SAMENVATTING
RECHTSGESCHIEDENIS
Tilburg University 2016-2017
Sebastian Rollé
,Inhoud
Chronologie ............................................................................................................................................. 2
Broers 2012, Geschiedenis van het straf- en schadevergoedingsrecht ............................................ 3
Hoorcollege 1 - Introductie / Het strafrecht der Romeinen I .................................................................. 3
Hoorcollege 2 – Het strafrecht der Romeinen II ..................................................................................... 8
Hoorcollege 3 – Het strafrecht der Germanen........................................................................................ 9
Hoorcollege 4 – Van accusatoir naar inquisitoir strafproces I .............................................................. 14
Hoorcollege 5 – Van accusatoir naar inquisitoir strafproces II ............................................................. 19
Hoorcollege 6 – Civiele, ordinaire en extraordinaire strafprocessen.................................................... 20
Hoorcollege 7 – Civiele acties van de gelaedeerde partij ..................................................................... 25
Hoorcollege 8 – Van daadstrafrecht naar schuldstrafrecht I ................................................................ 30
Hoorcollege 9 – Van daadstrafrecht naar schuldstrafrecht II ............................................................... 37
Hoorcollege 10 – Straffen en doeleinden ............................................................................................. 38
Hoorcollege 11 – Van gewoonterecht naar wettenrecht ..................................................................... 42
Broers 2003, Van plakkaat tot praktijk ........................................................................................ 46
Hoofdstuk 1 – Inleiding ......................................................................................................................... 46
Hoofdstuk 2 – Delicten tegen het leven ................................................................................................ 46
Hoofdstuk 3 – Delicten tegen het lichaam ............................................................................................ 48
Hoofdstuk 4 – Delicten tegen de eer en goede naam ........................................................................... 49
Hoofdstuk 5 – Zedendelicten ................................................................................................................ 49
Hoofdstuk 6 – Vagebondisme en bedelarij ........................................................................................... 50
Hoofdstuk 7 – Valsheidsdelicten ........................................................................................................... 50
,Chronologie
Romeinse Tijd
Koninkrijk ca. 650 – 509 v. Chr. }
} archaïsch
Republiek } recht
> Vroege Republiek 509 – 264 v. Chr. }
> Late Republiek 264 – 27 v. Chr. } voorklassiek
recht
Keizertijd
> Vroege Keizertijd (Principaat) } klassiek
27 v. Chr. – 284 n. Chr. } recht
> Late Keizertijd (Dominaat) } naklassiek
284 -565 n. Chr. } recht
Germaanse Tijd 0-500 (Oudheid)
Frankische Tijd 500-1000 (Vroege Middeleeuwen)
Landsheerlijke Tijd 1000-1500 (Late Middeleeuwen)
> Bourgondisch-Habsburgse periode (1) 1400-1581
Renaissance van de Twaalfde Eeuw
Herontdekking van het Romeinse recht
Corpus iuris civilis
Ontwikkeling van het kerkelijke recht
Corpus iuris canonici
Het Geleerde Recht
De Beide Rechten
Ius Commune Ius Proprium
Nieuwe Tijd 1500-1800
> Bourgondisch-Habsburgse periode (2) 1400-1581
> Republiek der Verenigde Nederlanden 1581-1795
Nieuwste Tijd 1800-1945
2
,Broers 2012, Geschiedenis van het straf- en schadevergoedingsrecht
Hoorcollege 1 - Introductie / Het strafrecht der Romeinen I
Broers hfd. 1
Inleiding
De geleidelijke ontwikkeling van het Romeinse recht (in meer dan 1000 jaar) heeft als belangrijke
markeerpunten de Wet der Twaalf Tafelen, waarin halverwege de 5e eeuw het oorspronkelijke
gewoonterecht van de Romeinen werd opgetekend, en het Corpus iuris civilis, zoals men later de
omvangrijke codificatie van het Romeinse recht door keizer Justinianus in de eerste helft v.d. 6e eeuw
is gaan noemen.
Privaat en publiek strafrecht
Aanvankelijk bestond het Romeinse recht tijdens de Koningstijd (650-509 v. Chr.) en de Vroege
Republiek (509-264 v. Chr) uit ongeschreven rechtsgewoonten (de mores maiorum). Binnen dit
gewoonterecht werd onderscheid gemaakt tussen enerzijds regels m.b.t. het fas (goddelijke recht)
en anderzijds regels m.b.t. ius (menselijke recht). Het fas was het recht dat door de goden aan de
mensen was gegeven om de relatie tussen de goden en mensen te reguleren. Het ius daarentegen
werd door de mensen zelf gemaakt, om onderlinge verhoudingen te reguleren. Dit menselijke recht
werd ook wel ius civile genoemd, omdat het het recht was van de burgers.
Overtrad iemand de regels van het fas, dan werd hiertegen door of namens de gehele gemeenschap
opgetreden, om zo de goden weer gunstig te stemmen. Werden de regels van het ius overtreden,
dan ging het niet de hele gemeenschap aan, maar was het een zaak tussen enkel de beide betrokken
famillies. Er was dan sprake van insuria (onrecht).
Dit verschil tussen ius en fas groeide later uit tot het onderscheid tussen privaat en publiekrecht. Het
Romeinse strafrecht viel daarmee dus deels onder het publiekrecht en deels onder het privaatrecht.
