Fysiologie
D1 les 1 Spijsverteringsstelsel algemeen
6 samenhangende processen:
• Ingestie: binnen krijgen/innemen van voedingsmiddelen (via de mond of sondes). Vindt plaats
wanneer voedsel via de mond het spijsverteringskanaal binnenkomt.
• Mechanische werking: kauwen/afbijten/peristaltische bewegingen.
• Vertering: voedsel afgebroken tot kleine organische bouwstoffen of lange moleculen worden
chemische kleiner gemaakt. Hierdoor kunnen ze worden opgenomen in de bloedbaan (door
dekweefsel).
➢ Zonder vertering opgenomen (Ze zijn al klein genoeg om de darmkanaal te passeren):
Water, Natrium, Kalium, Chloride, IJzer, Calcium en Vitaminen.
• Secretie: om vertering voor elkaar te krijgen zijn er enzymen nodig. Afgifte van
spijsverteringssappen (water, zuren, enzymen en buffers) door het epitheel van het
spijsverteringskanaal en door de accessoire organen.
• Opname voedingsstoffen: de verplaatsing van kleine organische moleculen, elektrolyten,
vitaminen en water door het dekweefsel van het verteringskanaal naar de interstitiële vloeistof
rond het spijsverteringskanaal.
• Uitscheiding: verwijdering van afvalstoffen uit de lichaamsvloeistoffen. Binnen het
spijsverteringskanaal worden deze afvalstoffen ingedikt en in de vorm van ontlasting via de
defecatie uit het lichaam verwijderd. (ontlasting bestaat uit voedselresten (onverteerd), water,
slijm, dode en levende bacteriën, afgestoten darmwandcellen).
,Functie en werking van de volgende organen:
In de mondholte komt het voedsel binnen. De mondholte is bekleed met een slijmvlies dat onder
meer uit gelaagd plaveiselepitheel bestaat. In de mond wordt het voedsel gekauwd en gemengd met
speeksel. Mechanische bewerking, bevochtiging, mengen met speeksel zijn de belangrijkste functies.
1. De mondholte betast en onderzoekt voedsel voordat het wordt ingeslikt.
2. De mondholte verwerkt materiaal mechanisch door de werking van gebitselementen, de
tong en de oppervlakken van het gehemelte.
3. De mondholte bevochtigt materiaal door dit met slijm en klierproducten van de
speekselklieren te mengen.
4. De mondholte begint de vertering van koolhydraten en vetten door middel van enzymen in
speeksel.
De tong verplaatst het voedsel in de mond. Speekselklieren in de mond vormen 1 tot 1,5 liter
speeksel per dag. Het bestaat uit water, mucinen, ionen, buffers, afvalstoffen,
stofwisselingsproducten en enzymen. Tijdens het eten bevochtig het speeksel de mond en lossen
chemische stoffen op die de smaakknopjes stimuleren. Het voedsel wordt met glad slijm omgeven.
➢ Glandula parotis → speekselamylase.
➢ Glandula submandibularis → buffers en slijm.
De farynx (de keelholte) is een overgang van de mondholte naar de oesophagus, waardoor vaste
stoffen en vloeistoffen naar de maag worden vervoerd. Het dient als gezamenlijke doorgang voor
vast voedsel, vloeistoffen en lucht. De keelspieren werken samen met spieren van de mondholte en
de oesophagus om het slikproces te beginnen. Door contracties van de keelspieren tijdens het
slikken wordt voedselmassa door de oesophagus naar de maag gestuwd. Voornamelijkste functie:
verplaatsing van voedsel.
Oesophagus (de slokdarm) is een gespierde buis van ongeveer 25cm en een diameter van circa 2
meter. De oesophagus begint bij de farynx, loopt naar achteren naar de trachea of luchtpijp in de
hals, passeert het mediastinum in de borstholte en komt de buikholte binnen via een opening in het
diafragma, voordat hij in de maag uitmondt. In de slokdarm worden geen spijsverteringssappen
afgegeven. De vertering van zetmeel gaat wel even door omdat het voedsel daarmee vermengd is.
