Week 1:
Belangrijke termen:
1. Psalm (religieus lied) en hymne 8. Tropen
(lofzang) 9. Neumen
2. Gregoriaans gezang 10. Diastematisch/adiastematisch
3. Liturgie 11. Ritmisch/aritmisch
4. Officie 12. Solmisatie
5. Mis 13. Hexachord
6. Ordinarium en proprium 14. Authentieke/plagale modi
7. Syllabisch, neumatisch, 15. Finalis en repercussa
melismatisch
Kleine tijdlijn:
1. 325 Credo: gezongen op zondag. Basis geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (tekst
waarin 1e keer de fundamentele doctrines van het christendom werden vastgesteld door de
leiders van verschillende kerken)
2. 590/604 Gregorius de grote: krijgt gezangen ingefluisterd door duif (heilige geest).
Ontwikkeling standaard liturgie en muzikaal repertoire.
3. Liturgie: het geheel van voorgeschreven gebeden, ceremoniën en handelingen die een
eredienst uitmaken
4. 768/814 Karel de Grote: koning en keizer, educatie, kunst, muziek, boeken, eenheid in rijk
(dankzij liturgische boeken en gezang).
5. Vanaf 9e eeuw: notatie vaststellen van muziek
6. 1054 definitieve splitsing kerken. Westers= katholiek
7. Tradities binnen ontwikkeling liturgie en gregoriaans repertoire.
Romeins-Afrikaans (vb. puer natus est: melismatisch, anders, eenstemmig>samen)
Gallisch, verschillende traditie
1. Ambrosiaans (milaan)
2. mozarabisch (spanje)
3. keltisch (ierland)
4. gallicaans (koninkrijk vd franken, vb. alleluia: eenstemmig, een woord, kleine
versieringen, vrij tempo)
Christelijke eredienst:
1. De mis (met eucharisatie: heilige maaltijd)
2. De getijdengebied (officie, het dagelijkse officiële publieke gebed van de Rooms-Katholieke
Kerk)
Introductie Mis: proprium Ordinarium
1. Introitus
2. Kyrie
3. Gloria
4. Collecta (gebed)
Lezingen en psalms 5. Lezing (epistel)
6. Graduale
, 7. Alleluia
8. Sequentie
9. Evangelie
10. Preek
11. Credo
Gebeden en communie 12. Offertorium
13. gebeden
14. Secreta
15. Prefatie
16. Sanctus
17. canon van de mis
18. Onze vader
19. Agnus Dei
20. Communio
21. Postcommunio
22. Ite missa est
- Rood: het koor zingt
- Blauw: intonatie (door de cantor: (voor)zanger of de leider van de zang in kerken
- Groen: wordt gelezen
- Gradual en Alleluia (teksten van psalmen): Hoogtepunt mis. Muziek staat centraal, en niet
de tekst.
- Proprium (wisselende gezangen van de mis) + ordinarium (werderkerende gezangen:
Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus/Benedictus en Agnus Dei, ite missa est) = misgezangen
Officie
- 8 diensten: verspreid over de dag en de nacht, meestal gevuld met psalmen.
- Antifoon: gezang vóór en achter een psalm, voornamelijk syllabisch en eenvoudig.
- Hymns (officie): strophisch (meerdere strofen van 4 tot 7 regels, dezelfde melodie.
verheven lofzang of loflied op een bepaald onderwerp (zoals een land, God of een
godheid, of een gebeurtenis
- Het responsorium (responsory)= muzikale reactie op Bijbel.
- Kloostervader Benedictus (6e eeuw:) heeft de Officie voorgeschreven in zijn regel voor
monniken.
- Moet je dat plaatje kennen?
Genres and forms of chant
1. Psalm tones (liedtekst opgenomen in bijbel)
2. Antifonen (officie)
3. Hymns (officie)
4. Antifonaal gezang (psalmen in de mis): de antifonen in de mis hebben meer melodsiche
versieringen dan in de officie
5. Responsoriale psalmen in de mis en het officie:
Het graduale in de mis: (meer melismatisch dan het responsorium in het officie,
gezongen vanaf een verhoging/trap), (vb. graduale: viderunt omnes (op de
kerstdag, heeft een melisma van 52 noten op het woord dominus)
, het alleluia (de acclimatie net voor de evangelielezeing in de mis, de laastet
lettergreep is een lange melisme (jubilus)).
