100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Staatsrecht €4,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Staatsrecht

33 beoordelingen
 1173 keer bekeken  107 keer verkocht

Samenvatting van het boek Praktisch Staatsrecht van Mr. Y.M. Visscher (derde druk). Alle artikelen staan in de samenvatting erbij en zijn makkelijk te herkennen in de tekst aangezien ik ze een andere kleur heb geven. Dit geldt ook voor de belangrijke woorden. In de samenvatting staat alle stof die ...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 7 jaar geleden

Voorbeeld 8 van de 35  pagina's

  • Ja
  • 19 mei 2017
  • 16 juni 2017
  • 35
  • 2016/2017
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (17)

33  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: esterazwiesereijn • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: samuelaopoku • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jacquesha • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: sharischa • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: karlijnarends • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: emilyvbeelen • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: cg123 • 5 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
RamonavW
Samenvatting Staatsrecht




Auteur: RamonavW
School: Windesheim
Vak: M3.4 Staatsrecht




Auteur: RamonavW 1

,Hoofdstuk 1 De Nederlandse staat en zijn bewoners
1.1 De Nederlandse staat
1.1.1 Kenmerken van de staat
We spreken van een staat als er een gemeenschap is van mensen op een bepaald
grondgebied, waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent.

Ad. 1 Grondgebied
Het grondgebied van een staat, het territorium, kent grenzen die soms na talloze oorlogen tot
stand zijn gekomen en in een verdrag met buurlanden zijn vastgelegd. De grenzen aan de kust
zijn in internationale verdragen vastgelegd, waarbij ook een brede strook zeewater tot het
grondgebied van die staat behoort. Ook het luchtruim boven het land hoort bij het grondgebied
van de staat. De staat heeft exclusieve zeggenschap op en over zijn gehele grondgebied.

Ad. 2 Gemeenschap
De gemeenschap wordt gevormd door mensen die daartoe behoren vanwege hun afstamming
of die op eigen verzoek de nationaliteit van de staat hebben verkregen. Zo’n gemeenschap kan
bestaan uit mensen met een verschillende taal, godsdienst, cultuur en geschiedenis, die zich
met elkaar verbonden voelen. De verbondenheid met de gemeenschap uit zich in nationale
symbolen. Door de onderlinge verbondenheid wordt de gemeenschap een volk oftewel een
natie.

Ad. 3 Gezag
Het hoogste gezag van de staat is gericht op het scheppen en handhaven van orde en recht.
Om te voorkomen dat burgers voor eigen rechter gaan spelen, mag alleen het hoogste gezag
van de staat geweld gebruiken (geweldsmonopolie). Het begrip staat kan in twee betekenissen
worden gebruikt. Aan de ene kant wordt hierbij het land aangeduid, dat wil zeggen het
grondgebied met de bevolking van de staat. Tegelijkertijd wordt met staat ook het gezag in de
staat bedoeld, oftewel de overheid. De staat kan in beide betekenissen worden beschouwd als
een zelfstandige en ondeelbare eenheid. Anders gezegd: de staat is soeverein. De
Nederlandse staat is een rechtspersoon naar burgerlijk recht (art. 2:1 BW). Erkenning van een
staat door andere staten wordt wel als vierde kenmerkend element van een staat beschouwd.
De staat (overheid) zorgt voor bescherming van de burgers door de landsgrenzen te verdedigen
en de orde te handhaven. Daarnaast zorgt de overheid ervoor dat het algemeen belang wordt
gediend. De overheid vervult haar taken door als wetgever op te treden, door de staat te
besturen en door middel van rechtspraak.

