cetirus paribus: alle overige vraagbepalende factoren blijven onveranderd
Concrete markt vragers en aanbieders op bepaalde plek direct met elkaar handelen.
Abstracte markt het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product.
Belangrijke functie van een markt is prijsvorming.
Omzet berekenen: omzet =P ×q (p = prijs q = afzet (hoeveelheid))
bij de goederenmarkt is de koper de vrager en de verkoper de aanbieder.
Vraag:
negatief verband tussen prijs en hoeveelheid; als de prijs stijgt dan daalt de hoeveelheid.
Verschuiving over of langs de vraaglijn komt door een verandering van P of Q
verandering van een variabele
Verschuiving van de vraaglijn komt door een verandering in voorkeur, inkomen of smaak.
verandering van een constante
Om een collectieve vraaglijn (gezamenlijke vraag van alle consumenten) te maken moet je de
individuele vraaglijn van alle vragers samen voegen.
Ook individuele vraagfuncties kunnen worden samengevoegd tot een collectieve vraagfunctie. Dit
doe je door de individuele vraagfuncties bij elkaar op te tellen. Het kan zijn dat de collectieve
vraagfunctie bestaat uit 2 functies, één waarbij de individuele vraagfuncties zijn opgeteld en een
individuele.
Aanbod
positief verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid. Hoe hoger de prijs van een product des te
aantrekkelijker het is om het aan te bieden, omdat als de (verkoop)prijs stijgt neemt de winstmarge
toe.
Het verband tussen de prijs en aanbod door een producent wordt weergegeven door de individuele
aanbodfunctie. De aanbodlijn loopt door tot opslagcapaciteit (hoeveel producten er maximaal
opgeslagen kunnen worden) is bereikt.
de prijselasticiteit van aanbod (Ea) geeft aan hoe sterk het aanbod reageert op veranderingen van
de prijs.
% ∆ aanbod
Formule: Ea=
% ∆ prijs
Als de prijs van een product veranderd vind er alleen een verandering langs/over vraaglijn plaats.
als overige factoren veranderd (dus niet de prijs), zal de aanbodlijn naar links of rechts verschuiven.
Collectieve aanbodfunctie krijg je door al het aanbod van een bepaald product bij elkaar op te tellen.
de collectieve aanbodlijn zal verschuiven als het aantal aanbieders veranderd
,Prijselasticiteit:
Om te achterhalen hoe de vraag reageert op een prijsverandering wordt er gebruik gebraakt van de
prijselasticiteit van de vraag. Ev geeft aan hoe sterk de vraag reageert op een prijsverandering.
% ∆ vraag ( gevolg)
Formule prijselasticiteit: Ev=
% ∆ prijs (oorzaak )
nieuw−oud
Procentuele vraag of prijsverandering berekenen door: × 100
oud
Bij een sterke reactie is het getal groter dan 1
en bij een zwakke reactie is het getal kleiner
dan 1.
Je kijkt naar de absolute waarde van de
elasticiteit, dus los van het min teken.
Prijselasticiteit wordt bepaald door het verschil in koopgedrag van jongere en oudere consumenten.
Maar ook door de aard van het goed zelf leidt tot een verschil in prijsgevoeligheid:
- primaire goederen: goederen die niet gemist kunnen worden
- luxe goederen: goederen die niet noodzakelijk zijn voor ons levensonderhoud
Kruislingse prijselasticiteit (Ek) van de vraag geeft weer hoe de vraag van het een product reageert
op een prijsverandering van een ander product.
% ∆ vraag q 1
formule: Ek=
% ∆ prijs q 2
Subsitutie goederen: goederen die elkaar
kunnen vervangen
complementaire goederen: goederen die elkaar
aanvullen
Inkomenselasticiteit (Ey) geeft weer hoe de vraag van een product reageert op de verandering van
inkomen.
% ∆ vraag
formule: Ey=
% ∆ inkomen
Noodzakelijke goederen:, goederen die men sowieso wel koopt (inelastisch)
Luxegoederen: goederen waarvan men meer koopt als het inkomen stijgt en minder als het inkomen
daalt (elastisch). Omdat ze pas worden gekocht vanaf een bepaald inkomen is er: drempelinkomen.
Inferieure goederen: een goed waarvan de consument minder gaat kopen als zijn inkomen stijgt en
waarvan hij meer gaat kopen als zijn inkomen daalt.
Indifferente goederen: bij deze goederen hang de vraag ernaar niet af van het inkomen
Vanaf het verzadigingsinkomen leidt een
inkomensstijging niet tot een verdere toename
,van de gevraagde hoeveelheid.
Productieproces:
De weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct is voor te stellen met de bedrijfskolom.
