Werkgroepleren
B1 les 1
Opbouw van glazuur:
Glazuur is opgebouwd uit glazuurprismata: regelmatige, staafvormige structuren met een diameter
van ongeveer 4um (micrometer, 10^6), die zich uitstrekken vanaf de glazuur-dentinegrens tot aan
het tandoppervlak. Hoewel deze staafjes dicht opeengepakt liggen is er nog ruimte voor een
interprismatische substantie. De glazuurprisma’s en interprismatische ruimten zijn opgebouwd uit
miljoenen zeer kleine hydroxylapatietkristallen (Ca10(PO4)6(OH)2), verder kristallieten genoemd.
Ameloblasten maken glazuur aan.
Ondanks de overeenkomst in bouwstenen verschillen de prisma’s en de interprismatische substantie
in vele opzichten: de ordening van de kristallieten is verschillend en ook het gehalte aan water en
organische stoffen. Doordat deze gehaltes minder zijn in de interprismatische substantie, is deze
poreuzer dan de prisma’s. Anders gezegd: diffusie van ionen vindt vooral plaats via de
interprismatische substantie. Als resultaat zullen ionen (zuren die in de tandplaque zijn gevormd)
eerder via de interprismatische substantie (en dus tussen de prisma’s) het glazuur willen aanvallen.
Het lost dus eerder op in het midden, daarom is het vaak lastig te zien of er een gaatje begint
(demineralisatie). Als je extra fluoride doet op de bovenkant van de glazuurprismata zorgt dat, dat
de hydroxylapatiet sterker word. Hierdoor kan het zuur minder makkelijk door het glazuur.
Het anorganische deel (niet levend) van glazuur, dentine en wortelcement is het mineraal
hydroxylapatiet → bevat Calcium en Fosfaat (grote kristallen). Hierboven is het mineraal (nodig om
goed te kunnen functioneren) hydroxylapatiet als stoichiometrisch (puur) beschreven, echter kan de
samenstelling veranderen die de oplosbaarheid van het mineraal bepalen. Calcium, fosfaat en
hydroxylionen kunnen vervangen worden door fluoride, magnesium, natrium en carbonaat (CO3).
Deze veranderen de oplosbaarheid van het glazuur. Fluoride maakt het glazuur bijvoorbeeld minder
oplosbaar. Dit verschijnsel is een verklaring voor de verschillende chemische samenstellingen van
het glazuur. Dus bijzonder aan dit mineraal is dat de oplosbaarheid afhankelijk is van de zuurgraad
van het omringende milieu. In een zure omgeving lost meer apatiet op dan bij een neutrale Ph
(Mineraal kan neerslaan/kristaliseren (tandsteen) of in oplossing gaan(cariës)). Kritische pH van
glazuur: rond de 5,5. Het organische deel van glazuur bestaat uit eiwitten, lipiden en water. (tabel 1)
Tabel 1: Samenstelling glazuur en dentine
Glazuur Dentine
Mineralen (hydroxylapatiet) 85% 45-47%
Eiwitten/lipiden 3% 30-33%
Water 12% 20-21%
Opbouw van dentine (dentinogenese):
In de dentine zitten er kanaaltjes (tubuli, diameter 1 tot 3 um) die gevuld zijn met de uitlopers van
de odontoblasten (cellen van ectodermale oorsprong)→ Dentine. Deze (ondontoblasten) vormen
op hun beurt het ‘behang’ van de pulpakamer. De tubuli nemen een S-vormige baan van de glazuur-
dentinegrens tot de pulpakamer. Naar mate ze de pulpakamer naderen nemen ze in omvang toe.
Rond de tubuli ligt een schil van zogenaamd peritubulair dentine, dat een hogere mineraaldichtheid
,heeft dan de interbulaire dentine (tubuli). Dit komt doordat er intertubulair mineraal
(mineraalafzetting vanuit de tubuli) wordt afgezet wanneer de ondontoblasten geprikkeld worden
(begin gaatje) en zo de peritubulaire schil gevormd wordt (hard). De tubuli (kanaaltjes) kunnen zelfs
op den duur geheel geoblitereerd raken. (Schirose maken → hard maken). Omdat het dentine word
verhard kunnen zuren minder goed naar de pupla (soort afweer) → pathalogisch
Het anorganische deel van dentine is ook hydroxylapatiet (kleine kristallen), maar in veel mindere
mate dan glazuur (ong. 50%). Dit is waarom dentine al oplost bij een hogere pH. Het organische
gedeelte van dentine is type-1-collageen → eiwit (ook ongeveer 50%). Dentine lost op bij een pH van
6,7.
Er kan in de tubuli vloeistof naar buiten worden geduwd zodat zuur zo veel mogelijk van de pulpa
vandaan blijft. Dit mechanisme voorkomt niet perse cariës maar zorgt er wel voor da het zuur niet
snel bij de pulpakamer komt.
