Fysieke fixatie: het voorkomen van toepassing en complicaties
1. Probleemanalyse
1.1 Aanleiding
Binnen het Zaans Medisch Centrum wordt er op de afdeling Cardiologie en Beschouwend fysieke
fixatie toegepast, dit blijkt uit eigen observatie. Uit onderlinge communicatie met andere
verpleegafdelingen blijkt dat fixatie daar ook voorkomt, zoals op de afdeling Snijdend. Voor dit
onderzoek wordt gefocust op deze drie afdelingen, gezien fixatie daar het meest voorkomt.
Registratie rondom fixatie binnen de organisatie wordt later in de probleemanalyse beschreven.
Binnen de afdeling is fixatie een omstreden onderwerp. Enerzijds wordt met fixatie de veiligheid van
de verpleegkundigen en de patiënt gewaarborgd. Anderzijds is men van mening dat de mentale en
fysieke gevolgen voor de patiënt schadelijk zijn en de patiënt hier op latere termijn nadelige gevolgen
van kan ervaren. In andere Nederlandse ziekenhuizen wordt fysieke fixatie niet toegepast omdat zij
hier niet achter staan, terwijl het binnen het Zaans Medisch Centrum wel voorkomt (…., persoonlijke
communicatie, 10 maart 2023). De reden waarom fixatie nog wordt toegepast is niet te achterhalen,
er wordt gesproken over een verouderd beleid ten opzichte van de nieuwe wetgeving. Met deze
reden is het noodzakelijk om onderzoek te doen hoe fysieke fixatie voorkomen kan worden. Dit
onderzoek zou beter inzicht moeten geven hoe fysieke fixatie voorkomen kan worden en hieruit
volgt een aanbeveling en implementatieplan.
Casuïstiek
Op de afdeling is een 85 jarige man opgenomen. De heer (dhr.) is bekend met Parkinson, dit is een
aandoening waarbij de hersencellen langzaam afsterven waardoor iemand zich anders gaat
gedragen. In de avonddienst werd dhr. acuut verward en agressief. De patiënt vertrouwde de
verpleging niet en uitte fysiek agressief gedrag. De verpleging wilde dhr. fysiek fixeren, gezien de
agressie niet te hanteren was en beveiliging niet voor een voldoende veilige situatie kon zorgen. De
arts gaf telefonisch geen toestemming voor fysieke fixatie en gaf aan dat de situatie geen prioriteit
had. De verpleging ervaarde dit als erg vervelend, zij voelden zich in deze situatie onveilig.
Uiteindelijk is dhr. niet fysiek gefixeerd. Dhr. bleek misselijk te zijn en daardoor agressief gedrag te
vertonen. Toen de misselijkheid verdween klaarde de agressie op.
1.2 Inleiding
Fixatie valt onder vrijheidsbeperking of onvrijwillige zorg. Vrijheidsbeperking bestaat uit alle
maatregelen, zowel fysiek als verbaal die de vrijheid van patiënten beperkt. Hieronder vallen fysieke
maatregelen (onrustbanden, afzondering, tafelbladen), medicatie die het gedrag beïnvloeden en
domotica (sensoren en camera’s) (Vilans, z.d.). Vrijheidsbeperkende Interventies (VBI) worden
ingedeeld per score, van VBI-score 1 tot en met VBI-score 5. Waarbij VBI-score 1 voor de mildere
vrijheidsbeperkende interventies staat, zoals een belsensor, bewegingsalarm, laag-laag bed
enzovoorts. Onder VBI- score 2 valt akoestische bewaking, onder VBI-score 3 de arm- en beenspalk,
cameratoezicht, rol- en wigvormig kussen en de veiligheidshandschoen. Onder VBI-score 4 valt het
gebruik van de bedhekken, beschermhelm en het tentbed. VBI-score 5 is de zwaarste vorm van
vrijheidsbeperkende interventie, zoals pols- en of enkelband, onrustband, stoelfixatie, tafelblad en
het verpleegdeken (Jansen & Scholten, 2013).
In de wet zorg en dwang worden de rechten bij onvrijwillige zorg geregeld. Onvrijwillige zorg omvat
zorg waar de patiënt zich tegen verzet of waar de patiënt niet mee instemt bij mensen met een
verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening. Hieronder valt toediening van
voeding, vocht en medicatie, medicatie die de bewegingsvrijheid of het gedrag beïnvloed, beperking
van bewegingsvrijheid, toezicht op het doen en laten en beperking in het recht zelfs keuzes te maken
(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2022).