6. Het ordinarium van de mis: Vanaf 9e eeuw (nieuwe gezang melodien, soms meerdere
varianten, voor een misdeel), vanaf 13e eeuw (miscuclus van een gezang voor ieder deel.
Psalm tones
- Melodische recitatieformule
- heeft een antifoon (introductie).
- Kleine doxologie: lijnen 9 en 10, melodie is niet anders.
- Ambitus: korte melodie
Drie fases neumnotaties
1. 900 neumen:
adiastematisch (op en neer beweging genoteerd, maar niet exacte toonhoogte) en
aritmisch.
geeft info van de toonhoogte (maar niet exact, het was eerder een geheugensteuntje
voor als je het al kende)
Vb. Viderunt omnes
2. 1050/1100, vanaf 10e eeuw: neumen op toonhoogte (kleine streepjes boven de lijn)
Je kunt nu lijnen trekken
Meer melodische infromatie
Meer diastematisch dan eerdere notatie, nog steeds aritmisch.
3. 1150/ 11e eeuw: lijnen en noten dus ook toonhoogte.
Guido Arezzo
Lijnen geven de Kl2 aan (plaats tussen e &f en de b& c) 4 lijnen, tussen elk lijntje een
terts.
Diastematisch
Het gregoriaans gezang:
1. Monofoon, eenstemmig (zonder versieringen, muziek en melodie hetzelfde)
2. Met tekst, alleen gezongen
3. Drie manieren van uitvoering: responsoriaal (afwisseling solist en koor), antifonaal (twee
groepen van zangers zingen in een soort van vraag en antwoord vorm), direct
4. Drie stylen van muziekcompositie met tekst:
1. syllabisch (bijna een toon per lettergreep)
2. neumatisch (een tot zes tonnen per lettergreep)
3. melismatisch (meer tonen per lettergreep, vanaf 6 en meer)
5. Dies irae dies illa (uit requiemmis) : een van de bekendste gregoriaanse stukken, syllabisch.
Nieuwe gregoriaanse composities:
- Troop: versieringen van het gregoriaans (vaak tekstuitbreiding)
, Langere melodieën , meer creativiteit in de uitvoering, de tropen waren populair
in kloosters tussen 9e eeuw en 1545 (council of trent)
Nieuwe tekst en muziek bij een oude melodie
1. nieuwe muziek (melismas) bij een oude tekst
2. nieuwe tekst (prosula) bij een oude melisma.
- De sequens: de oudste versie van tropen, een onmiddellijk op andere toonhoogten
herhaalde melodie of harmonie.
Gezongen na het alleluia, is syllabisch. Poetische structuur A BB CC DD ..N. Zelfde
melodie, maar anders, laatste is weer kort.
Populair tot 13e eeuw, maar daarna alleen maar 4 of 5 sequensen.
Vb.
1. Victimae paschali laudes (pasen)
2. dies irae (requiemmis)
3. veni sancte spiritus (pinksteren)
4. lauda sion (sacrementsdag) (bekendste sequence)
Tekst setting
Drie stijlen van muziekcompositie met tekst (niet al te strikt)
1. Syllabisch (een toon per lettergreep)
2. Neumatisch (een tot zes tonen per lettergreep)
3. Melismatisch (meer dan 6 tonen per lettergreep)
(Vaak is er een mix)
Guido van Arezzo (991/1033):
Muziektheoreticus
guidonische hand (notennamen op hand)- nr.
Ut (in de 17e eeuw vervangen door la), re, mi, fa , sol, la
(si)
Solmisatie (sol en mi, methode om de melodie sneller
uit je hoofd te leren- op basis hexachordsysteem)
Hexachordsysteem
Reeks 6 tonen (ut, re, mi, fa, sol ,la)
De kleine secunde zit altijd tussen de & mi en de & fa.
Drie hexachorden, systeem voor aanleren niet per se voor
doen:
1. Op C (natuurlijk hexachord/naturale) kleine secunde tussen b en c of was bij
hard..)
2. Op F (zacht hexachord/Molle)
3. Op G (hard hexachord/Durum)
Modaalsysteem: