Tandanatomie
B1 les 1
Premolaren: 8 → 2 of 3 knobbels (1 buccaal)
Bovenkaak (occlusaal rond) Onderkaak (occlusaal rechthoekig)
4 → 1e premolaar Grotere buccale knobbel t.o.v de 5 Occlusaal 2 stippen (foramen).
(groter hoogte verschil). Heeft vaak 2/1 Altijd 2 knobbels, 1 linguaal en 1
wortels. Heeft 2 knobbels en een buccaal.
fissuur.
(Palatinale knobbel is smaller dan de
buccale knobbel)
5 → 2e premolaar Meestal 1 wortel, 2 knobbels en is het Occlusaal een fissuur (groefje) en
meest symmetrisch (knobbels even heeft 2 of 3 knobbels. Bij 3
hoog). knobbels zijn er 2 aan de linguale
zijde en 1 aan de buccale zijde.
(Palatinale knobbel is smaller dan de
buccale knobbel).
Tips om premolaren te onderscheiden:
Boven- of onderkaak?
• BK= vierkant huisje omheen bouwen, beide zijdes gelijk dus geen kronenflucht!
• OK= rondje er omheen bouwen, buccale zijde kipt naar linguaal (kronenflucht). Altijd 1
wortel. De wortel is wat konisch.
P1 of P2?
• BK P1= 2 wortels. Fissuur kan soms doorlopen in de randlijst (alleen mesiaal). Buccale
knobbel is iets hoger dan de palatinale knobbel.
• BK P2= 1 wortel. Knobbels zijn symmetrisch.
• OK P1= 2 stippen op het occlusale vlak. Hierdoor zijn de linguale en buccale knobbel
verbonden doormiddel van de crista transversa. Vaak een groeve in de wortel.
• OK P2= Vaak geen groeve in de wortel. Heeft een fissuur op het occlusale vlak. Heeft vaak 3
knobbels (1 buccaal, 2 linguaal).
Links of rechts?
1. Kijk naar het linguale/ palatinale plaatje.
2. Zoek de linguale/palatinale knobbel op.
a. Lang en laag = distaal.
b. Hoog en kort =mesiaal.
3. Plaats hem bij je mond en kijk welke kant mesiaal gaat.
, B2 les 2
Molaren: 12 → (Hebben vaak 2/3 buccale knobbels en vaak 2 of 3 wortels).
Bovenkaak (hebben 3 wortels, 1 Onderkaak (hebben 2 wortels, 1
palatinaal en 2 buccaal). mesiaal (breed en plat) en 1 distaal
(slank en rond)).
6 → 1e molaar heeft op de mesio-palatinale knobbel heeft altijd 5 knobbels, 3 buccaal en
een knobbel van Carabelli of een 2 linguaal.
pit/fissuur. De 6 heeft dus 4 en soms 5
knobbels. Een vierkant occlusaal vlak. (De mesio-buccale knobbel is het
Wortels ver uit elkaar hoogst)
7 → 2e molaar heeft 3 of 4 knobbels en de mesio- heeft altijd 4 knobbels, 2 buccaal en
palatinale knobbel is de grootste. Een 2 linguaal→ kruisfissuur +
ruitvormig occlusaal vlak. Wortels meer
naar elkaar toe (De mesio-buccale knobbel is het
hoogst)
8 → 3e molaar Versmolten wortels, rommelig Versmolten wortels, rommelig
occlusaal patroon (broccoli) en kan 4 of occlusaal patroon (broccoli), heeft 4
5 knobbels hebben, maar meestal → of 5 knobbels en korte wortels.
hartvormig. Ruitvormig occlusaal vlak.
Om de verstandkies in de bovenkaak (De mesio-buccale knobbel is het
kan je een driehoek tekenen. De mesio- hoogst)
buccale knobbel heeft meer massa ook
in de onderkaak → mesio-vestibulaire
prominentie
Tips om premolaren te onderscheiden:
Boven- of onderkaak?
• BK= 3 wortels (1 palatinaal, 1 mesio-buccaal, 1 disto-buccaal), Je kunt er een ruitvorm
omheen bouwen (7 meer ruitvorm dan de 6).
• OK= 2 wortels (mesiaal=breed &plat en distaal=rond&dun), Je kunt een rechthoek om het
element heen bouwen
M1, M2 of M3 (Verstandskies)?
• BK M1= 4 knobbels (mesio-palatinaal = grootste), soms een extra knobbel = knobbel van
carabelli. Als deze extra knobbel er niet zit, zit er vaak een fissuur. = crista obliqua (=
verbinding tussen mesio-palatinale en disto-buccale knobbel).
• BK M2= crista obliqua (= verbinding tussen mesio-palatinale en disto-buccale knobbel) als er
4 knobbels zijn. Als er 3 knobbels zijn mist de disto-palatinale knobbel
• BK M3= 3 (mist ook de d-p knobbel) ,4 of 5 knobbels, hartjesvorm om occlusale vlak, grillig
fissuurpatroon, wortels soms met elkaar versmolten, 2 wortels.
• OK M1= altijd 5 knobbels
• OK M2= altijd 4 knobbels, kruisfissuur
• OK M3= 4 of 5 knobbels, wortels dicht bij elkaar of versmolten, grillig fissuurpatroon