Bewustzijnsfilosofie
College 1
Filosofie is:
1. Conceptueel onderzoek
Filosofen doen onderzoek naar concepten, betekenis achterhalen van concepten.
Normale wereldbeeld/manifeste wereldbeeld = idee die we krijgen van de wereld
door de alledaagse ervaring met de dingen en mensen om ons heen
Wetenschappelijk wereldbeeld = empirisch onderzoek
Filosofie wat bedoel je met term (cultuur, leven, intelligentie, psyche)
Filosofen willen de link leggen tussen deze wereldbeelden.
2. Conceptuele verheldering
Je gaat een stapje verder, je kijkt niet alleen naar de verhouding. Je maakt gebruik
van wetenschappelijke inzichten om het concept helder te krijgen. Wellicht levert de
wetenschap kennis op die je niet krijgt door enkel conceptuele analyse.
3. Grondslagenonderzoek/ geldigheidswetenschap
Wetenschappers gebruiken fundamentele concepten waar ze eigenlijk nooit bij stil
staan. Bijvoorbeeld causaliteit, is dit concept wel geldig?
We denken heel snel in oorzaak en gevolg, dit speelt een belangrijke rol in allerlei
wetenschappen. Filosofen staan wel stil bij causaliteit en kijken of dit überhaupt een
bestaand concept is.
Hume we moeten voorzichtig zijn met de conclusie dat causaliteit bestaat
4. Perspectiefwisseling
Oog en begrip hebben voor standpunten van de anderen, inbeelden wat de
argumenten zijn van de ander om zo een debat te kunnen houden. (Zo wordt
filosofie aangeleerd op de middelbare school)
5. Zoektocht naar de waarheid
Sofisten = leerkrachten die trokken van stadstaat naar stadstaat, om daar hun
diensten aan te bieden. Ze leerde de jonge Griekse mannen om te argumenteren.
Het ging niet om de waarheid maar om de overtuigingskracht.
Socrates was het hier niet mee eens, wilde opzoek naar de echte waarheid
Dit zijn wellicht niet alle antwoorden, filosofie is dit allemaal. We willen weten wat we
bedoelen met onze concepten, we willen dat ze geldig zijn, en om daar achter te komen
moeten we soms een ander perspectief innemen, zodat we alles zo helder en duidelijk
mogelijk krijgen.
Wat is filosofie niet?
- Het is niet zomaar een beetje kletsen, dat je factfree zou kunnen doen
- Filosofie is geen scepticisme of relativisme
Scepticisme = sceptisch over de mogelijkheid tot kennis, scepticisme gaat ervan uit
dat kennis vergaren onmogelijk is
Relativisme = de waarheid is relatief aan het individu
,Filosofie is de studie van het kritisch denken. Je leert kritisch te staan tegenover je eigen
vakgebied. Filosofie is eventjes stil staan bij de methodes die je gebruikt, concepten die je
hanteert.
Ethiek wat hoort en wat hoort niet “Mag ik een patiënt onder hypnose brengen om zo
verdrongen herinneringen op te diepen?”
Wetenschapsfilosofie wat is wetenschap en wat niet “Bestaan er wel verdrongen
herinneringen?”
Bewustzijnsfilosofie wat is die geest waar we het over hebben? Wat is die psyche? Wat is
dat bewustzijn? Hoe past dat bewustzijn in een fysische wereld?
De vragen over het bestaan van het bewustzijn wordt nog steeds ervaren tot een moeilijk
probleem. Het is voor ons moeilijk om na te denken over ons bewustzijn, dit komt door
dualistische intuïties.
Dualistische intuïties = de intuïtieve neiging om te denken dat lichaam en geest
onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan en functioneren.
We denken dat je een lichaam kan hebben zonder geest (als je dood bent), maar ook dat je
geest achterblijft zonder lichaam.
Maar we zien ook tegelijkertijd dat wanneer er iets gebeurt in je geest er ook iets gebeurt in
je hersenen en ook andersom. Ze staan toch niet zo los van elkaar.
Als moderne wetenschapper kan je niet anders dan accepteren dat bewustzijn een fysisch
fenomeen is.
Wat is bewustzijn (Conscious mind)?
1. Bewuste ervaringen
Nagel “what it is likeness” schreef een boek hoe is het om een vleermuis te zijn.
Wanneer we over ervaring praten, praten we over de ervaring van onze zintuigen.
Vleermuis bezit echolocatie, een zintuig die wij niet hebben. Hoe is het zijn om
ervaringen te ervaren met het zintuig echolocatie, dat kunnen wij ons als mensen
niet voorstellen. Ervaring van sensaties komen binnen via de zintuigen.
What it is likeness = quale/ qualia (kwalitatief karakter)
Fenomale ervaring = hoe je iets ervaart (vrezen)
2. Cognities
Heeft te maken met de inhoud van ons denken.
Propositionele attitude (PA’s) = bepaalde houdingen ten opzichte van een bepaalde
propositie
Propositie = de betekenis van een zin
Jan gelooft dat het regent attitude = jan gelooft en propositie = het regent
Jan denkt dat het regent attitude = jan denkt en propositie = het regent
PA’s hebben intentionaliteit, ze hebben een inhoud en gaan ergens over (aboutness)
PA’s zijn discrete entiteiten, wanneer je een wijziging aanbrengt in een PA, hoeft dit
niet per se effect te hebben op een andere PA.
Wanneer jan denkt dat het regent, maar hij denkt hierna dat het toch niet meer
regent. Zou deze wijziging geen effect hebben op de PA dat hij ervan is overtuigd dat
, Parijs de hoofdstad is van Frankrijk. Cognitieve toestanden mentale toestanden
die bewust kunnen zijn
Komt terug in functionalisme.
3. Emoties
Combinatie van (1) een ervaring en (2) een cognitieve toestand.
Emoties hebben dus zowel (1) een kwalitatief karakter, alsook (2) intentionaliteit.
Bewuste ervaringen en cognitie samen.
Algemene probleem:
Hoe past bewustzijn in de fysische wereld?
3 sub problemen:
1. Hoe verhouden ervaringen zich tot de (rest van de) fysische wereld, met name tot
het lichaam, met name tot het brein?
2. Hoe verhouden cognitieve toestanden zich met de (rest van de) fysische wereld, met
name tot het lichaam, met name tot het brein.
3. Hoe verhouden emoties zich tot de (rest van de) fysische wereld, met name tot het
lichaam, met name tot het brein?
Reduceer naar twee problemen:
- Als je weet hoe ervaringen in de wereld passen en hoe cognitieve toestanden in de
wereld passen, weet je dat ook voor emoties.
1. Substantie-dualisme = de geest bestaat onafhankelijk van het lichaam en vice versa;
2. Idealisme = de fysische wereld is afhankelijk van de geestelijke wereld;
3. Behaviorisme = de geest is eigenlijk gedrag;
4. Reductionisme / identiteitstheorie = mentale toestanden zijn hersentoestanden;
5. Eliminativisme = de geest bestaat niet;
6. Functionalisme = mentale toestanden worden gerealiseerd door hersentoestanden;
7. Connectionisme = mentale toestanden worden gerealiseerd door netwerken
8. Embodied & Embedded en zelfs Extended mind.
Substantie-dualisme
Substantie = datgene wat op zichzelf kan bestaan (het is geen eigenschap, het heeft alleen
maar eigenschappen)
Substantie-dualisme twee substanties (geestelijk en materieel)
Descartes verdedigde dit, hij maakte onderscheid tussen:
- Res cogitans (de denkende substantie)
Essentiële eigenschap denken
- Res extensa (de uitgebreide substantie, materiele)
Essentiële eigenschap uitgebreidheid (plaats innemen in de ruimte)
Beweging ontstaat door botsing.
, Maar hoe komt Descartes tot deze verdeling? 2 methodes:
1. Radicale twijfel (instructieve methode)
Wetenschap leverde in die tijd veel kennis over de wereld. Hierdoor werd de oude
kennis verandert, sommige mensen twijfelde daarom ook weer aan de
wetenschappelijke kennis (scepticisme). Descartes wilde een fundament zoeken die
ervoor zou zorgen dat we niet konden twijfelen aan de wetenschap. De inspiratie
van dit model haalde hij uit de wiskunde. Opzoek naar een onbetwijfelbaar
fundament.
Hij stelde veel vragen:
o Ben je wel wakker? Is dit niet allemaal een droom?
o Heb je wel een lichaam?
o Is twee plus twee wel vier?
o Wat als er een Malin genie is (kwaadaardige demoon)?
o Cogito ergo sum ik twijfel, dus ik denk, dus ik ben
2. Helder en duidelijk inzicht (Constructieve methode)
Hij weet dat Descartes is, want hij denkt dus hij bestaat, maar wat is hij?
Res cogitans = een denkende substantie denkend mens
Essentiële eigenschap denken
Hij weet dit omdat hij het helder & duidelijk heeft ingezien.
Heldere inzichten van Descartes:
Hij had het idee van perfectie maar dit kan niet van jezelf komen, dus moet het wel
van God komen.
o God bestaat, want hij is perfect
o God is goed
o En dus bedriegt God mij niet
o En dus heb ik een lichaam, hij neemt deel uit van res cogitans & res extensa/
een uitgebreide substantie.
Hij stelt vast dat objecten van vorm kunnen veranderen, kleur of geur
(bijenwas). Dit zijn dus geen essentiële eigenschappen. Wat wel hetzelfde
blijft is dat het plaats inneemt in de ruimte. Dit is dus de essentiële
eigenschap van materie, het neemt plaats in.
Interactieprobleem = hoe kan het dat iets immaterieel (res cogitans) een (causaal) effect kan
hebben op materie (res extensa).
De wil om je arm te bewegen en je arm beweegt.
Paar problemen met wetten van de fysica.
- Causale geslotenheid van de fysische wereld geen energie in of uit
- Elke fysische gebeurtenis heeft een fysische oorzaak
- Hoe kan een niet-fysische substantie (zonder uitgebreidheid) botsen met de fysische
substantie. Patrick Swayze probleem
Descartes had twee oplossingen voor dit probleem:
1. Elizabeth van Bohemen vroeg aan Descartes, hoe kan het dat de ziel van een mens
de body spirits (fysische deeltjes) van lichamelijke substantie beïnvloeden?
Aan de ene kant er zijn duidelijk twee substanties