Thema 3.2
Les 1 Focusonderzoek
Wat is een ondontogeen focusonderzoek?
“Een ondontogeen focus is een ontstekingshaard in de dentitie, de kaken of de intraorale mucosa, die in
sommige omstandigheden tot zowel lokale als algemene lichamelijke aandoeningen kan leiden”
Wat is er nodig om informatie op te doen bij de complexe patiënt? (Deze info wordt opgedaan door een
tandarts of kaakchirurg in het ziekenhuis, en vaak daarna doorgestuurd naar de mondhygiënist.)
Waar let je extra op bij zo’n focus onderzoek? Bijvoorbeeld bij chemotherapie, je wil dan geen
parodontische behandelingen tijdens de chemo. Iemand die bestraald zou je liever ook niet meer willen
behandelen omdat de straling veel heeft aangetast. Je wil dus eigenlijk dat iemand zijn mondzorg zo op
peil is dat er nooit meer behandeling voor nodig is.
Beargumenteert bij welke patiëntencategorieën een focusonderzoek geïndiceerd is.
o Patiënten die zijn opgenomen met Onbegrepen koorts en verhoogde ontstekingsparameters, is niet
vaak tandheelkundige oorzaak, vaak zien mensen eerst de huisarts en vervolg bloedonderzoek.
o Hartchirurgie: wond vrijhouden van bacteriën, bacteriën die via bloedbaan bij wond terecht kunnen
komen bijv. via tandvlees voorkomen (streptokokken).
o Chemotherapie: doodt alle snel delende cellen, verlaagt witte bloedcellen en dus verlaagt
weerstand, verlaagt bloedplaatjes dus verhoogt bloedingsnijging. Bijv. een wortelpuntontsteking kan
ineens opspelen die eerst geen last gaf maar nu wel door lage weerstand, je moet dan misschien een
ingreep doen maar dat wil je liever niet bij chemo patiënt.
o Gewrichtsprothesen: infecties voorkomen, streptoccen kunnen via de mond in bloedbaan komen
richting de prothese en zorgen voor ontsteking. Mensen met diabetes of kwaadaardige aandoening
(maligniteit) of reuma hebben verhoogd risico op infectie prothese.
o Orgaantransplantatie: immunosuppressiva slikken tegen orgaan. “Stille ontstekingen” kunnen actief
worden omdat immuunsysteem niet meer goed werkt door immunosuppressiva. Plus punt is dat
wachttijd lang is (6mnd-2jaar) dus tijd om mondhygiëne omhoog te krijgen.
o Gebruik van bisfosfonaat: bij osteoporose of vrouwen die borstkanker hadden, uitzaaiing kanker in
het bot. Het remt botafbraak, botaanmaak vermindert dan ook. : Middelen die de botafbraak
remmen. Worden gebruikt bij vormen van botkanker, botontkalking (osteoporose, vooral bij
vrouwen in de overgang). Het probleem: voor botaanmaak heb je botafbraak nodig. Bijv. bij een
extractie, de kapotte botcellen worden niet afgebroken en dus worden er geen nieuwe botcellen
gevormd worden. Veel bijwerkingen. Het gebruik van intraveneus daarvan is de werking al
onomkeerbaar en ook na het gebruik van een jaar, dan is het stoppen niet effectvol voor het her
aanmaken van botweefsel. Dus daarom wil je liever nooit meer een extractie! Tabletvorm: na 3 jaar
problemen. Infuus eerder problemen. Kan leiden tot ontsteking kaakbot, gaat gepaard met necrose.
Heel moeilijk te stoppen. Soms moet botdeel verwijderd worden. Antibiotica. Tijdelijk stoppen geen
zin als je al 3 jaar bezig bent met tabletten of al intraveneus doet.
o Radiotherapie van het hoofd-halsgebied: Remt celdeling. Verminderde bloeding in OK, is al minder
doorbloed dan BK, na bestraling zijn er minder bloedvaten in OK. Wanneer er dan een extractie of
initiële behandeling plaats vindt kan er ontsteking ontstaan: osteoradionecrose. Lastig behandelbaar.
Geïnfecteerde botdeel verwijderen +antibiotica. Kan leiden tot kaakfractuur.
1
, ➢ De kolom met kunstgewrichten is verouderd want die patiënten hoeven geen AB
profylaxe meer, heel die kolom mag je eruit halen.