Er zijn verschillende vormen van dentine:
- Primaire dentine: wordt gevormd bij de dentinogenese → tubuli, peritubulairdentine,
collageen.
- Secundaire dentine: wordt door de odontoblasten afgezet op de grens van pulpakamer en
dentine. Dit proces, begint nadat de wortel al is gemaakt. Het proces is levenslang →
Natuurlijk. Op een gegeven moment kan de puplakamer zelfs helemaal dichtgroeien (oude
mensen hebben daarom vaak geen pijn of gevoel bij een gaatje)
- Tertiaire dentine/ reperatief dentine: odontoblasten vormen dentine aan de binnekant van
de pulpa holte door stimulatie van chemische of mechanische prikkels → pathalogisch. Het
doel hierbij is dat de afstand tussen de pulpakamer en de bedreiging groter wordt. Dit kan al
aangemaakt worden in een vroeg stadium van wittevlekcariës.
➢ Dentine zonder glazuur → zenuwen worden constant geprikkeld!
Type dentine wanneer aangevallen:
1. Geïnfecteerd dentine.
2. Demineraliseert dentine.
3. Scierotisch dentine.
,B2 les 2
Het doorbraakschema van de tijdelijke en blijvende dentitie zoals beschreven in
Kindertandheelkunde:
De doorbraak begint pas echt goed nadat de stratum intermedium en reticulum stellare van het
glazuurorgaan te gronde zijn gegaan. Dan start de resporptie van het occlusaal gelegen bot, waarbij
het in feite al een smal doorbraakpad in de vorm van een streng zacht weefsel bestaat. Bij de bot- en
wortelresorptie, oraal van het doorbrekende element, beide door de osteoclasten, spelen humorale
factoren een rol. Cellen in de follikel en mogelijk ook in het parodontale ligament zijn doel van de
epidermale groeifactor en andere hormonen. De follikel lijkt essentieel bij de eruptie en ellen in het
reticulum stellare zouden als biologische klok functioneren door interactie met de follikel. Door de
druk van het doorbrekende element ontstaan celbeschadigingen waardoor allerlei stoffen,
waaronder prostaglandine E, hormonen, neurotransmitters, cytokinen, interleukinen en enzymen
vrijkomen. Onduidelijk is waaraan de doorbraak te danken is. Men denkt door de hydrostatische
druk in het parodontaal ligament (bloeddruk in de parodontale vaten), celgroei, chemotaxis en
fagocytose.
➢ Symptomen: koorts, huilen, kwijlen, diarree, uitslag en een loopneus.
Beschrijving doorbraak schema temporale elementen:
De gemiddelde doorbraaktijden van de temporaire elementen verschillen nauwelijks voor jongetjes
en meisjes.
Beschrijving doorbraak schema permanente elementen:
De doorbraak van het permanente dentine vertoont grote variaties per individu. Bij de doorbraak
van permanente elementen liggen meisjes van zes- tot twaalfjarige leeftijd 2,5 tot 14 maanden vóór,
waarna weer een gelijktrekking optreedt. Deze mogen dus niet strikt worden gehanteerd.
, Het proces van demineralisatie en remineralisatie:
Demineralisatie: De oplosbaarheid van hydroxylapatiet is afhankelijk van de zuurgraad van het
speeksel, plaque en cerviculaire vloeistof. Na vorming van zuren (bacteriën) in de tandplaque gaat
eerste tandweefsel in oplossing, dit heet demineralisatie. Bij een verlaagde pH, zal het glazuur in het
gebit dus oplossen hierbij is er spraken van het oplossen van mineralen en ionen die in het glazuur
voorkomen (ontkalking). Kritieke PH-waarde van het glazuur is 5,5. → Glazuur met fluoride: 5.0,
Fluoapatiet: 4.4 en Dentine: 6.7. Glazuur lost bij een lage pH op en kristalliseert bij een neutrale pH
weer.
Remineralisatie: Zolang er nog geen cavitatie (holtevorming) is opgetreden, kan herstel optreden of
kan het proces tot stilstand worden gebracht. Zodra de zuurtegraad van de tandplaque na een
zuurstoot weer boven de kritieke pH (5,5) komt, onder andere door de bufferende werking van
speeksel, kunnen de opgeloste glazuurbestanddelen weer neerslaan op en in het glazuur. Na
oplopen van de pH kan hydroxylapatiet uit de mondvloeistof weer (deels)kristalliseren. Dit proces
heet remineralisatie en gaat door zolang speeksel en tandplaque oververzadigd zijn aan de
bestanddelen waaruit het tandglazuur is opgebouwd. (Er genoeg kristallen aanwezig zijn). Dit proces
gebeurt meermaals per dag. In deze fase van het cariës proces is spontaan herstel nog mogelijk.
Wanneer echter de integriteit van de oppervlaktelaag verloren is, is spontaan herstel niet meer
mogelijk. Remineralisatie kan klinisch waargenomen worden als het verdwijnen van de blinde vlek.
Remineralisatie remt het cariësprogressie af.