Inleiding in de filosofie en ethiek
College 1 Inleiding onderzoeks-ethiek
Homo sapiens kunnen worden gezien als:
- Object: levend wezen, organisme, object van de biologie
- Subject: de mens als redelijk wezen, bestudeert en verandert de natuur, schept een wereld
van eigen makelij, waarvan wetenschap en techniek belangrijke dimensie vormen.
Antiek vs modern:
- Natuur = harmonie, orde, de mens moet zich richten op de natuur, want natuurlijk is goed.
- Cultuur (met name ethiek) behelst een breuk met de natuurtoestand. Van nature is het leven
gewelddadig, onrechtvaardig etc. Ethiek is een menselijke uitvinding, de rechtstaat is een
artefact.
Socrates is de grondlegger van het logisch, systematisch en nauwkeurig nadenken en stelde telkens
de volgende vragen: Waarom en wat is, wat zorgde voor ethische discussies.
Aristoteles maakt een onderscheid tussen natuur (leven) en cultuur (ethiek). Natuur is datgene wat
er uit eigen beweging is, zich volgens eigen wetten ontwikkelt, zonder ons toedoen. Ethiek, techniek
en cultuur is dat wat wij doen, maar zodanig dat we ons voegen naar de natuur. Dit noemt hij ‘handel
in overeenstemming met de natuur’ en ‘handel zoals een wijze persoon in een vergelijkbare
omstandigheid zou handelen’ . Het goede is het goede missen tussen overmaat en tekort. Daarbij gaf
hij telkens voorbeelden, waarbij een hyperbool-meson-ellips centraal stonden (verspilling-
vrijgevigheid-zuinigheid).
Natuur als norm:
Neiging Plicht
Streven naar zelfbehoud Respect voor het leven (beschermwaardigheid)
Het lichaam streeft naar gezondheid Gezondheid is goed, ziekte een kwaad
Streven naar voortplanting Huwelijk, gezin, opvoeding
(verantwoordelijkheid)
Streven naar kennis Kennis is goed, onwetendheid slecht
Mens van nature een sociaal dier Participatie in de samenleving
(verantwoordelijkheid)
Rentmeesterschap: we hebben de dingen in beheer, niet in bezit. We hebben ons lichaam in beheer,
niet in bezig (lichaam als geschenk), uitgaande van de integriteit (heelheid, gaafheid) van het
lichaam.
Verlichting: vertrouwen in wetenschap, vertrouwen in rationaliteit van de mens, met een nadruk op
autonomie (vrijheid). Filosofie is een kritische wetenschap.
Kant is van mening dat de mens vrij is. Vrijheid (autonomie) is het vermogen om in overeenstemming
met jouw plichtsbesef te handelen (het moet dus het kan), uit het feit dat we onszelf en anderen
bekritiseren volgt dat we vrij (autonoom) zijn.