Psychologie & Sociologie
Hoofdstuk 1: Gedrag en invloeden op gedrag
1.1 Psychologisch perspectief
Een psycholoog bestudeert het gedrag van mensen en probeert te verklaren waarom mensen doen
zoals ze doen. Psychologische kennis stelt je in staat meer oorzaken te koppelen aan bepaald gedrag.
Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van gedrag van mensen, van
de mentale processen die aan dat gedrag ten grondslag liggen en van de factoren die op gedrag van
invloed zijn.
De sociale psychologie is de psychologie die de wisselwerking tussen individu en zijn sociale
omgeving bestudeert → houdt zich bijvoorbeeld bezig met sociale beïnvloeding, macht &
leiderschap en met gedrag van mensen in groepen.
Sociologen houden zich bezig met het gedrag van mensen in grotere groepen. De sociologie
bestudeert de manier waarop mensen samenleven.
Kortom, psychologen richten zich op het gedrag van het individu en sociologen richten zich op het
gedrag van groepen mensen en op de manier waarop mensen samenleven.
1.2 Gedrag
Bij gedrag gaat het op handelingen of activiteiten van mensen die waarneembaar zijn of die je kunt
meten.
Psychologen onderzoeken niet alleen gedrag, maar ook de innerlijke processen die het gedrag
beïnvloeden. Veel gedrag is opzettelijk van aard → Je krijgt honger en maakt een broodje klaar.
Er zijn ook activiteiten die we onbewust uitvoeren, zoals het tikken met je voet op de grond. Voor
anderen is dit gedrag vaak wel waarneembaar. Reflexen zijn ook onbewuste (automatische)
activiteiten.
1.3 Factoren die gedrag beïnvloeden
Ons gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en omgevingsfactoren.
Figuur 1: Factoren die gedrag beïnvloeden
,Lichamelijke factoren die gedrag beïnvloeden
Bij lichamelijke factoren kun je in eerste instantie denken aan de rol van erfelijkheid. De genen
bepalen sterk het uiterlijk en het lichamelijk functioneren, maar zijn ook van invloed op persoonlijke
eigenschappen zoals muzikaliteit en intelligentie.
De sterkte van de erfelijke invloed is ook afhankelijk van de omgeving waarin iemand verkeert. Een
tweede belangrijke factor is het wel of niet goed functioneren van hersenen en het zenuwstelsel.
Psychische factoren die gedrag beïnvloeden
Lichamelijke factoren kunnen onze stemming, onze gevoelens, onze gedachten en ons gedrag
beïnvloeden. Maar anderzijds kunnen psychische factoren ook ons lichamelijk functioneren
beïnvloeden
Psychische factoren die gedrag beïnvloeden zijn bijvoorbeeld:
- Vermogens en leerervaring → intelligentie, ruimtelijk inzicht, muzikaal talent, technische
aanleg
- Persoonlijkheidseigenschappen → verschil tussen introvert en extravert
- Drijfveren → honger, dorst, seks, behoefte aan sociaal contact
- Attitudes (houdingen ten opzichte van jezelf, anderen en bepaalde onderwerpen) → je
denkt dat anderen vaak angstig zijn.
Ons zelfbeeld is ook een psychische factor te noemen, omdat de manier waarop je je jezelf ervaart
van invloed is op je denken, voelen en gedragen. Je zelfbeeld is gekoppeld aan je uiterlijk en
lichamelijk functioneren (fysieke factoren). Een negatief zelfbeeld kan leiden tot onzekerheid en
angst of tot het maken van (onnodige) vergissingen. Als je een positief zelfbeeld hebt opgebouwd,
ben je tevreden met jezelf en kun je meer ontspannen met anderen omgaan.
Sociale factoren die gedrag beïnvloeden
Dagelijks wordt je gedrag beïnvloedt door mensen. De mensen die de meeste invloed hebben zijn je
ouders, je partner en je kinderen. Ze behoren tot je primaire groep. Verder is de invloed belangrijk
van vrienden, huisgenoten en studievrienden. Hoe belangrijker bepaalde mensen voor je zijn, hoe
meer je je op hen zult richten. Hun mening over jou is belangrijk.