7
, Fysieke fixatie: het voorkomen van toepassing en complicaties
1.2.1 Theoretisch kader
Fixatie in ziekenhuizen is een veelbesproken onderwerp. Sommige disciplines beweren dat fixatie
nodig is om de veiligheid van patiënten te waarborgen, terwijl anderen stellen dat het een inbreuk is
op de rechten van patiënten en onnodig schade veroorzaakt. In dit theoretisch kader zullen de
verschillende aspecten van fixatie in ziekenhuizen besproken worden, inclusief de redenen voor
fixatie, de effecten ervan op patiënten en alternatieven voor fixatie.
Het bijhouden van een registratie van VBI in een ziekenhuis is wettelijk niet verplicht, met deze reden
zijn exacte cijfers onbekend. Uit verschillende studies blijkt dat de prevalentie van het toepassen van
VBI- score 5 in het ziekenhuis rond de 8% en 20% wordt geschat. Risicogroepen zijn kwetsbare
ouderen, en delirante-, psychiatrische-, neurologische-, intensive care- en/of verstandelijk beperkte
patiënten (Jansen & Scholten, 2013).
Redenen die gegeven worden om iemand in zijn/haar vrijheid te beperken, zijn verhoogd risico op
vallen, onrust, agressie naar zichzelf, anderen of naar de omgeving en probleemgedrag. In Nederland
is er veel aandacht voor het verminderen en voorkomen van fysieke fixatie, gezien het invloed heeft
op de autonomie, veiligheid en kwaliteit van leven van de patiënten. Door patiënten te fixeren
voelen zij zich beperkt in hun vrijheid en zullen zij meer onrust vertonen en zich verzetten (Vilans,
z.d.). Het toepassen van zware VBI (pols-, enkel- en onrustbanden) kan tot grote gezondheidsrisico’s
leiden. Afhankelijk van de duur en de aard van de fixatie kan het voor de patiënt ingrijpende
lichamelijke gevolgen hebben, zoals verhoogd risico op decubitus, incontinentie, afname spiermassa
en contracturen. Patiënten en familieleden kunnen psychische klachten overhouden aan toegepaste
VBI. Door fixatie in te zetten wordt het risico op een delier wordt vergroot. Als VBI niet goed wordt
toegepast of gecontroleerd kan het leiden tot fatale ongelukken (Flaherty, 2011). De Inspectie voor
de Gezondheidszorg noemt in rapporten van 2004 en 2008 alternatieven die leiden tot minder
dwangmaatregelen. Namelijk de zorg afstemmen op de individuele behoeften van de patiënt,
deskundig personeel inzetten en gedragsdeskundigen en psychologen betrekken in het zorgproces
(Vilans, z.d.).
Landelijke richtlijnen
In de grondwet zijn rechten opgenomen die voor alle Nederlanders gelden. Een zorgprofessional mag
op deze rechten alleen inbreuk maken als de patiënt (of zijn of haar vertegenwoordiger) daarvoor
toestemming geeft. Het betreft hier het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het
recht op integriteit van het lichaam (Jansen & Scholten, 2013).
Binnen de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) is de relatie tussen de patiënt
en zorgverlener vastgelegd. Hierin is opgenomen dat de zorgverlener de patiënt informeert over zijn
medische situatie. In sommige situaties kan hiervan afgeweken worden door de hoofdbehandelaar,
hiervoor moet een goed onderbouwde reden zijn. In de WGBO is ook vastgelegd dat de patiënt
toestemming geeft voor een medische behandeling, pas als de patiënt akkoord geeft voor het
behandelplan mag de behandeling gestart worden. In het geval dat een patiënt wilsonbekwaam is,
vindt er overleg plaats met de wettelijk vertegenwoordiger die toestemming kan geven voor een
behandeling. Goed hulpverlenerschap is ook een onderdeel van de WGBO, dit omvat dat de
zorgverlener de zorg uitvoert met respect voor de patiënt en zich aan de wetten, protocollen en
gedragsregels houdt. De hoofdbehandelaar kan de patiënt wilsonbekwaam verklaren, op dat
moment neemt de wettelijk vertegenwoordiger de beslissingen van de patiënt over. De wettelijk
vertegenwoordiger is verplicht de patiënt zo veel mogelijk bij zijn taak te betrekken en zijn taak goed
uit te voeren. Als de patiënt wilsonbekwaam is en de wettelijk vertegenwoordiger een behandeling
weigert, kan de hoofdbehandelaar de behandeling alsnog starten als hij van mening is dat de
vertegenwoordiger niet handelt in het belang van de patiënt (Burgerlijk Wetboek Boek 7, 2014).
8