Vergelding van private delicten
Een aantal delicten werd geacht inbreuk te maken op de belangen v.d. privépersoon en de familie
waartoe hij behoorde. Daardoor was het aan de gelaedeerde om tegen een dergelijk delictum
privatum actie te ondernemen en zo het onrecht te vergelden.
Aanvankelijk stond deze actie in het teken van wraakneming: de gelaedeerde had het recht om de
dader in zijn macht te brengen en wraak te nemen. In het vroegste stadium kon dit zelfs het doden
van de tegenpartij inhouden. Geleidelijk aan zijn de mogelijkheden tot eigenrichting ingeperkt.
Wraakneming moest bijv. geschieden naar evenredigheid (talio). Ook werd mogelijkheid ingevoerd
om weerwraak te nemen, en om het conflict vreedzaam op te lossen (pacere), families konden tot
financieel akkoord komen en vrede sluiten. Uiteindelijk werd die schikking door de overheid verplicht
gesteld. Toen de Wet der Twaalf Tafelen werd afgekondigd, was het wraakrecht al sterk
teruggedrongen.
Poenale acties door het slachtoffer
Tussen de pleger v.e. privaat delict en het slachtoffer ontstond een verbintenis met als inhoud de
betaling van een zeker geldbedrag. Dit geldbedrag werd poena genoemd (straf, geldboete). De
betaling ervan strekte dus tot vergelding en niet tot schadevergoeding.
3
, Om dat bedrag betaald te krijgen, diende het slachtoffer een civiele procedure tegen de dader aan te
spannen middels een actio poenalis. De regels van het ius civile werden door het praetorische recht
(ius praetorium) aangevuld vanaf de 3e n.Chr. Dit leidde tot het herzien van private delicten, waarbij
ieder delict een spcifieke poenale actie kreeg, ook werden nieuwe delicten opgesteld.
Diefstal en roof
De Wet der Twaalf Tafelen had meerdere bepalingen omtrent diefstals (furtum). O.g.v. art. 12 tafel 8
was het oude, ongelimiteerde wraakrecht nog van toepassing in geval v.e. nachtelijke diefstal op
heterdaad. Als het overdag op heterdaad was, dan diende het slachtoffer hem te overmeesteren en
mocht hij hem alleen doden als de ander zich verzette en zich gewapenderhand verdedigde. In beide
gevallen moest eerst met een noodkreet familie gealarmeerd worden, om zo rechtmatigheid
optreden slachtoffer aan te tonen. Verzette de dief zich niet, dan moest hij overgedragen worden
aan de magistraat, die hem liet geselen en toewees als slaaf aan slachtoffer. Was het al een slaaf, dan
werd deze ‘tegen de rotsen te pletter geworpen’.
Was geen sprake van heterdaad, dan moest die door de rechter veroordeeld worden tot betalen van
geldboete aan wederpartij ter hoogte van tweemaal de waarde van de ontvreemde zaak. Later werd
ook voor diefstal op heterdaad de geldboete ingevoerd en het oude wraakrecht verdween. Ook werd
de kring van personen uitgebreid: nu konden ook de bruiklener, huurder of pandhouder een actio
furti instellen tegen de dief.
Het slachtoffer van diefstal kon ook, naast de boete, de zaak revindiceren (revindicatio), compensatie
voor verlies van de zaak eisen (condictio ex causa furtiva). Dit was een zuivere schadevergoeding, in
plaats van een strafsanctie.
Ook was er een voorziening voor een gekwalificeerde vorm van diefstal: roof (rapina). Waar de dief
zich heimelijk andermans eigendommen toeeigende, was dit bij roof met geweld, vaak in een
bendevorm. Slachtoffer van een roofoverval kon elk van de rovers in rehte dagen en aanspreken
voor het viervoudige van wat de zaak waard was (actio vi bonum raptorum). Elk van de rovers was
voor het geheel aansprakelijk te stellen. De actie wegens roof was een zuiver poenale actie. Dus
cumuleerbaar met revindicatie of schadevergoeding ter compensatie van verlies v.d. zaak.
Verwonding en belediging
Art. 4 tafel 8 was een regeling voor het delict iniuria (geringe kwetsuur). Hij die het slachtoffer v.e.
dergelijke fysieke aanranding was geworden, kon dader door rechter geldboete vorderen. Aan het
eind van de 3e eeuw v.Chr. was deze bepaling aan vervanging toe. Hiertoe werd een nieuwe actie
geïntroduceerd voor het delict iniuria: de actio iniuriarum aestumatoriae. Het door het slachtoffer
ondervonden leed werd op een zeker geldbedrag geschad, dat door de rechter kon worden
gematigd.
Waar deze procedure eerst was gericht op lichte kwetsuren, werd dit later elke vorm van fysieke
kwetsing van een vrij persoon, inclusief zware verwondingen. Hierbij lag het accent op de contumelia
die daarin besloten lag: de opzettelijke vernedering, bewuste minachting van iemand.
Ook werden acties mogelijk die zagen op psyschische kwetsing: convicium (openbare scheldpartij
door meerdere personen), adtemptata pudicitia (onzedelijke bejegening v.e. vrouw of jongeling) en
infamatio (aantasting van iemands goede naam of eer).
In het begin van de 1e eeuw n.Chr. gaf elke door woorden of feiten toegevoegde krenking, elke
aantasting van iemands fysieke of psychische integriteit aanleiding tot een actio iniuriarum
aestumatoria vanwege het slachtoffer.
4