1.1.2 Het Koninkrijk der Nederlanden
De basis van het Koninkrijk der Nederlanden is gelegd in de zeventiende eeuw (de gouden
eeuw) toen Nederland gebieden elders in de wereld veroverde die rijk waren aan grondstoffen
en deze koloniseerde door ze onder Nederlandse staatgezag te brengen. De Nederlandse
koloniën waren Nederlands-Indië (het tegenwoordig Indonesië), Suriname en de zes eilanden
van de (toenmalige) Nederlandse Antillen: Aruba, Bonaire, Curaçao, Sabo, Sint Eustatius en
Sint Maarten. De Nederlandse Antillen zijn op 10-10-2010 opgeheven. Curaçao en Sint Maarten
zijn, net als Aruba in 1989, zelfstandige staten binnen het Koninkrijk geworden. Bonaire, Sint
Eustatius en Saba (ook wel BES-eilanden genoemd) hebben de status gekregen van openbare
lichaam in de zin van art. 134 Grondwet en zijn een soort overzeese gemeenten geworden. Het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is een staatsregeling waarin afspraken zijn
vastgelegd over de onderlinge verhoudingen in het Koninkrijk der Nederlanden.



Auteur: RamonavW 2

,Aangelegenheden die het Koninkrijk betreffen zijn volgens art. 3 lid 1 van het Statuut onder
andere de handhaving van de onafhankelijkheid, de verdediging van het Koninkrijken de
buitenlandse betrekkingen. Wetten die van toepassing zijn in het gehele Koninkrijk heten
rijkswetten. De afzonderlijke staten mogen hun eigen aangelegenheden zelf behartigen (art. 41
lid 1 Statuut).

1.2 Nederlanders en vreemdelingen
1.2.1 Nederlanderschap
Burgers die tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren, hebben de Nederlandse nationaliteit;
anders gezegd: zij bezitten het Nederlanderschap. De rechtsgevolgen van het
Nederlanderschap zijn:
1. Nederlanders hebben vrije toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven.
2. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ook (grotendeels) van toepassing op
Nederlanders die buiten het territorium van het Koninkrijk bepaalde misdrijven hebben
gepleegd (art. 5 Sr). Deze wet heeft, zoals dat heet, exterritoriale werking.
3. De Nederlander die in het buitenland gevangen genomen wordt, geniet diplomatieke
bescherming, dat wil zeggen dat vertegenwoordigers van Nederland zich ervoor zullen
inzetten dat hij door de buitenlandse staat goed wordt behandeld.
4. Nederlanders worden niet aan andere staten uitgeleverd, als niet zeker is dat zij na hun
veroordeling hun straf mogen uitzitten in Nederland (art. 4 Uitlevingswet).
5. Nederlanders vallen op grond van het zogeheten personeel statuut in de Wet algemene
bepalingen (Wet AB) ook in het buitenland onder het Nederlandse erfrecht en personen- en
familierecht (art. 6 Wet AB).
6. Art. 4 GW geeft Nederlanders het recht om onder anderen de leden van de Tweede Kamer
te kiezen (actief kiesrecht). Ook kunnen Nederlanders zelf gekozen worden als Kamerlid
(passief kiesrecht).
7. Sommige openbare functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld.
8. Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen.

Het Nederlanderschap wordt allereerst doorgeven door de ouders. Kinderen van Nederlandse
ouders en kinderen van de derde generatie (dit zijn kinderen van wie de niet-Nederlandse
ouders ook in Nederland zijn geboren uit hier woonachtige vreemdelingen) krijgen van
rechtswege de Nederlandse nationaliteit (art. 3 RWN). Hetzelfde geldt voor minderjarigen die
geadopteerd worden door een Nederlander (art. 5 RWN). Niet-Nederlandse jongeren tussen 18
en 25 jaar die sinds hun geboorte in Nederland hebben gewoond (tweede generatie), kunnen
Nederlander worden door een zogeheten optieverklaring af te legen op het gemeentehuis in
hun woonplaats (art. 6 RWN). Vreemdelingen die vijf jaar legaal in het Koninkrijk hebben
gewoond of hier al drie jaar getrouwd zijn met een Nederlandse partner en ouder zijn dan 18
jaar, kunnen bij de minister van Veiligheid en Justitie een naturalisatieverzoek indienen en
daarmee het Nederlanderschap verkrijgen (art. 7 RWN). Art. 1 van de Wet op de
identificatieplicht (Wid) geeft aan met welke documenten iemand zijn identiteit, dus ook zijn
nationaliteit, kan aantonen. Volgens art. 2 Wid moet iedereen vanaf 14 jaar een identiteitsbewijs
kunnen laten zien bij politiecontroles.

