AFPF BLOK 4
Om te bepalen of iemand te zwaar is wordt er gebruik gemaakt van de body mass index (BMI)
BMI: gewicht: lengte2
Bij een BMI hoger dan 25 spreken we van overgewicht, is dit hoger dan 30 dan wordt er gesproken
van obesitas. Ook wordt de buikomvang gemeten om te kijken naar vet verdeling.
Overgewicht en obesitas ontstaan doordat er langdurig mee energie in gaat dan er wordt verbruikt,
dit wordt opgeslagen in de vorm van vet.
Bij obestitas heb je verhoogd risico op comorbiditeit:
- DM type 2
- Cardiovasculaire aandoeningen
- Chronische gewrichtsklachten
- Slaapapneu
- Hoger risico op kanker en galstenen
- Complicaties bij zwangerschap en bevalling
- Verminderde kwaliteit van leven
Normaal gewicht zelden haalbaar, maar bij 5-10% is er al gezondheidswinst. Aanpassen leefstijl
positieve invloed op comorbiditeit en risicofactoren
Het opbouwen (anabolisme) en afbreken (katabolisme) van stoffen noemen we stofwisseling
(metabolisme). Veel van de voedingsstoffen die binnenkomen worden in het lichaam opgeslagen of
dienen als brandstof, een overschot aan vetzuren wordt bijvoorbeeld opgeslagen als vet, vooral
onderhuids. Door deze reserves is er dus ook wanneer er niet wordt gegeten genoeg energie
beschikbaar.
Corticosteroïden (bijnierschorshormonen) stimuleren de opslag van vet
Vetweefsel fungeert niet alleen als opslagplaats van energierijke stoffen, maar ook als
hormoonproducerend orgaan. Belangrijk in dit kader is de productie van leptine, dit werkt
eetlustremmend en verhoogt de stofwisseling
1 kcal= 4,2 kJ
De hypothalamus regelt de eetlust zoals een vol gevoel, een verlaging in de bloedsuikerspiegel leidt
tot een hongergevoel. Emotionele factoren kunnen ook van invloedzijn op de eetlust.
De communicatie over eetlust een vol gevoel of stofwisseling wordt mogelijk gemaakt door
verschillende boodschap stoffen:
- Serotonine stimuleert het verzadigingscentrum, een tekort hiervan leidt tot een verminderd
verzadigingsgevoel en tot te veel eten. Dit tekort wordt in verband gebracht met een
depressie die een rol kan spelen bij overgewicht
- Endorfine (natuurlijke pijnstillers in de hersenen) stimuleren de eetlust
- Nicotine (roken) stimuleert de afgifte van adrenaline waardoor de bloedsuikerspiegel hoger
wordt en de eetlust wordt geremd en het verhoogt de stofwisseling
- Leptine: dit wordt aangemaakt in het vetweefsel bij gewichtstoename. Dit bindt zich in de
hypothalamus aan receptoren en zorgt er voor dat de eetlust wordt geremd en de
stofwisseling toeneemt.
- Als er vetrijke voeding in de dunne darm terecht komt produceert deze cholecystokinine. Dit
zorgt voor samentrekking van de galblaas waardoor de extra gal de vetvertering ondersteunt.
Het remt de maagontlediging en veroorzaakt een sterk verzadigingsgevoel
1
, - Oestrogeen stimuleert het hongergevoel en de eetlust
Ook psychosociale en cultureel-maatschappelijke factoren zijn van invloed op de energieopname en
het energieverbruik. Hierbij kan je denken aan het eet- en bewegingspatroon in het gezin en
waarden en normen over voeding en gewicht binnen een samenleving. Ook het gedrag van ouders
en gewoontes in een gezin spelen een belangrijke rol.
Obesitas verhoogt de kans op verschillende ziekten en aandoeningen zoals: diabetes mellitus type 2,
gewrichtsklachten, hart- en vaatziekten en slaapapneu. Ook is er een verhoogde kans op kanker en
galstenen
De behandeling van obesitas:
- Hierbij wordt eerst gezocht naar een onderliggende oorzaak, belangrijk is om iemand zijn
motivatie aan te passen er wordt vooral gericht op het verminderen van energie-inname en
het verhogen van energieverbruik.
- Ook wordt er gekeken naar individuele gedragsfactoren en omgevingsfactoren. Mensen
moeten soms een dagboek bijhouden met voeding, alcoholgebruik en beweging en de
factoren die hierop van invloed zijn.
- Verder moeten een realistische doelen worden gesteld. Uitleg geven over waarom iets van
belang is kan vaak al erg helpen
- Minimaal een uur per dag matig intensief bewegen en voor de aanpak van psychische
factoren wordt vaak gebruik gemaakt van cognitieve gedragstherapie.