Je kijkt naar of de patiënt tijdelijk of voor altijd geen behandeling aan kan. Bijvoorbeeld chemo versus
orgaantransplantatie → Tijdelijk chemo VS voor altijd immunosuppressor.
• Korte duur: onbegrepen koorts, hartchirurgie (behalve kunstklep en afwijkingen) en
chemotherapie.
• Voor altijd: Orgaantransplantatie, bisfosfonaat en radiotherapie in hoofd-halsgebied.
• In het kaakbotgelegen aandoeningen: bv cystes, niet sonodeerbare geïmpacteerde elementen
Kan beschrijven hoe een focusonderzoek verricht wordt.
Het onderzoek naar de aanwezigheid van odontogene foci wordt verricht door een tandarts of een
mondziekten-, kaak- en aangezichtschirurg.
Het onderzoek richt zich vooral op afwijkingen van de mucosa, de dentitie en het kaakbot. Op indicatie
worden röntgenopnamen gemaakt, veelal in de vorm van een panoramische röntgenopname. Het
belang van ondontogeen focusonderzoek wordt door sommige onderzoekers ter discussie gesteld,
terwijl anderen er juist erg veel waarde aan hechten.
• Het mondonderzoek (100%) wordt in 93% van de gevallen aangevuld met een
röntgenonderzoek (BW’s, solo en soms met een OPG).
• Het mondonderzoek wordt ook in 53% aangevuld met vitaliteit testen om te kijken of bepaalde
elementen wel of niet vitaal zijn.
• Het mondonderzoek wordt in 15% van de gevallen aangevuld met een parodontiumstatus om
te kijken hoe het staat met de parodontale gezondheid van de patiënt.
2
,Klinische kenmerken van odontogene foci:
• Klinische cariës profunda
• Avitale, niet endodontisch behandelen gebitselementen
• Ontsteking van het parodontium
• Slijmvliesafwijkingen gerelateerd aan een gebitsprothese
• Aandoeningen van het kaakbot.
Beargumenteert of vervolgbehandeling nodig is, naar aanleiding van het focusonderzoek.
Van alle patiënten die zijn doorgestuurd voor een focusonderzoek, krijgen:
• 71% mondhygiëne instructie of behandeling.
• 47% van de gevallen worden er 1 of 2 extracties uitgevoerd.
• 7% van de gevallen wordt cariës behandeld
• 4,9% wordt er een apexresectie of andere (4.3%) endodontische behandeling uitgevoerd.
• Overige behandelingen wordt bij 3% van de patiënten uitgevoerd.
Benoemt argumenten voor en tegen het uitvoeren van een focusonderzoek.
Onder alle omstandigheden moet een afweging worden gemaakt tussen het eventuele ongemak van de
gevolgen van een niet behandeld ondontogeen focus, tegenover het ongemak en de eventuele gevolgen
van eliminatie van een dergelijk focus. De prognose qua levensverwachting van een te onderzoeken
patiënt dient uiteraard mede te worden betrokken bij de beslissing om een ondontogeen focus al of niet
te elimineren. In het bijzonder doet zich dit voor bij palliatieve behandeling.
Voor:
• Detecteren van odontogene ontstekingshaarden ter preventie.
• Inschatten van de invloed van de ontsteking op het gezondheidsrisico bij patiënten met:
- Een verhoogde kans op endocarditis
- Een gewichtsprothese
- Die een orgaantransplantatie moeten ondergaan
- Bij patiënten die een bepaalde vorm van chemotherapie of bestraling in het
hoofdhalsgebied zullen ondergaan.
Tegen:
• Focusvrij maken van de mond is eigenlijk onmogelijk.
• Emotioneel belastend voor de patiënt (bv als zij geen elementen willen verwijderen).
• Onnodige kosten → vaak is een focusonderzoek niet evidence-based.
• Er worden altijd röntgenfoto’s gemaakt → niet ALARA.
• Grote kans op overbehandeling
• Bij onbegrepen koorts is het moeilijk te bewijzen dat het door een ontsteking in de mond komt.
Een goede uitleg aan de patiënt over de aard van de gevonden odontogene foci en de reden waarom de
foci in dit geval moeten worden behandeld is dan ook van groot belang. Uiteindelijk betreft het een
advies uitgebracht aan verwijzer en patiënt en neemt laatstgenoemde zelf, na uitleg en zo nodig
bedenktijd, de beslissing. Het verwijderen van odontogene foci berust op de veronderstelling dat
dergelijke foci een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid van de patiënt en is vooralsnog niet
‘evidence based’ te onderbouwen.