1.2.2 Vreemdelingen
Voor vreemdelingen geldt het zogeheten koppelingsbeginsel. Volgens art. 10 lid 1
Vreemdelingenwet (Vw) kan een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft, behalve




Auteur: RamonavW 3

,in uitzonderingsgevallen (lid 2), geen aanspraak maken op de toekenning van verstrekkingen,
voorzieningen en uitkeringen. Art. 3 Vw verhindert de toegang tot Nederland aan een
vreemdeling en voor een kort verblijf als toerist als deze aan één van de voorwaarden voldoet.
Met een visum verleent Nederland toestemming aan een vreemdeling om gedurende korte tijd
in Nederland te verblijven. Deze zogenoemde korte tijd is maximaal drie maanden (art. 3.3
Vreemdelingenbesluit). Voor een langer verblijf moet de vreemdeling op een Nederlandse
ambassade een zogeheten machtiging tot voorlopig verblijf aanvragen. In Nederland kan
daarna een zogenoemde verblijfsvergunning regulier worden aangevraagd (art. 14 Vw). Voor
staatsburgers van andere staten van de Europese Unie, Unieburgers of
gemeenschapsonderdanen geldt geen visumplicht, hun vrije termijn is zes maanden en de
drempels voor een langer verblijf zijn lager dan voor andere vreemdelingen. Asielzoekers
moeten een verblijfvergunning asiel aanvragen in een Nederlands aanmeldcentrum (art. 28
Vw). Aan de asielprocedure gaat een rust- en voorbereidingstermijn van zes dagen vooraf.
Daarna wordt in een algemene procedure die maximaal acht dagen duurt aan de asielzoeker
duidelijk gemaakt of zijn verzoek om een rechtmatig verblijf in Nederland kans van slagen heeft.
In art. 13 Vw staat vermeld wanneer een verblijfvergunning wordt verleend.

1.3 Bronnen van het staatsrecht
De rechtsregels die het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen, wordt
constitutie of staatsregeling genoemd. De Nederlandse constitutie is te vinden in de
Grondwet, het Statuut van het Koninkrijk, in verdragen en in gewoontewet. Daarnaast bevatten
organieke wetten (als de Grondwet bepaalt dat iets geregeld moet worden in een wet in
formele zin) regels van staatsrecht, behoren de eigen reglementen van de staatorganen tot de
Nederlandse constitutie en geeft de jurisprudentie een andere interpretatie.

Hoofdstuk 2 Grondrechten in Nederland
2.1 Grondrechten
2.1.1 Ontwikkeling van de grondrechten
Klassieke grondrechten waarborgen in zekere zin de vrijheden van burgers die de overheid
(zo veel mogelijk) moet respecteren, waardoor voor de burger een staatsvrije sfeer wordt
gewaarborgd. Dergelijke grondrechten zijn waarborgnormen en worden ook wel
vrijheidsrechten genoemd. Sociale grondrechten vormen als het ware een opdracht voor de
overheid om ervoor te zorgen dat er sociale gerechtigheid heerst in de samenleving en dat
iedere burger kan beschikken over voldoende gezondheidszorg, onderwijs en inkomen zodat hij
zichzelf kan ontplooien.

2.1.2 Werking van grondrechten
Grondrechten hebben in de eerste plaats hun werking in de relatie tussen de overheid en de
burger. We spreken dan de verticale werking van de grondrechten. Bij de klassieke
grondrechten (waarborgnormen) gaat het om onthouding van bemoeienis door de overheid; bij
de sociale grondrechten (instructienormen) moet de overheid juist actief ingrijpen. Ook in de
relatie tussen burgers spelen grondrechten echter een rol. De kern van de horizontale werking
van de grondrechten, dus tussen burgers onderling, bestaat uit dat burgers elkaars
grondrechten moeten respecteren, maar dat de mate waarin een grondrecht doorwerkt per
situatie kan verschillen. De vrijheidsrechten in het EVRM en het BUPO zijn in de relatie van de
burger tot de overheid voor iedereen binden. Deze bepalingen zijn self-executing, anders




Auteur: RamonavW 4

,gezegd: zij hebben – in tegenstelling tot sociale grondrechten – rechtstreekse werking (art. 93
GW).

2.1.3 Beperking en botsing van grondrechten
Een extra moeilijkheid bij de beoordeling van de doorwerking van grondrechten in horizontale
verhoudingen is dat partijen door het sluiten van overeenkomsten zelf afspraken kunnen maken
die een grondrecht beperken. Sommige grondrechten zijn alleen grondwettelijk gewaarborgd
voor degenen die de Nederlandse nationaliteit bezitten. Dergelijk grondrechten, die
voorwaarden stellen aan de nationaliteit, worden burgerschapsrechten genoemd. Het
beperken van grondrechten is gebonden aan vier duidelijk voorwaarden:
1. De mogelijkheid om grondrechten te beperken moet worden vastgelegd in de Grondwet of in
een verdrag.
2. De beperking dient ter bescherming van een bepaald doel dat in de Grondwet of het verdrag
is aangegeven.
3. De beperking en/of de bevoegdheid om te beperken, moet worden vastgelegd in een wet in
formele zin of in een lagere regeling die daarop is gebaseerd.
4. (Soms:) de beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.

2.2 Klassieke grondrechten
2.2.1 Recht op een gelijke behandeling (art. 1 GW, art. 14 EVRM en art. 26 BUPO)
Het eerste artikel van de Grondwet bepaalt dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten
worden. Discriminatie op de gronden die in dit artikel worden genoemd of op welke andere
grond dan ook, is niet toegestaan. Dit geldt zowel in verticale as als in horizontale relaties. De
wet maakt onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie. Bij directe discriminatie gaat
het om discriminatie die rechtstreeks is gericht tegen een persoon of groep personen. Een ander
geval van directe discriminatie is de inburgeringsplicht voor reeds genaturaliseerde
Nederlanders die de Nederlandse regering had willen invoeren. Als de discriminatie niet direct
op een persoon of groep is gericht, maar wel tot gevolg heeft dat deze nadeel kan ondervinden
van het gemaakte onderscheid, dan is er sprake van indirecte discriminatie. Ook zogenoemde
positieve discriminatie, waarbij aan een bepaalde groep personen een voorkeursbehandeling
wordt gegeven, is soms toegestaan. Voorwaarde is wel dat het doel dat daarmee is gediend
noodzakelijk is en in redelijke verhouding staat tot het nadeel dat anderen van de discriminatie
ondervinden. Degene die geconfronteerd wordt met discriminatie kan dit voorleggen aan het
College voor de rechten van de mens.

2.3 Sociale grondrechten
Burgers kunnen zich niet direct beroepen op sociale grondrechten, maar deze
instructienormen vormen een opdracht aan de overheid om burgers in staat te stellen zichzelf
te ontplooien. Sociale grondrechten hebben geen rechtstreekse werking. Een uitzondering
hierop is het stakingsrecht in art. 6 lid 4 ESH. Volgens jurisprudentie wordt het stakingsrecht
begrensd door de mate waarin de belangen van de organisatie die door de staking wordt
getroffen, wordt aangetast. Staking mag alleen als uiterste middel worden gehanteerd.

