Algemene (ergotherapeutische) kennis
Kennis die het mogelijk maakt om de verschillende competenties een goede invulling te geven
Beheersniveau Past standaard methodes of (deel)procedures toe.
opleidingsbekwaam (handelt systematisch of doelgericht).
Licht eigen professioneel handelen toe vanuit beroepskennis (theorie, modellen) en inzicht en vanuit
beschikbaar bewijs.
Toont professioneel handelen in specifieke, soortgelijke (gesimuleerde) beroepssituaties
(overzichtelijk, bekend en met beperkte diversiteit) (herhalen).
Leerdoelen cursus Percentage
De student beschrijft het doel, de werkwijze, de toepassing en de assen van de DSM IV/5. 41%
Doel: Oorspronkelijk was het handboek bedoeld om eenheid te brengen in de vele interpretaties van
diagnoses.
(Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van
psychiatrische aandoeningen.)
o DSM 5 heeft geen assenstelsel meer
o oude diagnoses (zoals ASS) verdwijnen
o NOS wordt NED
o nieuwe ziektebeelden (internet gaming disorder)
o Up to date (nieuwe kennis aangepast en toegevoegd en zelfs verwijderd)
o De DSM-5 kent drie secties:
Sectie 1 geeft uitleg over de gebruikte indeling.
Sectie 2 omvat 20 hoofdcategorieën met diagnoses, zoals ‘ Schizofreniespectrum en
andere psychotische stoornissen’, ‘Bipolaire en gerelateerde stoornissen’ en
‘Depressieve stoornissen’, etcetera.
De derde sectie bevat classificaties die (nog) niet zijn opgenomen in sectie 2, zoals
internet gaming disorder en non suicidal self-injury. De samenstellers vinden dat
meer onderzoek nodig is, voordat deze zijn te kwalificeren als aparte diagnoses.
o Bij elke diagnose moet worden nagegaan welke ‘instandhoudende factoren’ aanwezig zijn
(individuele verschillen):
is de patiënt syntoon of dystoon, dat wil zeggen heeft hij ziekte-inzicht en motivatie?
is er sprake van comorbiditeit en suïcidaliteit?
wat is de invloed van leeftijd, geslacht en cultuur?
hoe hoog is de lijdensdruk, te scoren op een schaal 0-3 volgens de ‘severity index of
impairment’.
o Er zijn zogenaamde risico-syndromen toegevoegd aan de DSM-5 (ggztotaal.nl)
Assen DSM IV:
I: klinische syndromen (psychiatrisch)
II: persoonlijkheidsstoornissen
III: lichamelijke aandoeningen (somatisch)
IV: psychosociale problemen (beperkende factoren)
V: globaal functioneren (geen suïcidaal) (GAF-score)
De student beschrijft het doel, de werkwijze en de toepassing van de ICD-10 classificatie.
International Classification of Diseases and Related Health Problems
De classificatie is de internationale standaardindeling van diagnostische termen voor de epidemiologie en
andere doeleinden van gezondheidsmanagement.
Deze doeleinden omvatten de analyse van de algemene gezondheidstoestand van bevolkingsgroepen en
het monitoren van de incidentie en prevalentie van ziekten en andere gezondheidsproblemen in relatie tot
andere variabelen, zoals de kenmerken en omstandigheden van de individuen die zijn aangedaan. De ICD
wordt gebruikt om ziekten en andere gezondheidsproblemen te klasseren die in allerlei dossiers worden
vastgelegd, doodscertificaten en ziekenhuisdossiers daarbij inbegrepen. Aanvullend op de mogelijkheid tot
,opslag en terugvinden van diagnostische informatie voor klinische en epidemiologische doeleinden, vormen
deze dossiers ook de basis voor de verzameling van nationale mortaliteits- en morbiditeitsstatistieken door
de WHO.
Hoofdstuk Categorie Omschrijving
I A00-B99 Infectieziekten en parasitaire aandoeningen
II C00-D48 nieuwvormingen
Ziekten van bloed en bloedvormende organen en bepaalde aandoeningen van het
III D50-D89
immuunsysteem
IV E00-E90 Endocriene ziekten en voedings- en stofwisselingsstoornissen
V F00-F99 Psychische stoornissen en gedragsstoornissen
VI G00-G99 Ziekten van zenuwstelsel
VII H00-H59 Ziekten van oog en adnexen
VIII H60-H95 Ziekten van oor en processus mastoideus
IX I00-I99 Ziekten van hart en vaatstelsel
X J00-J99 Ziekten van ademhalingsstelsel
XI K00-K93 Ziekten van spijsverteringsstelsel
XII L00-L99 Ziekten van huid en subcutis
XIII M00-M99 Ziekten van botspierstelsel en bindweefsel
XIV N00-N99 Ziekten van urogenitaal stelsel
XV O00-O99 Zwangerschap, bevalling en kraambed
XVI P00-P96 Bepaalde aandoeningen die hun oorsprong hebben in perinatale periode
XVII Q00-Q99 Congenitale afwijkingen, misvormingen en chromosoomafwijkingen
Symptomen, afwijkende klinische bevindingen en laboratoriumuitslagen, niet elders
XVIII R00-R99
geclassificeerd
XIX S00-T98 Letsel, vergiftiging en bepaalde andere gevolgen van uitwendige oorzaken
XX V01-Y98 Uitwendige oorzaken van ziekte en sterfte
Factoren die de gezondheidstoestand beïnvloeden en contacten met
XXI Z00-Z99
gezondheidszorg
XXII U00-U99 Coderingen voor speciale doeleinden
De student beschrijft het doel en de missie van verschillende internationale (ergotherapeutische)
beroepsverenigingen en netwerken (ENOTHE, COTEC, WFOT en WHO).
Wat is ENOTHE? (doel en missie)
Doel: Curricula Europese opleidingen harmoniseren
Missie: De missie van ENOTHE is dat alle Europese landen dezelfde ergotherapie onderwijs krijgen.
Wat is COTEC? (doel en missie)
Doel: Benadrukt het belang van de bijdrage van de ergotherapeut wereldwijd & beoordeelt het niveau van
opleidingen.
Missie: promoot en support de ontwikkeling, mobiliteit en de uitvoering van ergotherapie in alle Europese
landen.
,Wat is WFOT? (Doel en missie)
Doel: de WFOT heeft een aantal prioriteiten vastgesteld:
Promote health, occupation and participation within a global perspective
Increase and maintain the awareness, understanding and use of the services of occupational therapist by
government, employers and the wider community through collaborative action
Develop and promote a standard of excellence in occupational therapy practice.
Ensure the ongoing development and quality education and research of occupational therapists
worldwide.
Develop and maintain WFOT as an efficient and effective organisation.
World Federation of Occupational Therapists (WFOT). Deze internationale federatie behartigt de belangen en
promoot de ergotherapie op wereldvlak. Ze werd opgericht in 1952. Momenteel zijn meer dan 60 landen lid van
de Wereldfederatie. De WFOT werkt nauw samen met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en met
verschillende internationale niet-gouvernementele gezondheidsorganisaties.
Wat is WHO? (doel en missie)
Ons doel is om een betere, gezondere toekomst te bouwen voor mensen over de hele wereld. Werken via
kantoren in meer dan 150 landen, de WHO-medewerkers werken zij aan zij met overheden en andere partners
om het hoogst haalbare niveau van gezondheid voor alle mensen te garanderen.
Samen streven we ernaar om de bestrijding van ziekten - besmettelijke ziekten zoals griep en HIV en degenen
zoals kanker en hart- en vaatziekten. Wij helpen moeders en kinderen overleven en gedijen, zodat ze kunnen
zich verheugen op een gezonde oude dag. Wij zorgen voor de veiligheid van de lucht mensen inademen, het
voedsel dat ze eten, het water dat ze drinken - en geneesmiddelen en vaccins die ze nodig hebben.
De student beschrijft veroudering vanuit verschillende perspectieven (lichamelijk, sociaal,
psychologisch)
Biologisch/lichamelijk:
- Op celniveau
- Artrose
Cognitief:
- Langzaam denken
- Vergeetachtig
Psychologisch:
- Wijsheid
- Omgaan met ..
Sociaal:
- Vereenzaming
- Network
Sociaaleconomische status (SES)
Inkomen
Netwerk
gezondheidsproblemen
, De student benoemt de relatie tussen de begrippen vitaal-kwetsbaarheid-ziek
Vitaal –(preventie)- kwetsbaar –(interventie)- ziek
Ouderen hebben beperkte reservecapaciteit en bevinden zich altijd ergens op deze lijn. Soms tijdelijk en
anders langdurig. (tijdelijk nieuwe heup)
De student benoemt aandachtspunten voor ergotherapeutische zorg voor ouderen.
Generaties:
- vooroorlogse generatie <1930 (zuinig)
- stille generatie 1930-1940 (zuilen)
- protestgeneratie 1940-1955 (babyboom, ontzuiling, meer welvaart, mondiger)
- verloren generatie 1955-1970 (jeugdwerkloosheid)
- pragmatische generatie >1970 (welvaart weer groter)
Aandachtspunten:
- aanpassen aan tempo en leefwereld
- rekening houden met multipathologie
- meer compensatie, minder herstel: toepassen technologische ondersteuning
- mantelzorger betrekken
- begeleiding en advies bij dementie
De student beschrijft de bouw en de functie van het schouderkapsel en het rotatoren manchet =
Rotatorcuff.
rotatorcuff = infraspinatus, teres minor, supraspinatus, subscapularis.
Kop in kom houden, stabiliteit
Hoe is het kapsel gerelateerd aan het rotatorenmanchet?
het kapsel zit met elkaar vergroeid
De student benoemt de bewegingsmogelijkheden van de gewrichten in Latijnse termen.
Exo/endorotatie
abductie/adductie
elevatie/depressive
Schouder (art. humeri of art. glenohumerale):
Anteflexie 90-100°
(daarna tot 180°m.b.v. elevatie)
Retroflexie 60°
Abductie 80°- 90°
(daarna tot 180°m.b.v. elevatie)
Adductie 45°
Exorotatie 90°
Endorotatie 90°
Capsulair patroon =
exorotatie >abductie > endorotatie (ook in deze volgorde onderzoeken dus)
elleboog (art. cubiti & art. radio-ulnaris):
Flexie 150°
Extensie 0° - 10°
Pronatie 70° - 90°
Supinatie 85° - 90°
Capsulair patroon =
flexie > extensie en supinatie > pronatie