BOK Farmacologie 1 studiejaar 2022-2023
Thema Algemene farmacologie, cellen en organen
Je kunt een definitie geven van anatomie, fysiologie, pathologie en farmacologie
(farmacokinetiek en farmacodynamiek).
Anatomie: De anatomie houdt zich bezig met het bestuderen van de bouw van het menselijk
lichaam. Word aan het hand van het niveau waarop de bouw ervan word onderzocht, onderverdeeld
in macroscopische anatomie en microscopische anatomie.
Fysiologie: Onder fysiologie verstaan we de wetenschap van de verrichtingen van het menselijk
lichaam en de functies van de verschillende onderdelen.
Pathologie: Wordt ook wel 'ziekteleer' genoemd. Het is een medisch specialisme dat zich bezighoudt
met het diagnosticeren (vaststellen) van ziekten. Daarnaast bestaat het vakgebied uit het
onderzoeken van oorzaken en mechanismen voor het ontstaan van ziektes.
Farmalogie:
Farmacokinetiek: Bestudeert wat er in het lichaam met een geneesmiddel gebeurd.
Farmacodynamiek: Heeft betrekking op de effecten van geneesmiddelen op het lichaam
Je kunt de verschillende organisatieniveaus van het menselijk lichaam benoemen: chemisch
niveau, celniveau, weefselniveau, orgaanniveau en niveau van orgaanstelsel.
Chemisch of muluculair niveau zijn atomen, celniveau is als verschillende moleculen samenwerken,
verschillende cellen samen werken is weefselniveau, verschillende weefsels samenwerken is
orgaanniveau, als meerdere organen samenwerken dan hebben we het orgaanstelsel, orgaanstelsels
bij elkaar vormen het niveau van organisme
Je kunt van de volgende orgaanstelsels de organen benoemen en de functie uitleggen: huid,
zenuwstelsel, hormoonstelsel, cardiovasculaire stelsel, ademhalingsstelsel,
spijsverteringsstelsel.
Zenuwstelsel: Maakt onmiddelijke reactie op prikkels mogelijk, meestal door het coordineren van de
activiteiten van andere orgaanstelsels. Levert en interperteert sensorische informatie over interne en
extrerne omstandigheden
Hersenen: Deel van het centrale zenuwstelsel in de schedelholte.
Ruggenmerg: Deel van het centrale zenuwstelsel binnen de wervelkolom.
Zenuw: Bundel uitlopers van zenuwcellen, omgeven door bindweefsel.
De hersenen en de ruggengraat vormen het centrale deel. Het perifere deel is de verbinding tussen
het centrale stelsel, de spieren en de organen
Hormoonstelsel:
Deze klieren geven hormonen af aan het bloed. Je hebt hormonen die de groei beïnvloeden, je hebt
hormonen die invloed hebben op de voortplanting en je hebt bijvoorbeeld hormomen die effect
hebben op de stofwisseling. Regelen: temperatuur, bewustzijn, ademhaling, bloeddruk, hartslag,
spijsvertering, slapen en voortplanting.
Hypofyse: De hypofyse controleert de werking van een aantal hormoonproducerende klieren
Schildklier: De schildklier maakt een hormoon en geeft het af aan het bloed. Dit hormoon helpt uw
lichaam om van eten energie te maken. Dit heet stofwisseling.
Versie april 2022
,BOK Farmacologie 1 studiejaar 2022-2023
Bijnieren: De hormonen die de bijnieren maken zijn nodig om goed op stress te reageren en voor een
goede bloeddruk
Eilandjes van Langerhans: produceren insuline
Alvleesklier: maakt stoffen die belangrijk zijn voor de spijsvertering. Dat zijn bijvoorbeeld enzymen
voor het verteren van vet en hormonen die belangrijk zijn voor het regelen van het suikergehalte in
het bloed
Cardiovasculaire stelsel: Het cardiovasculair systeem zorgt voor het transport van zuurstof,
voedingsstoffen en afvalstoffen via het bloed door het hele lichaam. Transporteert cellen en
opgeloste stiffen, waaronder voedingsstoffen, afvalstoffen, zuurstof en koolstofdioxide
Hart: Pompt bloed door het lichaam.
Aorta: Grootste slagader, voert zuurstofrijk bloed naar het lichaam.
Holle ader: Voert zuurstofarm bloed terug naar het hart.