2.4 Toezicht op de naleving van grondrechten
Het vastleggen van grondrechten in de Grondwet en verdragen alleen is niet voldoende. Er
moet ook een systeem zijn dat toeziet op de naleving en dat regelt hoe burgers op die
grondrechten een beroep kunnen doen. Een geschil over grondrechten kan worden voorgelegd
aan de nationale rechter. Een beroep op de rechter buiten Nederland is pas mogelijk na een



Auteur: RamonavW 5

,eindoordeel van de Nederlandse rechter(s). Het EVRM kent het individueel klachtrecht, het
statenklachtrecht en een rapportagerecht. Iedereen de meent dat een staat, die partij is bij het
EVRM, één van zijn grondrechten heeft geschonden kan, nadat zijn mogelijkheden bij de
Nederlandse rechte zijn uitgeput, een klacht indienen bij het Europees Hof voor de rechten van
de mens (EHRM) in Straatsburg (art. 34 EVRM). Ook staten kunnen bij het EHRM klagen over
schending van mensenrechten door andere staten die partij zijn bij het verdrag (art. 33 EVRM).
Ten slotte kan elke staat worden verplicht om aan te geven hoe de grondrechten in het EVRM in
het nationale recht van die staat zijn gewaarborgd (art. 52 EVRM). Voor de (sociale)
grondrechten in het ECOSOC geldt een rapportageplicht aan de Verenigde Naties (art. 16
ECOSOC). Het BUPO kent, net als het EVRM, een statenklachtrecht (art. 41 BUPO), een
rapportageplicht (art. 40 BUPO) en een individueel klachtrecht. Dit laatste is vastgelegd in art. 2
van het Facultatief Protocol bij het BUPO. Deze klachten en rapportages worden behandeld
door het speciale Comité voor de mensenrechten. De uitspraken van het Comité zijn niet
bindend, maar wel van gezag zodat staten zich er vrijwillig aan houden.

Hoofdstuk 3 De organisatie van de Nederlandse staat en het
Koninkrijk
3.1 Van statenbond tot gedecentraliseerde eenheidsstaat
3.1.1 Historische ontwikkeling
De eerste staatsvorm van Nederland dateert uit 1579, toen zeven zelfstandige provinciën in het
gebeid dat nu Nederland en België omvat, zich door een verdrag, de Unie van Utrecht,
verbonden tot de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden. De provinciën waren
soevereine staatjes. In die zogeheten statenbond of confederatie had elke provincie een eigen
bestuur, met aan het hoofd een stadhouder en eigen wetgeving. Er was een algemene
vergadering, de Staten-Generaal, bestaande uit afgevaardigden van de zeven provinciën, die
besluiten namen over gezamenlijke aangelegenheden. Elke afgevaardigde bezat een mandaat
of last van zijn provincie, waarin werd bepaald hoe hij zich moest opstellen in de Staten-
Generaal. In 1795 veroverden de Franse de Vereenigde Nederlanden. De nieuwe staat werd in
de staatsregeling van 1798 vastgelegd als eenheidsstaat met een centraal gezag en
onzelfstandige departementen. Het hoogste macht werd neergelegd bij de Nationale
Vergadering, die bestond uit door het volk gekozen afgevaardigden uit 126 kiesdistricten. In
1806 veranderde de Franse keizer Napoleon de staatsvorm van de Bataafse Republiek in het
Koninkrijk Holland en stelde hij zijn broer aan als Koning om zo meer greep te krijgen op de
Nederlanden. In 1813 werd Nederland bevrijd en in 1814 is het Koninkrijk der Nederlanden in de
Grondwet vastgelegd. De Koning, in de persoon van Willem l, Prins van Oranje-Nassau, die de
zoon was van de gevluchte stadhouder Willem V, vormde samen met de Staten-Generaal het
wetgevende lichaam en een deel van de staatsmacht werd bij het onzelfstandige provincie en
gemeente neergelegd. België scheidde zich in 1831 af van het Koninkrijk Holland en werd zelf
eveneens een zelfstandige staat met een koning als staatshoofd.

