Mens & Gedrag 2
Week 1
Videocollege – De basis van pedagogiek
- Pedagogiek
o Officieel: 'kinderleiding'
o Synoniemen (en toch niet helemaal; vormen samen de pedagogiek):
Opvoedkunde: vaardigheden van de opvoeder
Opvoedingsleer: kennis vergaren over opvoeden
Opvoedingswetenschap: het ontwikkelen van theorieën en methoden met
betrekking tot opvoeden
- Opvoeding is...
o "Alle omgang tussen ouder en kind waarbij gericht een relatie wordt aangegaan. In deze
omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht,
grenzen, instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing
komen en over het nodige zelfvertrouwen en de nodige zelfstandigheid beschikken om
richting te geven aan zijn verdere leven."
o Vier basisdimensies
Lopen in de praktijk erg door elkaar en kunnen voorwaarde voor elkaar zijn
Ondersteuning bieden
Het opvoedgedrag van de ouder dat liefde en zorg voor het kind
uitdrukt en dat zich richt op zijn fysieke en emotionele welzijn,
waardoor het zich begrepen en geaccepteerd voelt.
Kern: sensitief en responsief zijn
Gevolg: kind ontwikkelt basisvertrouwen naar anderen toe (vergelijk:
hechting)
Materieel (praktisch, tastbaar) versus immaterieel (liefde en zorg)
Instructie geven
Duidelijk maken wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht
wordt
Nodig voor het ontwikkelen van kennis en vaardigheden
Gevraagd en ongevraagd
Balans tussen het goede voorbeeld geven en ruimte bieden voor eigen
initiatief/experimenten belangrijk
Controle uitoefenen
Autoritaire controle: opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op
het kind om correct gedrag te vertonen
o Macht en gezag centraal
o Behoeften kind ondergeschikt aan ouders
o Weinig autonomie
Autoritatieve controle: de ouder geeft het kind informatie, instructie,
suggesties en aanwijzingen voor het gewenste gedrag
, o Openheid en uitleg geven
o Gelijkwaardigheid
Grenzen stellen
De wijze waarop de ouder het kind bestraft of beloont om gewenst
gedrag aan te leren
Bestraffen: niet uit frustratie/emotie en passend bij (leeftijd van) kind
Belangrijk: duidelijkheid en consequent zijn
Het kind leert zijn gedrag af te stemmen op anderen,
verantwoordelijkheid te nemen en om te gaan met maatschappelijke
eisen
o Meer zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen, minder afhankelijkheid
o Niet beperkt tot ouders, ook bijvoorbeeld leerkrachten kunnen hier een rol in spelen
- Opvoedingsdoelen
o Hoofddoel: het kind laten opgroeien tot een volwassen persoon die zich kan handhaven
in de maatschappij
o Zelfstandigheid
o Zelfredzaamheid
o Zelfvertrouwen
- Opvoeden als circulair proces
o De ouder is verantwoordelijk voor de opvoeding
o De ouder biedt het kind ondersteuning en instructie, controle en stelt grenzen
o Het kind kan rekenen op onvoorwaardelijke liefde van ouders/verzorgers
o Het kind leert zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen
o Nieuwe ontwikkelingsfase, nieuwe ontwikkelingstaak
Zie ook model in boek
o Per kind een andere 'aanpak' nodig
- Opvoedingsrelatie
o 3 kenmerken van ouderlijk opvoedgedrag die kans op veilige hechting vergroten
Sensitief
Responsief
Continuïteit en regelmaat
o Pedagogisch besef: weten wat belangrijk is voor je kind
Iedereen heeft eigen ideeën en verschillende mate van eigen behoeften
opzijzetten om aan behoeften van kind tegemoet te komen
o 4 niveaus met mogelijk effect op ontwikkeling
Egocentrisch: projectie [negatief]
Eigen behoeften en wensen projecteren op kind
"Ik wilde vroeger studeren, kreeg die kans niet, dus mijn kind moet wel
studeren en het liefst hoog eindigen"
Conventioneel: algemeenheden [negatief]
Niet kijken naar behoeften eigen kind, maar vooral uitgaan van het
algemene kind
"Kinderen horen nu eenmaal te luisteren"
Subjectief-individualistisch: uniciteit [positief]
Rekening houden met persoon van het kind, individueel gericht
"Mijn kind is uniek met eigen wensen en behoeften en daar kom ik zo
goed mogelijk aan tegemoet"
, Interactief: evenwicht [positief]
Voortdurend zoeken naar evenwicht tussen eigen behoeften en
behoeften van het kind
Persoon van kind versus buitenwereld en jij als persoon
Samenvatting – H1.1 t/m 1.5; 2.2; 2.3
Het begrip 'pedagogiek'
- Combinatie van
o Opvoedkunde: vaardigheden van de opvoeder
o Opvoedingsleer: vergaren van kennis over opvoeden
o Opvoedingswetenschap: ontwikkelen van theorieën en methoden over opvoeden
- Hulpwetenschappen: wetenschappen waaraan de pedagogiek zijn theoretische gegevens
ontleent, namelijk psychologie, sociologie, filosofie, theologie en andragogie
- Drie punten om te kunnen spreken van opvoeding
o Wederzijds respect tussen ouder en kind
o Kind ervaart vertrouwen bij, kan rekenen op, heeft vertrouwen in, voelt zich
geaccepteerd door en krijgt ondersteuning van ouder
o Kind wordt door ouder uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen en te
experimenteren met nieuwe dingen om vertrouwen in omgeving te krijgen
Vier basisdimensies van opvoeden (Rispens, Hermanss en Meeus)
- Ondersteuning bieden
o "Het opvoedgedrag van de ouder dat liefde en zorg voor het kind uitdrukt en dat zich
richt op zijn fysieke en mentale welzijn, waardoor het zich begrepen en geaccepteerd
voelt."