Je stemt je gedrag af op de verwachtingen en het gedrag van andere mensen. Andere mensen
fungeren ook vaak als imitatiemodel. Voor onze ouders zijn krachtige imitatiemodellen, maar ook
broers/zussen. Leerkrachten op school worden vanaf de kleutertijd in ons leven belangrijk. We
imiteren ze niet alleen, we identificeren ons vaak met hen → identificatiemodellen.
Een bijzondere sociale situatie is de werksituatie. Op je werk heb je ander contact met mensen dan in
je privésituatie. Het contact is vaak formeler en functioneler. Je ontmoet mensen dan in bepaalde
rollen. De rollen zijn gekoppeld aan de positie, plaats die je inneemt in de organisatie.
Veel mensen ontlenen hun eigen identiteit aan hun werksituatie. Als werk om de een of andere
reden wegvalt, kan dat leiden tot persoonlijke problemen.
Culturele en spirituele factoren die gedrag beïnvloeden
Vanaf onze kindertijd krijgen we te maken met opvattingen, waarden en normen die eigen zijn aan
de Nederlandse samenleving. Er zijn verschillen te signaleren in het gedrag tussen mensen uit
verschillende landen of culturen. Binnen een cultuur kunnen verschillende subculturen bestaan →
zigeuners of moslims. Maar ook het verschil tussen de cultuur van mensen in een stad of op het
platteland.
Mensen kunnen in hun gedrag sterk beïnvloed worden door hun geloofsovertuiging. Het aanhangen
van een bepaald geloof of een levensovertuiging kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor je
voedingsgewoonten of je gedrag in je vrije tijd. Spirituele factoren zijn moeilijk te scheiden van
sociale en culturele factoren.
,Fysische en geografische factoren die gedrag beïnvloeden
Fysische factoren die het gedrag beïnvloeden zijn bijvoorbeeld het jaargetijde en het klimaat. Op een
zonnige dag gaan ineens veel mensen wandelen of fietsen. Sommige mensen hebben in het najaar
last van depressieve buien.
Psychologische inzichten kunnen het leven aangenamer maken. Mensen ergeren zich bijvoorbeeld
vaak aan het lang blijven van stoplichten. Je kunt deze ergernis/boosheid verminderen door
bijvoorbeeld een wachttijdvoorspeller te installeren bij een stoplicht. Mensen krijgen dan het gevoel
dat ze meer controle hebben over de situatie.
Je gedrag wordt bewust en onbewust beïnvloed door mensen en groepen (sociale beïnvloeding),
maar ook door geuren, geluiden, verkeersborden en tal van andere prikkels.
1.4 Psychologische visies
De eerste wetenschappelijke psychologie ontstaat rond 1900. Men richt zich vooral op innerlijke
processen, zoals leren en onthouden.
Wundt (1832-1920) wordt beschouwd als de eerste experimentele psycholoog. Hij wil menselijke
vermogens (waarnemen, herinneren, leren) observeren en meten en maakt zelf allerlei instrumenten
daarvoor.
Ebbinghaus (1850-1909) is geïnteresseerd in het geheugen. Van hem is ook het begrip vergeetcurve
afkomstig. Je vergeet de eerste uren heel erg snel en daarna neemt het vergeten langzaam af.
James (1842-1910) ontwikkelt in de VS een meer functionele benadering.
Vergelijking met een auto:
Wundt → richt zich op de samenhangende onderdelen onder de motorkap
James → richt zich meer op de vraag: hoe werkt de auto?
James is van mening dat de psychologie moet verklaren hoe mensen zich (wel of juiste niet)
aanpassen aan de omgeving.
1.4.1 De eerste stroming: de pyschoanalyse
De Oostenrijkse arts Sigmund Freud (1856-1939) is de grondlegger van de eerste belangrijke
stroming in de psychologie: de psychoanlyse.