3.1.2 De begrippen statenbond, bondsstaat en eenheidsstaat
De samenwerking tussen de zelfstandige staten Nederland, de voormalige Nederlandse Antillen
en Aruba is vrijwillig, hetgeen inhoudt dat elk van de drie delen zich los zou kunnen maken uit
het Koninkrijk. De onderlinge afspraken zijn echter niet vastgelegd in een verdrag, maar in een
staatreling of constitutie: het Statuut. Het grote verschil tussen een statenbond en bondsstaat
(federatie) is dat de deelstaten in een bondstaat hun zelfstandigheid en daarmee ook hun




Auteur: RamonavW 6

,staatsmacht grotendeels afstaan aan een centrale gezag, de federale regering. Een tweede
verschil is de bevoegdheidsverdeling tussen de deelstaten en het federaal gezag. Deze wordt in
een bondsstaat niet in een verdrag vastgelegd, maar in een constitutie. Een onderlinge federale
rechterlijke instelling waakt ervoor dat de grondwet zowel door het federale gezag als door de
deelstaten eenduidig wordt geïnterpreteerd. Ten slotte kennen we nog de staatvorm
eenheidsstaat. Kenmerkend hiervoor is de concentratie van de staatsmacht bij de centraal
gezag, dat de eenheid bewaakt van de staat die uit onzelfstandige delen bestaat.

3.1.3 Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland is, vanaf het moment dat het Koninkrijk der Nederlanden werd vastgelegd in de
Grondwet, een gedecentraliseerde eenheidsstaat. In een dergelijke staatsvorm heeft de centrale
overheid een deel van haar regelgevende en bestuurlijke taken en bevoegdheden overgedragen
aan lagere overheden, zodat het staatsgezag deels op centraal en deels op decentraal niveau
ligt. Provincies, gemeenten en waterschappen vormen het openbaar bestuur voor de decentrale
grondgebied of taakgebied waarvoor zij zijn ingesteld (art. 123 en 133 GW). Daarnaast kan de
wet openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen instellen op
decentraal niveau overheidstaken uit te voeren (art. 134 GW). Alle organen in de verschillende
bestuurslagen voeren de overheidstaken op hun niveau en kunnen daarnaast zelfstandig hun
interne aangelegenheden regelen en besturen (art. 124 GW).

3.2 Scheiding en spreiding van macht
In Nederland vond men dat de staat zich als een soort nachtwaker moest opstellen een alleen
moest zorgen voor veiligheid, rust en orde. Vandaar de naam nachtwakersstaat. Na de jaren
van economische crisis (1930) en vooral de Tweede Wereldoorlog verschoof de rol van de staat
naar die van een sociale verzorgingsstaat. Het werd de taak van de overheid om zodanig in te
grijpen in het sociaaleconomisch leven, dat vooral burgers een menswaardig bestaan was
gegarandeerd. Ongeacht de rol van de overheid is de Nederlandse staat een democratische
rechtsstaat. In een democratische rechtsstaat hebben burgers invloed op de overheid en is
ook de overheid aan regels gebonden. Een democratische rechtsstaat draagt de volgende
kenmerken:
 De overheid mag slechts optreden op grond van algemene regels die democratisch tot stand
zijn gekomen (legaliteitsbeginsel).
 De macht van de overheid is gespreid over verschillende organen of personen in de staat.
 Een onafhankelijke rechter biedt burgers bescherming tegen overheidsoptreden dat
willekeurig is of op een andere manier in strijd is met het recht.
 Burgers hebben fundamentele rechten die de overheid moet eerbiedigen.

3.2.2 Trias politica
Volgens de Engelsman John Locke kon misbruik van macht het beste worden voorkomen door
in een staat de wetgevende en de uitvoerende macht strikt van elkaar te scheiden. De Franse
filosoof Charles de Montesqueieu voegde daar de rechterlijke macht nog aan toe. Daarmee
ontstond de leer van de machtenscheiding, trias politica oftewel de triasleer. De drie functies
zouden uitgevoerd moeten worden door drie afzonderlijke organen die zich elk met één van de
taken bezighouden. Omdat de taken van de overheid ingewikkeld en veelomvattend zijn, is deze
ideaalsituatie voor de wetgevende en uitvoerende macht in Nederland niet uitvoerbaar gebleken
en maar ten dele toegepast, zoals blijkt uit het volgende:




