Artikelen bij Kunst van het Scheppen
Week van 14 nov-20 nov
1. Battersby
- Centrale vraag: Hoe komt het dat het romantische concept van genie, schadelijk
is voor vrouwen? Hoe is het begrip ‘’genie’’ veranderd door de jaren heen,
rekening gehouden met de positie van de vrouw?
- (Blz 305)
Romantic conception of genius: harmful to women. Onze huidige criteria voor
artistieke excellentie vind zijn origine in in theorieën die specifiek de genialiteit
van vrouwen ontkent. Want: we associeren genialiteit met mannelijke
eigenschappen, sociale rollen, en soorten (mannelijk) energieen. Plus je moet als
serieuze artiest geaccepteerd worden om geniaal te zijn.
- Romantische concepten zijn afgekeken van de grieken en romeinen: het is dus al
eeuwen actueel.
- (Blz 306)
- Genius: linked human divinity to male procreativity.
- Ingenium: is used to explain why a females wits (judgement and talents), should
be inferior to those of a male.
- Stappen tot moderne concept genius:
1.Het mixen van de twee termen (17e eeuw in Engeland). Toen was genius nog
een breed concept (kon ook geest, beschermengel, of demonisch). In de 18e
eeuw werd het dus toegespitst.
2. Toen werd genius iets wat je gewoon had (of vrouwen dit ook hadden (en wat
voor type dan) is onduidelijk). Geen connectie genialiteit en greatness of
originaliteit.
3. Eind 18e eeuw: superioriteit werd een ding. Originaliteit werd belangrijker dan
talent. Ging meer over instinct, gevoel en verbeelding. Wat over het algemeen
vrouwelijke eigenschappen zijn.
- (Blz 307)
- Vanwege de industrialisatie begon er nostalgie te ontstaan naar het
bourgondische leven. Hetgeen wat als gevoelig en natuurlijk werd gezien, deze
over het algemeen vrouwelijke eigenschappen werden toen ook mannen toe
gedragen (om superieur te blijven)
- (Blz 308)
4. 19e eeuw: de passiviteit van de artiest werd benadrukt, maar ook de
hoeveelheid werk die een genius hoeft te doen.
- Naturel: iets creëren was als iets baren. Male midwifery and male motherhood
was commonplace. (-Nietsche bespreekt dit, maar ook dat mannen niet
begripvoller werde tegenover vrouwen)
- (Blz 309)
- Rouwe natuur kreeg bij meer adoratie, een mannelijk gezicht. ‘Father of nature’
- Kant en genius: genius is een ongeboren talent (ingenium), maar gaat ook over
macht en eigen wil. Ook een mannelijk perspectief, vrouwen komen niet dichtbij
God op due manier. Mannen acteren vanuit duty, regels en principes ipv liefde.
, Vrouwen zouden immoreel zijn en dus niet alleen fysiek inferieur maar ook
mentaal inferieur. Het is onvrouwelijk om zich met iets anders bezig te houden
dan schhoonheid. Perfectie in de man is imperfectie in de vrouw. Alleen mannen
moeten streven naar het sublieme.
- Subliem: Bovennatuurlijk, indrukwekkendheid, angst in boezemen.
- (311)
- Kant: een vrouw heeft alleen natuur zijn doeleinden, reproduceren. Een
aestheticly pleasing sekse, maar geen volledig menselijke. Genius hoort bij
rationeel denken, en vrouwen kunnen dat niet.
- Rousseau: passie hoort bij genius, vrouwen hebben dat niet. Dus wat het meest
wordt gewaardeerd hebben vrouwen niet.
- Eind 18e eeuw: genius is een manier van zijn ipv een talent.
- (312)
- Romantiek bond genialiteit aan een persoonlijkheid.
- Verschillende typen genialiteit:
1. Romantiek, geniaal in persoonlijkheidstype ( outsider, gek etc.)
2. Pre- romantiek, een specifieke staat van zijn (passie, verbeelding, instinct,
intuitie)
3. Genialiteit in verband met energie.
4. Eerdere 18de eeuw: scientific berekening op basis van resultaten testen talent
en creativiteit.
- (313)
- Feminist female genius: een vrouw die geacht wordt een strategische positie in
te nemen in de matrilineaire en partilineaire patronen van de traditie waaruit de
cultuur bestaat
2. Beambussche
- Centrale vraag: wat is kunst?