Diabetes mellitus oftewel suikerziekte type 1 oftewel insuline afhankelijke diabetes
Oorzaken en pathofysiologie: bij diabetes 1 vernietigt het eigen afweersysteem de B-cellen van de
eilandjes van Langerhans, dit is dus een auto-immuunziekte. Hierdoor ontstaat een tekort aan
insuline waardoor de glucoseconcentratie in het bloed te hoog wordt en de patiënt dus last heeft van
hyperglykemie. De patiënt valt snel af doordat het lichaam vetten gaat verbranden om aan energie te
komen in plaats van glucose. (in principe aangeboren soms ontstaat het later, eigen lichaam wordt
aangevallen door T-cellen)
In de lever worden ketonen (uit vetzuren) gevormd, uit die ketonen kan aceton ontstaan, dit
verklaart de afwijkende ademgeur. De vetverbranding veroorzaakt acidose wat leidt tot problemen in
de hersenfunctie en tot toename van de ademhaling.
Dit heet ook wel kussmaul-ademhaling: een snelle diepe ademhaling die steeds maar door gaat, de
zuren prikkelen het ademhalingscentrum in de hersenen.
De verzuring en de vorming van ketonen hebben een schadelijk effect op de hersencellen en kunnen
leiden tot coma, dit wordt keto-acidotisch coma genoemd
Symptomen: veel plassen, veel dorst, afvallen, grote eetlust, duizeligheid en onscherp zicht,
gevoelsstoornissen en pijn door afwijkingen in het zenuwstelsel, verhoogde vatbaarheid voor
infecties. Klachten ontstaan in korte tijd of sluipend
Symptomen bij ernstige ontregeling (ketoacidose) zijn:
Uitdroging, shockverschijnselen, kussmaul-ademhaling, aceton geur ademhaling of coma
Diagnostiek: aan de hand van symptomen, lichamelijk onderzoek (vitale functies, mate van
uitdroging, infectie? Of specifiek lichamelijk onderzoek gericht op klachten of complicaties)
bloedsuikerspiegel bepalen
Behandeling: toedienen van insuline door middel van een injectie, goede inname van voeding
2
, (late) complicaties: schade aan de bloedvaten, ongunstige toename van vetten in het bloed,
artherosclerose. Slecht genezende wondjes. Schade aan zenuwen/hart/hersenen/benen, voeten/
nieren/huid/ogen
Diabetes mellitus oftewel suikerziekte type 2
Oorzaken en pathofysiologie: hierbij produceren de B-cellen wel insuline maar te weinig om in de
behoefte te voorzien, soms produceert de pancreas zelfs meer insuline dan normaal maar is de
behoefte zo groot dat de productie onvoldoende blijft. Er is dan een relatief te kort aan insuline.
Dit kan ontstaan door veroudering, erfelijke aanleg of insulineresistentie.
Symptomen: veel plassen, veel dorst, duizeligheid en onscherp zicht, gevoelsstoornissen en pijn door
afwijkingen in het zenuwstelsel, verhoogde vatbaarheid voor infecties. Klachten ontstaan in korte tijd
of sluipend in combinatie met overgewicht.
Symptomen bij ernstige ontregeling zijn:
Ernstige uitdroging, verwardheid, duizeligheid, convulsies (epileptische aanvallen) of coma
Diagnostiek: aan de hand van symptomen, lichamelijk onderzoek (vitale functies, mate van
uitdroging, infectie? Of specifiek lichamelijk onderzoek gericht op klachten of complicaties)
bloedsuikerspiegel bepalen
Behandeling: leefstijladvies zoals niet roken, goed eten/bewegen, afvallen, niet te veel alcohol. Als
dit niet helpt wordt overgegaan op orale medicatie zoals: metformine (remt glucoseproductie) of
sulfonylureumderivaten (bevorderen afgifte van insuline door de B-cellen in de pancreas. Als dit niet
helpt wordt overgegaan op insuline toediening door middel van injecties.
(late) complicaties: schade aan de bloedvaten, ongunstige toename van vetten in het bloed,
artherosclerose. Slecht genezende wondjes. Schade aan zenuwen/hart/hersenen/benen, voeten/
nieren/huid/ogen
Veel voorkomende complicaties:
- Hart- en vaatziekten
- Oogproblemen
- Nierschade
- Aangetaste zenuwen
Zowel bij DM1 als DM2 bestaat er een kans op ernstige ontregeling. Dit kan leiden tot een veel te
lage (hypoglykemie) of juist een veel te hoge bloedsuikerspiegel (hyperglycemie):
o hypoglycemie: kan ontstaan als gevolg van slechte afstemming tussen lichamelijke inspanning en
medicatie. Hierbij ontstaan symptomen als trillende handen, transpireren, plotselinge moeiheid,
gedragsveranderingen en uiteindelijke coma.
o Hyperglycemie: is vaak lastiger te herkennen. Symptomen die kunnen optreden, zijn dorst, veel
plassen, vermoeidheid. Hyperglycemie kan uiteindelijk ook leiden tot coma: bij DM1 tot keto-
acidotische coma en bij DM2 tot non-ketotische hyperglykemisch hyperosmolair coma.
Mensen met diabetes krijgen vaak last van zweren en infecties aan voeten of benen. Diabetes zorgt
voor veel veranderingen in het lichaam. De volgende veranderingen aan de voeten komen vaak voor
en zijn moeilijk te behandelen:
3