Hersenen en gedrag
Hoofdstuk 1
Wat is het brein?
- Een orgaan
- Het bestaat uit zenuwweefsel
- De cellen hierin noemen we zenuwcellen (neuronen en gliacellen)
Wat is gedrag?
Gedrag is elke vorm van observeerbare actie of reactie van een mens of dier in reactie op
externe of interne prikkels (stimuli)
Meeste vormen van gedrag is een mix van aangeboren en aangeleerde reacties
- Zuigreflex → aangeboren
- Eten latere leeftijd → leerprocessen en cultuur
Mix tussen deze twee varieert sterk tussen diersoorten:
- Kleiner en eenvoudiger zenuwstelsel → zie je terug in het gedrag, simpel gedrag
- Groter meer complex zenuwstelsel → complexe gedragingen
Link tussen hersenstructuren en observeerbaar gedrag te maken in deze cursus.
We stammen niet af van chimpansees!!
De belangrijkste ontwikkeling in de geschiedenis van de mensen apen is de verandering van
het hersenvolume. Het is verviervoudigd.
Encefalisatiequotiënt (EQ) → mate waarin de materie in het hoofd aanwezig is
= feitelijk hersengewicht/ verwacht hersengewicht (op basis van lichaamsgewicht)
Hoe groot is het volume van de hersenen in vergelijking met lichaamsgewicht.
In 4 miljoen jaar tijd is het relatieve hersengewicht verdrievoudigd. Moderne mens heeft het
grootste brein in verhouding tot lichaamsgewicht.
Hoe kan ons brein zo groot worden?
- Leefwijze → fruit en gekookt eten in plaats van rauw eten, hierdoor meer tijd voor
sociale interactie
- Efficiënte koeling → bloedcirculatie in het brein werkt als een radiator, die bij ons
werkt beter dan een neanderthaler
- Neotenie → ‘vertraagde’ ontwikkeling van bepaalde eigenschappen ten opzichte van
eerdere soorten.
Is een groter brein ook een beter brein (binnen soort)?
- Nee, intelligentie draait waarschijnlijk meer om (het aantal) verbindingen tussen de
verschillende hersengebieden
-
Het meeste wat je doet op een dag is aangeleerd en niet aangeboren en wordt bepaald
door cultuur!
,Hoofdstuk 2
De hersenen hebben een bepaalde structuur, maar zijn geen statisch orgaan:
We worden niet geboren met een brein dat de rest van ons leven onveranderd blijft.
De hersenen zijn flexibel, hersenweefsel heeft het vermogen om zich aan te passen aan de
omgeving = neurale plasticiteit
Brain body orientation → locatie van hersengebieden met het gezicht als referentie
Dorsaal: → alle structuren aan de rugzijde
Ventraal: → buikzijde
Mediaal → midden
Lateralis → zijkant
Anterieur → voor
Posterieur → achter
Rostraal → bek
Caudaal → staart
Superieur → boven
Inferieur → onder
Spatial orientation → locatie van hersengebieden in relatie tot andere onderdelen van het
lichaam (hangt af van lichaamshouding)
Dorsaal en ventraal maken een hoek van 90 graden in het ruggenmerg.
Anatomical orientation → richting van doorsnedes of secties van het brein vanuit het
perspectief van een toeschouwer
→ Coronal
→ Horizontal
→ Sagittal
,Hersenvliezen (meningen) beschermen het brein.
Van buiten naar binnen:
- Dura mater → harde hersenvlies (bestaat uit 2 lagen), zorgt ervoor dat de
verschillende hersenstructuren op hun plek blijven
- Arachnoid mater → Spinnenwebvlies, niet heel stevig
- Pia mater → zachte hersenvlies
De buitenkant heeft heel veel bloedvaten (dura mater),
spinnenwebvlies geen vaten en bestaat uit eiwit, Pia mater is weer
goed doorbloed met vaten. Buitenste lagen goed doorbloed binnenste niet. Ze lopen er wel
doorheen maar niet zo zeer in die laag.
We zien dezelfde vliezen ook terug in het ruggenmerg, de bescherming is hetzelfde. Dit
komt omdat ruggenmerg en brein aan elkaar vast zitten en onder hetzelfde systeem vallen.
Cerebrospinale vloeistof in het brein heeft als functie schokabsorberend, het brein drijft op
deze vloeistof. Het zorgt ook dat de afvalstoffen van het brein worden afgevoerd, als je te
veel van deze vloeistof hebt, heb je een waterhoofd. Ongeveer 100ml rond om hersenen.
Schematisch dat ieder deel van het brein zijn portie bloed krijgt, dit is voor de toevoer van
stoffen en zuurstof. En de afvoer van afvalstoffen.
Beroerte:
- Ischemisch CVA (herseninfarct 80%)
Afsluiting van bloedvat door bloedprop of vernauwing (leidt tot lokaal
zuurstoftekort) → kan zorgen voor uitval van bepaalde hersengebieden, korte
afsluiting kan al zorgen voor afsterving. Daarom zijn de gevolgen bij infarct heftiger,
bloedverdunners als medicijn.
- Hemorragisch CVA (hersenbloeding 20%)
Bloeduitstorting in de hersenen door opengebarsten of gescheurd bloedvat,
oplossing om het bloed weg te zuigen.
, Belangrijke structuren die zichtbaar zijn van buitenaf:
1. Cerebrum → grote hersenen (meest recent ontwikkelde, 2 hersenhelften, hier
gebeurt meest geavanceerde denkwerk)
2. Cerebellum → kleine hersenen (hangen eronder, ondersteunen grote hersenen,
motorfuncties)
3. Hersenstam → vitale functies (ademhaling, wakker zijn, wakker blijven)
Hoe hoger een structuur fysiek in de hersenen ligt, des te ‘hoger’ de functie (in de zin van
meer complex, meer geïntegreerd)
Cerebrale cortex (hersenschors)
Frontaalkwab → uitvoeren van motorfuncties, spraak
Pariëtale kwab → sensorische functies, ruimtelijk inzicht
Occipitale kwab → verwerken van visuele informatie
Temporale → taalverwerking en muziek verwerking, herinneringen
Oppervlakte van cerebrale cortex bestaat uit bochten, en groeven.
Gyrus = bocht, winding
Sulcus = groef
Fissuur = diepe groef
Binnen in de hersenen:
- Grijze stof: zenuwcellen (geen isolerende laag) → verwerken info (buitenkant)
- Witte stof: zenuwvezels (vettige isolerende laag, myeline) → communicatie
(binnenkan
- Reticulaire stof: netvormig (mix van vezels en cellen)
Corpus callosum (hersenbalk) = hoge concentratie witte stof (belangrijkste verbinding
rechter en linker helft)
4 met elkaar verbonden holtes gevuld met cerebrospinale vloeistof (CSV):
Laterale ventrikels → een in elke hersenhelft, verbonden met 3e ventrikel
3e ventrikel → tussen hersenen, tussen rechter en linker thalamus
4e ventrikel → tussen het cerebellum en de pons, verbonden met subarachnoïdale ruimte
en centrale kaneel (in ruggenmerg)
Functie = ondersteunen van metabolisme, afvoeren van afvalstoffen en beschermen van
hersenweefsel en schokabsorberende functie
Verschillende indelingen van het zenuwstelsel:
Centrale zenuwstelsel → brein en ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel → alles daarbuiten
In deze cursus maken we gebruik van een combinatie van anatomische en functionele
organisaties.