o Warmte en affectie, duidt op emotionele beschikbaarheid van ouder
o Responsiviteit (adequaat reageren) en sensitiviteit (signalen van kind opmerken)
o Belonen (psychisch/emotioneel en materieel), straffen en negeren
Belonen: handelingen die leiden tot een emotioneel prettig gevoel
Straffen: vereist consequent gedrag, niet uit frustratie opleggen, raadzaam om
na te bespreken en de bedoeling uit te leggen, gedragregulatie (over gedrag
leren nadenken)
o Materieel ondersteunen (schoolagenda, bijtring) en immaterieel/emotioneel (samen
iets doen, aanwijzingen en adviezen geven)
- Instructie geven
o Duidelijk maken aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht
wordt, ontwikkelen van kennis en vaardigheden
o Leren verantwoordelijk te zijn voor eigen beslissingen, strategieën om problemen op te
lossen, eigenheid ontwikkelen
o Kind overladen met instructies: geen eigen initiatieven durven ontplooien; niet durven
handelen i.v.m. te veel bezig zijn met wat de ouder zal denken
- Controle uitoefenen
o Autoritair/restrictieve controle: opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op het
kind om correct gedrag te vertonen. Eigen behoeften van kind ondergeschikt aan ouder.
Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verlangen. Strenge gedragsregels en striktheid.
Vaak gebruikgemaakt door ouders die waarde hechten aan rust, regelmaat,
gehoorzaamheid. Geen gelijkwaardigheid tussen ouder en kind.
, Negatieve invloed op ontwikkeling van het kind, dat vaak geen vorm kan geven
aan eigen wensen en verlangens.
o Autoritatieve aspecten
Uitleg geven aan het kind, eisen stellen aan zelfstandigheid
Informatie, instructie, suggesties en aanwijzingen voor gewenst gedrag
Sterk aanmoedigen om eigen handelen te onderzoeken en er
verantwoordelijkheid voor te nemen
Op basis van gelijkwaardigheid onderhandelen, belangenconflict vermijden en
rekening proberen te houden met specifieke persoonlijkheid van kind
Vaak positief effect: zelf de weg leren vinden in de richting van rijp gedrag
Belonen bij gewenst gedrag, straffen en uitleggen bij regelovertreding
Inductie: het gedrag van de ouder is erop gericht het kind zover te
krijgen dat het vrijwillig tegemoetkomt aan zijn wensen (zonder
belangenconflict conformistisch gedragen)
o Autoritair: onderdrukken negatief gedrag <-> autoritatief: stimuleren positief gedrag
- Grenzen stellen
o De wijze waarop een ouder straft of beloont om gewenst gedrag aan te leren
o Gedragsverandering door beïnvloeding (behaviorisme)
o Consequent gedrag van ouders vereist, maar ook respect houden voor autonomie van
het kind en kind gelegenheid bieden om op eigen wijze te ontwikkelen
o Met duidelijke grenzen voelt het kind zich serieus genomen en voelt het liefde en
betrokkenheid van ouder; leren omgaan met maatschappelijke eisen,
verantwoordelijkheid nemen en dragen voor eigen daden; leren grenzen aangeven en
daardoor corrigerend en aanvoelend optreden
Pedagogische opvoedingsdoelen
- Toepassen van opvoedingsdoelen is kenmerk van intentioneel opvoedgedrag
- Drie algemene opvoedingsdoelen
o Zelfstandigheid (individu): zelf keuzes maken, eigen leven leren leiden en eigen
mogelijkheden leren ontdekken
o Zelfredzaamheid (samenleving): keuzes kunnen maken en verantwoorden, mondigheid
en verantwoordelijkheid stimuleren, kind leert op een positieve manier vormgeven aan
toekomstige rol in samenleving
o Zelfvertrouwen (toekomst): bijdrage kunnen leveren aan de toekomst en in staat zijn
technische en praktische problemen op te lossen
- Mate van stimuleren voor opvoedingsdoelen is afhankelijk van leeftijd van kind
- Opvoedingsdoelen versterken elkaar: hoe meer een kind kan en mag doen, hoe zelfstandiger
het wordt, hoe meer zelfvertrouwen het heeft en hoe zelfredzamer het is
- Ook specifieke doelen die een ouder kan naleven, bijvoorbeeld: gehoorzaamheid, respect voor
ouders, goede schoolopleiding, trouw aan de familie, eerlijkheid, hulpvaardigheid, goede
manieren, enz.
Opvoeden als circulair proces
- Voorkomen van vicieuze cirkel/negatieve spiraal vraagt om creativiteit en inventiviteit ouder
- Sprake van actie en reactie in omgang tussen ouder en kind
- Vanuit ouder komt liefde, aandacht, geborgenheid, veiligheid, ondersteuning, instructie,
grenzen en controle, waarop het kind kan reageren met liefde en aangepast gedrag of boosheid
en tegenstribbelen: leidt tot interactie