- Wat is kunst en wat zorgt ervoor dat het gezien wordt als ‘geslaag?’ Is kunst een
kwestie van nabootsing? Waarin het gaat om hoe de kunstenaar de werkelijkheid
weergeeft? Of is kunst een gevoelskwestie, waarin het gaat over wat de
kunstenaar uit drukt? Of is de emotionele reactie (kippenvel, extase)
doorslaggevend? Of is kunst een zaak van originaliteit, waardoor we ons
verbazen en nieuwe ideeën op doen? Of gaat het over vorm en techniek? Of
moeten we kijken naar de manier waarop kunst bekeken wordt (het esthetisch
oordeel)?
- Eerste deel: historische ontwikkeling en de maatschappelijke context volledig
buiten beschouwing. Eerste ziet kunst als taal en tekensysteem (blz 18). Tweede
deel: kunst als historisch en maatschappelijk fenomeen centraal.
- Blz 19: kunst steeds meer onderwerp filosofische en theoretische bezinning.
- Waardoor kunstfilosofie (esthetica) heropleving?
1. Moderne kunst verlegd grenzen artistieke
2. Recente ontwikkeling filosofie. Postmoderne filosofie twijfelt namelijk aan
rationele grondslagen wetenschap en maatschappij.
- Blz 20:
, - Legitimatiecrisis: niet duidelijk op welk fundament de aanspraken op waarheid
berusten. Welke criteria en normen hebben we om kunst/wetenschap van niet-
kunst/ niet-wetenschap te onderscheiden?
- Kunst vlucht in de filosofie:( ter rechtvaardiging kunstopvatting),
kunstbeschouwing wordt als kunst gezien (conceptuele kunst)
- Denkers richten zicht tot kunst: de rede is verloren als rechtvaardigheidsgrond,
kunst wordt inspiratiebron.
- Blz 21:
- Wat wordt nu echt onder kunstfilosofie en esthetica verstaan?
- 18e eeuw: esthetica als zelfstandige wijsgerige discipline. (1735 Baumgarten);
kunst-schone, schoonheidsbeleving. Wilde alle niet-rationele kennis
herwaarderen: zintuigelijk waarneming, intuïtieve kennen etc.
- Hegel: vindt esthetica ongeschikt en oppervlakkig.
- Esthetica nu 1:empirische studie van esthetische ervaring. Onderdeel
experimentele psychologie, esthetische waarneming, fysiologie, fysica,
- Esthetica nu 2: systematische studie van de (blz. 22) stijl en expressie elementen
(compositie, vormgeving, overdracht).
- Esthetica: kan ook als de bestudering van schoonheid gezien worden. Esthetica
neemt dus ook de ervaring van schoonheid mee ipv kunstfilosofie (waar bijv
natuurschoonheid niet wordt besproken), er zit dus verschil in termen.
- (Blz 23)
- Filosoof: pogen na te gaan wat er met de zintuigelijke en of esthetische
waarneming verondersteld wordt en wat er mogelijk wordt gemaakt. Notie van
ruimte en tijd.
- Verschil empirische en wijsgerige vraagstelling: niet bepaald door voorwerp
onderzoek , maar door het soort van vraagstelling.
- (Blz 24)
- Esthetische uitspraken: normatieve vragen: niet waar noch onwaar, niet
toetsbaar. Vanuit normen, niet feiten. Waardeoordelen (itt tot empirische). Vaak
met metaforen. .Wetenschappelijke of empirische esthetica is dus niet mogelijk
(contradictio in terminis).
- (Blz 25)
- Verschil kunstkritiek (geeft een esthetische oordeel-net zo normatief als
kunstfilosofie) en kunstfilosofie is moeilijker
- (Blz 26)
- Kunstfilosofie: uitspraak op metaniveau
- Esthetisch oordeel dat direct betrokken is bij een esthetisch object wordt
toegelicht of gerechtvaardigd.
- (Blz 27)
- Schema: kunstenaar> kunstwerk (fysieke werkelijkheid)> kunstbeschouwer.
- Kunstfilosofische theorieen:
1. Nabootsingtheorie: een gezichtspunt. Verhouding tussen het kunstwerk en
de fysieke (zintuigelijk waarneembare) werkelijkheid. Ook wel mimesis of
mimetische theorieën.
- (Blz 28)
2. Expressietheorie: verhouding kunstenaar en kunstwerk. Draait om
zelfexpressie van kunstenaar.