3
, Beschrijft de gevolgen van de aandoeningen die een focusonderzoek indiceren, voor de
mondgezondheid.
Onbegrepen koorts en verhoogde ontstekingsparameters: Er is hier weinig wetenschappelijk bewijs
voor, maar toch kan het zijn dat de patiënt koorts, blijvende koorts of een verhoogde ontstekingswaarde
heeft door problemen in de mond.
Hartchirurgie: heeft geen directe invloed op de mondgezondheid. Er moeten wel maatregelen worden
genomen voor en tijdens de behandeling (AB-profylaxe, eventueel aanpassen antistolling etc.)
Patiënten die hartchirurgie moeten ondergaan, dienen een ontstekingsvrije mond te hebben ter
voorkoming van kolonisatie van het operatiegebied met eventuele pathogene mondbacteriën. Een
optredende bacteriemie vanuit de mond met streptokokken kan in vaatnaden, waar per definitie het
endotheel is onderbroken, tot ontsteking leiden van het endocard. Het resultaat van de chirurgische
behandeling kan daardoor volledig teniet worden gedaan.
Chemotherapie: weerstandsvermindering, schade in de snel delende weefsels, grote kans op mucositis.
Grotere kans op infecties; chronische ontstekingen in de mond kunnen opvlammen. De
verschijningsvormen van infecties is anders dan bij gezonde individuen. Meestal is er alleen sprake van
roodheid en pijn, terwijl andere ontstekingskenmerken, zoals zwelling, zijn afgezwakt. Er is ook een
grotere bloedingsneiging door de negatieve effecten van de chemotherapie op het beenmerg.
Samengevat:
• Chemotherapie leidt tot weerstandsverlaging (door vermindering van witte bloedcellen) en
bloedingsneiging (door vermindering van bloedplaatjes)
• Door weerstand verlaging opvlammen van chronische onstekingsprocessen bv. in de mond
(wortelpunt ontsteking waar je jaren geen last van hebt en nu ineens wel)
Gewrichtsprothese: Ook deze patiënten (vooral in combinatie met diabetes, reumatoïde artritis en
kanker) hebben een verminderde weerstand met alle gevolgen van dien. Inmiddels is hiervoor geen
antibioticumprofylaxe voor nodig! Uiteindelijk is bij deze patiënten wel de noodzaak om de mond zo
gezond mogelijk te krijgen en gingivitis te voorkomen om toch de route via de bloedbaan van de
streptokokken te voorkomen.
Orgaantransplantatie: Op het moment dat een patiënt een orgaantransplantatie ondergaat, dan zal de
persoon de rest van zijn leven medicijnen die het immuunsysteem onder drukken (Immunosuppressiva)
moeten gebruiken. Het lastige van een getransplanteerd orgaan is dat het lichaam daar eindelijk in
opstand komt, doormiddel van het eigen immuunsysteem dus moet je het immuunsysteem
onderdrukken, maar dat betekent ook dat sluimerende ontstekingen die in het lichaam aanwezig zijn
actief kunnen worden, omdat het eigen immuunsysteem wordt onderdrukt.
Bisfosfonaatgebruik: Word veel gebruikt bij patiënten met osteoporose en botmetastasen (uitzaaiing in
het bot als gevolg van een tumor in het lichaam).
Het werkingsmechanisme van Bisfosfonaat is: het remmen van de activiteit van botafbraak. Het lastige is
als je botafbraak remt, je bot aanmaak ook verminderd is. Bisfosfonaatgebruik kan leiden tot een
ontsteking reactie van het kaakbot (bisfosfonaat related necroseof the jaw), ontsteking proces die
gepaard gaat met necrose. Het ontstekingsproces is zo actief en moeilijk om te stoppen dat behandeling
om het geïnfecteerde botdeel te verwijderen soms wel kan leiden tot fracturen of verwijderen van een
groot deel van de kaak i.c.m. een hoge dosis antibiotica. En het lastige met bisfosfonaat is dat tijdelijk
stoppen niet zinvol is. Necrose van het kaakbot kan optreden na invasieve tandheelkundige
4