Het bestaat uit verschillende schakels die nodig zijn bij de productie van een product. Tussen de
schakels van de bedrijfskolom bevind zich een markt.
Verschillende keuzes:
Specialisatie: een bedrijf stoot activiteiten af naar een andere bedrijfskolom en hij gaat zich
focussen op een kleiner deel van een markt in een bedrijfskolom
Parallellisatie: een bedrijf is of gaat actief worden in andere bedrijfskolommen.
(verticale) integratie: het opnemen of omvatten van meerdere schakels uit de eigen
bedrijfskolom.
Differentiatie: het afstoten van een bedrijfstak binnen een bedrijfskolom
Redenen integreren: - het wegnemen van onzekerheid
- overname van leverancier is soms goedkoper
- lagere transitie kosten: als de marktprijs plus de transactiekosten hoger zijn
dan de kosten dan het zelf maken van het product is het voordelig.
- het kan ook een oplossing zijn bij problemen tussen leverancier en fabrikant
Verzonken kosten: kosten die je niet meer kan terugverdienen als de productie stopt.
transactie kosten: alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand te brengen/af te wikkelen.
berovingsprobleem: ontstaat als na het afsluiten van een contract de machtsverhoudingen tussen de
contractpartijen veranderen.
Productiekosten
Winstmarge = de winst per eenheid product; het verschil tussen de verkoopprijs en kostprijs van een
product.
Kosten die niet veranderen als de productie (q) verandert zijn de constante kosten of vaste kosten.
Alle constanten kosten samen zijn de totale constante kosten (TCK).
Kosten dei veranderen als de productie (q) verandert zijn de variabele kosten. Alle variabele kosten
samen zijn de totale variabele kosten (TVK).
Totale constante kosten: TCK
Totale variabele kosten: TVK =GVK × q
TCK
De gemiddelde constante kosten berekenen: GCK =
q
TVK
De gemiddelde variabele kosten berekenen: GVK =
q
De totale kosten berekenen: TK=TVK +TCK
De gemiddelde totale kosten berekenen: GTK =GVK +GCK of GTK =TK /q
GTK = kostprijs
Proportioneel variabel = de variabele kosten blijven gelijk bij een stijgende productie
Progressief variabel = de variabele kosten stijgen bij een stijgende productie
Degressief variabel = de variabele kosten dalen bij een stijgende productie
, Afkortingen:
TCK = totale constante kosten
TVK = totale variabele kosten
TO = totale opbrengst = omzet
TK = totale kosten
TW = totale winst
q = afzet = geproduceerde hoeveelheid
P = prijs = gemiddelde opbrengst = GO
GTK = gemiddelde totale kosten = totale kosten per product = kostprijs
GW = gemiddelde winst = totale winst per product = winstmarge
Formules:
TO = P*q
GTK = TK/q
TK = q * GTK
winst berekenen via:
opbrengsten en kosten: TW = TO – TK
via winstmarge: TW = q * (P – GTK)
De afzet waarbij de totale omzet gelijk is aan de totale kosten is de break-evenafzet. De bijhorende
omzet wordt de break-evenomzet genoemd. Hier is zijn totale opbrengst precies voldoende om alle
kosten te dekken (TO=TK).
Er zijn ondernemingen die streven naar maximale omzet of maximale afzet, maar meestal zal een
onderneming streven naar maximale winst.
Marginale analyse
De winstmarge is maximaal als de fabrikant de productiecapaciteit volledig benut.
Marginale kosten (MK): de extrakosten bij uitbreiding van de productieomvang met één eenheid
∆ TK
formule: MK =
∆q
Marginale opbrengst (MO): de extra opbrengsten bij uitbreiding van de productieomvang met één eenheid
formule: MO=∆ ¿ ¿
∆q
Marginale winst (MW): de extra winst bij uitbreiding van de productieomvang met één eenheid
∆ TW
formule: MW =
∆q
Als MO > MK dan zal de TW toenemen (winst kan toenemen bij extra productie)
Als MO < MK dan zal de TW afnemen (winst neemt af bij extra productie)
Als MO = MK dan zal de TW gelijk blijven (winst is maximaal)
In een grafiek wordt de kostprijs gevonden in het punt waar de MK-lijn de GTK-lijn snijd. De totale
winst is maximaal als de MO-lijn de MK-lijn snijd.
Wanneer is het verstandig de productie te stoppen. 3 opties:
Als P > GTK: blijven produceren, meer produceren levert meer winst op
Als GVK < P < GTK: tijdelijk doorgaan met produceren levert minder verlies op dan stoppen
Als P < GTK: stoppen met produceren, doorgaan levert meer verlies op dan stoppen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper barbaravandenberg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,39. Je zit daarna nergens aan vast.