uitnodigingsplanologie en adaptieve planning
komen op.
Vanuit het milieubeleid is de geïntegreerde gebiedsgerichte aanpak opgekomen (op maat gesneden beleid).
Niet langer wordt zo sectoraal, maar vooral sectoroverstijgend beleid ontwikkeld. In plaats van beleidsprocedures
te volgen, wordt de lokaal of regionaal gevoelde problematiek voorop gezet. Naast feiten en factoren, doen ook
actoren en hun meningen, opinies, behoeften, wensen, bezwaren, verhalen en visies er toe. Een vraagstuk wordt
niet binnen een bestaande beleidssector opgepakt, maar de verschillende beleidssectoren die relevant zijn voor
het vraagstuk worden gebundeld integrale aanpak.
Toelatingsplanologie nieuwe functies zijn alleen toegestaan als het plan dit toestaat.
Ontwikkelingsplanologie De gewenste ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken en bevorderen en niet (zo zeer)
de toekomst vastleggen en de ontwikkeling op slot doen.
4