Auteur: RamonavW 7

,  De wetgeving komt in Nederland op centraal niveau niet alleen tot stand door de
volksvertegenwoordiging, maar door de Staten-Generaal en de regering gezamenlijk (art. 81
GW).
 De uitvoerende macht (regering) kan ook alleen, zonder medewerking van de
volksvertegenwoordiging, regels vaststellen. Dit gebeurt dan in een vorm van een Koninklijk
besluit, dat door de Koning wordt ondertekend (art. 89 GW).
 In sommige gevallen hebben ook ministers een eigen regelgevende bevoegdheid.
 Ook op decentraal niveau kunnen organen, die de wetten uitvoeren, zelf nadere regels
vaststellen in de vorm van verordeningen (art. 143 Provinciewet en art. 147 Gemeentewet).

Bij de rechterlijke macht is de status van afzonderlijke macht in Nederland het meest duidelijk.
De gewone rechterlijke macht bestaat uit drie afzonderlijke instanties: de rechtbank, het
gerechtshof en als hoogste instantie de Hoge Raad. Daarnaast zijn er nog enkele speciale
rechterlijke instanties die niet tot de rechterlijke macht behoren en die rechtspreken in
bestuursrechtelijke geschillen. Daardoor bestaat er een systeem van ‘checks and balances’,
waarmee wordt bedoeld dat er een zeker machtsevenwicht heerst.

3.3 Staatshoofd en Koninklijk Huis
3.3.1 Het koningschap
Nederland is een constitutionele monarchie, dat wil zeggen een koninkrijk dat is vastgelegd in
een staatsregeling. De positie van de Koning is vastgelegd in de Grondwet en in het Statuut
voor het Koninkrijk. De Koning is het staatshoofd van Nederland en tevens het staatshoofd van
het Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast vormt hij samen met de ministers (en
staatssecretarissen of onderministers) de regering. Dit orgaan van de staat wordt ook wel de
Kroon genoemd. Het koningschap is erfelijk en wordt vervuld door de wettige opvolgers van
Koning Willem l, Prins van Oranje-Nassau (art. 24 GW). Als troonopvolger wijst art. 25 GW het
oudste kind van de Koning aan. Mocht het oudste kind de Kroon der Nederlanden zelf niet
kunne of willen aanvaarden, dan wijst de wet zijn broers of zusters (de oudste voorop) als
wettige opvolger aan. Is de Koning kinderloos gebleven, dan kunnen zijn eigen broers of
zusters, in dezelfde volgorde, aanspraak maken op de troon. Bij gebrek van opvolger kan de
formele wetgever, met twee derde meerderheid van stemmen, iemand tot Koning benoemen
(art. 30 GW). Voor het aangaan van een huwelijk heeft de Koning toestemming nodig van de
Staten-Generaal op voorstel van de regering (art. 28 GW). De Grondwet voorziet ook in de
situatie dat de Koning vanwege zijn (te) jonge leeftijd, door ziekte of anderszins niet (meer) in
staat is om het koninklijk gezag uit te oefenen. In dat geval zal een door de wetgever
aangestelde regent (art. 37 GW) of het speciale adviesorgaan de Raad van State (art. 38 GW)
tijdelijk het koninklijk gezag uitoefenen.

De Kroon
Art. 42 lid 1 GW bepaalt dat de regering wordt gevormd door de ministers en de Koning. Dit uit
zich onder andere in het feit dat de Koning alle wetten en besluiten van de regering ondertekent
(art. 47 GW). Elk jaar op de derde dinsdag van september spreekt de Koning de troonrede uit
in de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal (art. 65 GW). In de troonrede wordt het
beleid van de regering uiteengezet. Het tweede lid van art. 42 GW bepaalt dat de Koning
onschendbaar is en dat de ministers verantwoordelijk zijn. De ministers, dus niet de Koning,
moeten aan de volksvertegenwoordiging verantwoording afleggen over het regeringsbeleid. De
ministers zijn anderzijds ook politieke (en strafrechtelijk) verantwoordelijk voor uitspraken en




Auteur: RamonavW 8

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RamonavW. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  107x  verkocht
  • (33)
In winkelwagen
Toegevoegd