Ademhalingsstelsel: Vervoert lucht naar plaatsen in de longen waar gaswisseling plaatsvindt tussen
de lucht en bloedcirculatie. Produceert geluid voor communicatie
Luchtpijp: Stevige buis met kraakbeenringen waardoor de ingeademde lucht naar de longen gaat. De
luchtpijp kan afgesloten worden door het strotteklepje.
Bronchie: De luchtpijp vertakt in bronchiën naar de twee longen toe.
Long: In de long zitten longblaasjes. Daar vindt de gasuitwisseling plaats. Zuurstof wordt opgenomen,
koolstofdioxide uitscheiden.
Huid: beschermt het lichaam tegen gevaren vanuit de omgeving. Speelt een rol bij het reguleren van
de lichaamstemperatuur, levert sensorische informatie.
De opperhuid, ook wel de epidermis genoemd, is de huidlaag die aan de buitenkant zichtbaar is. Deze
laag vernieuwt zich voortdurend.De opperhuid bestaat uit twee onderdelen:
1. De hoornlaag ligt aan de oppervlakte en zorgt voor stevigheid en bescherming (bijvoorbeeld
tegen uitdroging). Op sommige delen van het lichaam is de hoornlaag extra dik, bijvoorbeeld
op de voetzolen. Beter bekend als eelt.
2. De slijmlaag ligt net onder de hoornlaag. Vanuit de slijmlaag groeien nieuwe huidcellen aan
die afgestorven cellen van de hoornlaag vervangen. Dit proces gaat je hele leven door.
De tweede grote huidlaag is de lederhuid (dermis). Deze laag bestaat uit een stevige constructie van
bindweefsel. Hierin vind je:
• bloedvaten, voor het aanvoeren van voeding en zuurstof;
• lymfevaten, voor het afvoeren van afvalstoffen;
• zenuwen, die zorgen voor tastgevoel en het voelen van pijn en temperatuur;
• talgklieren, die huid en haar vettig houden en beschermen tegen uitdroging.
De lederhuid regelt de voeding van de opperhuid en zorgt voor stevigheid en elasticiteit. Ook is deze
laag belangrijk voor de verdediging van het lichaam. Het signaleert virussen en bacteriën en maakt ze
onschadelijk. Talg is een mengsel van allerlei vettige stoffen. Het houdt de huid soepel en beschermt
tegen uitdroging. Daarnaast vind je in de lederhuid zweetklieren, haren en nagels.
Het onderhuids bindweefsel (subcutis) scheidt de huid van de spieren en pezen in het lichaam. Het is
een extra beschermlaag voor de organen die eronder liggen. Deze huidlaag bestaat vooral uit vet en
bloedvaten. Het vet zorgt voor extra isolatie en dient als een bron van energie.
Spijsverteringstelsel: verwerkt voedsel, neemt voedingstoffen op en verwijderd afvalstoffen.
Slokdarm: Voert via peristaltische bewegingen voedsel van de mond naar de maag.
Maag: Gespierd orgaan in de buikholte waarin het voedsel tijdelijk wordt opgeslagen en
verteringssappen worden afgescheiden.
Dunne darm: In de ongeveer 6 meter lange dunne darm vindt vertering plaats en worden
voedingsstoffen door het bloed opgenomen.
Versie april 2022
,BOK Farmacologie 1 studiejaar 2022-2023
Je kunt de bouw en functie van eiwitten, lipiden, koolhydraten en suikers benoemen.
Opgebouwd Functie
Eiwitten Eiwitten zijn ketens van Structurele eiwitten
aminozuren die door Contractiele eiwitten
peptidebindingen met elkaar zijn Transport eiwitten
verbonden. De volgorde van de Enzymen, hormonen en
aminozuren en de interacties van antistoffen
hun R-groepen zijn bepalend voor
de uiteindelijke vorm van een
eiwitmolecuul
Elk eiwit werkt het best bij een
optimale combinatie van
temperatuur en pH
Lipiden Triglyceriden (vetten) bestaan uit Energiereserve; isolatie
drie vetzuurmoleculen die aan
een molecuul glycerol zijn
verbonden Opbouw celmembranen,
Cholesterol: steroïd zijn steroïdhormonen
vetmoleculen die uit vier
verbonden ringen van
koolstofatomen betsaan
Koolhydraten Koolhydraat is opgebouwd uit Energiebron voor
suikers ( monosacchariden) stofwisselingsprocessen
Suikers/????
Je kunt de functie van de volgende celorganellen benoemen: celkern, endoplasmatisch
reticulum, ribosomen en mitochondriën.
Organel Functie
Celkern Besturingscentrum voor de celactiviteiten
Aansturen van de synthese van eiwitten
Bepaalt zowel de structuur van de cel als de
functies die deze kan verrichten
Endoplasmatisch reticulum Synthese: Gespecialiseerde gebieden van het
ER vormen eiwitten, koolhydraten en vetten
Opslag, Transport, detoxificatie
Ribosomen Maken eiwitten
Mitochondrieën Energie leveren voor de cel in de vorm van
ATP
Je kunt benoemen wat ATP is en waar het voor nodig is (inclusief celademhaling).
Het biochemische proces in de cel waarbij adp wordt opgeladen tot atp heet celademhaling.
Hier zorgen mitochondriën voor. Atp word gebruikt als brandstof voor biochemische reacties
Versie april 2022
, BOK Farmacologie 1 studiejaar 2022-2023
in de cel. Proces ADP tot ATP: Koolhydraten/lipiden + zuurstof + APD -> ATP + kooldioxide +
water + warmte (afvalstoffen)
Koolhydraten/lipiden -> gebruikt om ADP op te laden -> daarbij worden afvalstoffen
geproduceerd -> de zuurstof word via de lucht ingeademd -> het bloed vervoerd dit vanuit
de longen naar cellen -> kooldioxide word ik tegenovergestelde richting vervoerd vanuit
cellen naar longen -> uitgeademd -> het water verspreid zich over de weefsels en vermengt
zich met de rest van het water -> de warmte houd het lichaam warm, bij lagere temperatuur
verloopt alles langzamer.
Je kunt uitleggen wat het werkingsmechanisme is van een geneesmiddel.
Geneesmiddelen binden aan receptoren, omdat de moleculaire structuur van het geneesmiddelen
vrijwel hetzelfde is als die van de natuurlijke chemische boodschapper die het lichaam maakt.
Voorbeeld: Adrenaline bindt zich aan de adrenalinereceptoren in de bronchioli van de longen, met
broncholidatie als gevolg. Aangezien het geneesmiddel salbutamol bijna dezelfde vorm heeft als
adrenaline bindt dit ook aan de adrenalinereceptoren en sorteert hetzelfde effect.
Receptoren zijn eiwitten die op het celmembraan zitten en ook binnen de cellen voorkomen.
Het zijn aangrijpingspunten voor chemische reacties. Wanneer een chemische boodschapper
aan een receptor bind geeft dit een effect in de cel. Geneesmiddelen hebben bijna dezelfde
vorm als natuurlijke chemische boodschappers. Er zijn subgroepen receptoren die alleen op
specifieke weefsels voorkomen, waardoor geneesmiddelen op die specifieke weefsels
kunnen aangrijpen.
De receptor heeft de juiste ruimtelijke structuur voor de binding aan de chemische
boodschapper. De chemische boodschapper die door het lichaam word gemaakt heeft
precies de juiste vorm voor de receptor en hun aangrijpingspunt. Deze ruimtelijke structuur
word specialiteit genoemd. Geneesmiddelen binden aan receptoren, omdat de ruimtelijke
structuur van het geneesmiddel vrijwel hetzelfde is als die van natuurlijke chemische
boodschappers die het lichaam maakt.
Je kunt uitleggen dat het werkingsmechanisme van een geneesmiddel
(aangrijpingspunt) leidt tot het gewenste effect.
Een geneesmiddel met bijna dezelfde vorm als de natuurlijke chemische boodschapper zal aan
dezelfde receptor binden als die boodschapper. Hoe beter het geneesmiddel bij de receptor past hoe
groter zijn specialiteit hoe groter de kans op succes. Als het geneesmiddel eenmal aan de receptor
bindt, kunnen er twee dingen gebeuren. Het geneesmiddeln kan de natuurlijke chemische
boodschapper nabootsen en hetzelfde effect geven als de chemische boodschapper of het
geneesmiddel kan de receptor blokkeren, waardoor de chemische boodschapper geen effect kan
geven.
Je kunt uitleggen dat het werkingsmechanisme van een geneesmiddel
(aangrijpingspunt) leidt tot het ongewenste effect (bijwerking).
Het lichaam beschikt over groepen receptoren met bijna dezelfde structuur en dit heeft ook nadelen.
Het is nuttig dat een geneesmiddel kan aangrijpen op een bepaalde subgroep receptoren op een
Versie april 2022