Voornamelijkste functie: vervoer voedsel naar de maag.
▪ Bekleed met gelaagde plaveiselcelepitheel.
▪ Ligt achter de luchtpijp en gaat door het middenrif (bij de hiatus esophageus).
▪ Brengt vaste stoffen en vloeistoffen van de farynx naar de maag door een opening in het
diafragma.
▪ Heeft een bovenste en een onderste slokdarmkringspier. Kringspier: een ringvormige spier
die een spierde buis kan dichtknijpen.
, In de maag (gaster) komt de spijsbrij aan vanuit de oesophagus, de maag draagt bij aan de
chemische en mechanische vertering. De maag heeft vier belangrijke functies:
1. de tijdelijke opslag van voedsel
2. de mechanische afbraak van voedsel via spiercontracties
3. de afbraak van chemische bindingen in voedsel door de werking van zuren en enzymen
4. de productie van een intrinsieke factor, een verbinding die noodzakelijk is voor de opname
van vitamine B12.
In de maagwand zitten kleine kliertjes die maagsap (pH 1.2 – 2.0) en slijm maken. Het maagsap
bevat zoutzuur wat bacteriën dood. Het bevat ook enzymen die eiwitten verteren. Opgenomen
voedsel mengt zich met de klierproducten van de maagwandklieren, waardoor een viskeus, sterk
zuur, half vloeibaar mengsel ontstaat van gedeeltelijk verteerd voedsel dat chymus wordt genoemd.
Voedsel wordt in de maag opgeslagen. Tegelijkertijd vindt mechanische vertering plaats in
voorbereiding op de chemische vertering. De eiwitvertering begint in de zure omgeving van de maag
via de werking van pepsine. Pepsine zorgt ervoor dat de lange eiwitketens kleiner gemaakt worden
→ enzym voor de vetering van eiwitten.
➢ Voedselbrij gaat pas de maag uit als het zuur genoeg is, dan gaat het maagklepje open
De dunne darm (intestium tenue) speelt een belangrijke rol bij
de vertering en opname van voedingsstoffen. Meeste vertering
vindt plaats in de dunne darm. De dunne darm is 6 meter lang
en heeft een diameter van ongeveer 4cm bij de maag en 2,5 bij
de dikke darm. De dunne darm bestaat uit drie delen:
• Het duodenum (twaalfvingerige darm)
• Het jejunum (nuchtere darm)
• Het ileum (kronkeldarm)
Het duodenum is 25 cm lang en ligt het dichtste bij de maag.
Vanaf zijn verbinding met de maag buigt het duodenum zich tot
een C die om de pancreas heen ligt. Dit segment ontvangt
chymus uit de maag en verteringssappen vanuit de pancreas en
de lever. Het duodenum ligt buiten de buikholte. Organen die
achter de buikholte liggen, worden retroperitoneaal genoemd.
(Neutralisatie van pH).
Waar het duodenum de buikholte weer binnenkomt, begint het jejunum. Het jejunum is ongeveer
2,5 cm lang. Bij sommige mensen die willen afvallen, wordt dit deel operatief verwijderd. Het
grootste deel (90%) van de chemische vertering en de opname van voedingsstoffen vindt in het
jejunum plaats. In de wand van de dunne darm zitten kleine kliertjes die darmsap maken darmsap
zorgt ervoor dat alle overige voedingsstoffen verteerd worden, als ze oplosbaar gemaakt zijn gaan ze
via de darmvlokken via het bloed naar de lever.
Het jejunum gaat over in een derde segment, het ileum. Dit is het langste deel, met een lengte van
3,5 cm. Het ileum eindigt bij de valva ileocaecalis, een kringspier die de doorgang van de
darminhoud vanuit het ileum naar de blindedarm reguleert; de blindedarm is het eerste gedeelte
van de dikke darm. (Hier vindt meeste opname plaats van de 3 gedeeltes).