Freud gaat ervan uit dat onbewuste krachten een sterke invloed hebben. In het dagelijkse leven
spelen onbewuste driften een belangrijke rol. De eerste zes jaar van het leven ziet hij als bepalend
voor het leven. Om met anderen te kunnen samenleven moeten mensen leren hun onbewuste
lusten en impulsen te kanaliseren en sublimeren. Bij sublimeren worden seksuele en agressieve
lusten omgezet in sociaal geaccepteerd gedrag.
1.4.2 De tweede stroming: het behaviorisme
De Amerikaan John B. Watson (1878-1958) is de grondlegger van het behaviorisme. Watson vindt dat
de psycholoog waarneembaar gedrag moeten bestuderen omdat dat de enige objectieve manier is
om nuttige kennis over mensen te verkrijgen.
Behavioristen richten zich niet op innerlijke processen. Die vergelijken ze met een ‘black box’. Ze zijn
van mening dat omgevingsfactoren veel meer bepalend zijn voor gedrag dan erfelijke factoren.
Andere belangrijke vertegenwoordigers van het behaviorisme zijn de Rus Pavlov en de Amerikaan
Burrhus Skinner.
, 1.4.3 De derde stroming: de humanistische psychologie
De humanistische psychologie ontstond in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Abraham Maslow
(1908-1970) was aanvankelijk een behaviorist en deed veel onderzoeken met dieren.
Carl Rogers (1902-1987), een tweede belangrijke grondlegger van deze stroming, neemt de stelling
tegen de natuurwetenschappelijke benadering die de mens als een soort object beschouwen dat je
kunt ontleden en manipuleren. Rogers stelde de subjectieve wereld van de cliënt centraal.
Humanistisch psychologen zijn het niet eens met het psychoanalytisch uitgangspunt dat de mens
geregeerd zou worden door instincten en driften. Humanistisch psychologen vinden dat verder groei
in de volwassenheid mogelijk is en dat je je vrij kunt maken van beperkende invloeden.
Humanistische psychologen hebben een positieve kijk op de aard van mensen. De termen
zelfontplooiing of zelfactualisatie hebben we te danken aan de humanistische psychologie.
1.4.4 De vierde stroming: de cognitieve psychologie
De cognitief psycholoog vindt dat het behaviorisme geen verklaring biedt voor het denken, het leren
van taal en het nemen van besluiten. Cognitief psychologen richten zich wel op de binnenkant van de
black box, op de innerlijke processen. Kenmerkend voor mensen is het afstand kunnen nemen en het
flexibel kunnen omgaan met situaties.
Cognitie heeft te maken met het denken en weten (kennis en inzicht). Psychologen gebruiken een
ruimere definitie van cognitie. Het gaat niet alleen om kennis en inzicht, maar ook om
verwachtingen, voorstellingen en overtuigingen.
1.4.5 De vijfde stroming: de positieve psychologie
Deze nieuwe stroming wil een bijdrage leveren aan het optimaal functioneren van mensen en
groepen. Het accent wordt gelegd op alles wat goed gaat, op sterke kanten en op de mogelijkheden
voor verder ontwikkeling. Men wil graag weten welke zaken leiden tot geluk of welzijn. Oprichters
zijn: Seligman en Csikszentmihalyi (2000)
Seligman → ontwikkelt ook enkele eenvoudige oefeningen die kunnen leiden tot positieve
ervaringen.
Csikszentmihalyi → bekend geworden door zijn onderzoek naar Flow → volledig opgaan in een
activiteit.
De positieve psychologie bouwt voort op de humanistische psychologie, die groei, verandering en
zelfactualisatie van mensen benadrukt. Beide stromingen geven aan dat je ook zelf in staat bent om
een deel van je geluk te bepalen. Positief psychologen doen meer wetenschappelijk onderzoek.
Ontwikkelen meetinstrumenten en experimenteren. Inmiddels blijkt uit onderzoekingen dat
welbevinden (welzijn) goed is voor het functioneren van mensen, groepen en organisaties. Ook het
immuniteitssysteem wordt door welbevinden gunstig beïnvloedt. Dus je wordt minder snel ziek als je
je gelukkig voelt.