Probleem 1 Bullying
Leerdoelen:
▪ Wat is pesten en waarom doet men het?
▪ Welke vormen van pesten zijn er (pestkop, gepeste en meeloper)?
▪ Wat doet pesten met mensen op korte en lange termijn?
▪ Wat veroorzaakt pesten en wat houdt het in stand?
▪ Wat is effectief tegen pesten (interventie op school)?
Effectiveness of anti-bullying school programs: A meta-analysis – Barbero et al
Heinemann en Olweus refereerde naar pesten als een herhaald gedrag van vervolging en fysieke,
psychologische en meer morele agressie uitgevoerd door een andere student of groep van studenten
tegen elkaar, met een ongelijkheid in macht. School geweld omvat gedrag dat fysieke of emotionele
schade kan veroorzaken, lopend van verbale agressie tot vernedering, sociale uitsluiting, fysieke
schade en de vernietiging van eigendom, waaronder verschillende categorieën, als de verstoring van
de klas, disciplinaire problemen en slechte behandeling onder klasgenoten. De oorzaken hiervan zijn
complex.
Verschillende studies tonen aan dat tussen 20 en 30% van de studenten betrokken waren in episodes
van geweld lopend van simpele verbale intimidatie tot ernstige vormen van fysieke of seksuele
agressie, wat de ontwikkeling van vroege gedragsproblemen en sociale vervreemding onder
adolescenten kan aanwakkeren. Dit veroorzaakt belangrijke relationele problemen tijdens de
volwassenheid.
Huidige studie
Het doel van de studie was de effectiviteit van anti-pest school programma’s te beoordelen.
Hiervoor is een meta-analyse van random klinische trials uitgevoerd, met de volgende verbeteringen
op voorgaande analyses:
1. De studies moesten een experimenteel design hebben om de interne validiteit van de effect
grootte schattingen te verzekeren.
2. De range van opgenomen jaren van de studies waren bijgewerkt; nu tot 2015 in plaats van tot
2009.
Methode
Niet alle studies werden meegenomen in de review; het doel moest de evaluatie van de effectiviteit
van de interventie zijn, de interventie moest direct de studie populatie beoordelen, de studies
moesten een experimenteel design hebben, de studies moesten de noodzakelijke statistieke
informatie geven van de controle groep en de interventie, minstens bij de posttest en de studies
moesten gepubliceerd zijn tussen 2000 en 2015.
De uitkomst metingen waren: pesten of school geweld frequentie, school victimisatie frequentie,
gunstige houdingen tegen pesten of school geweld, houdingen tegen pesten of schoolgeweld en
schoolklimaat. Bij de statische analyse werd er gekeken naar: publicatiejaar van de studie,
steekproefgrootte, gemiddelde leeftijd van de steekproef, kenmerken van de interventie en duur van
de interventie.
Resultaten
- Frequentie van pesten of school geweld: meteen na de interventie, nam deze af in de
interventiegroep vergeleken met de controle groep. Er kwam een hogere effectgrootte voor
interventies die korter dan één jaar duurde en voor interventies voor kinderen jonger dan 10
jaar. Ook was er grotere homogeniteit onder studies die niet globale of multidisciplinaire aanpak
gebruikte, die korter dan één jaar duurde en die een kleine steekproef grootte hadden.
1
,- Frequentie van victimisatie: de interventie had verminderd effect, met heterogeniteit onder de
studies. Er was beter resultaat in studies na 2007 en interventies die minder dan één jaar
duurde. Er was homogeniteit bij studies voor kinderen jonger dan 10 jaar, die geen globale of
multidisciplinaire aanpak gebruikte, of die een kleinere steekproef grootte gebruikte. Ook bij de
effect grootte van studies die uitgevoerd waren voor 2007.
- Gunstige houding tegenover school geweld en pesten: maar drie studies hadden deze uitkomst
meting. De analyse toonde gemiddelde voordelige effecten van deze meting, met homogeniteit
onder de studies.
- Houding tegenover schoolgeweld en pesten: werd gebruikt in vier studies. Was homogene
resultaten, maar de gemiddelde effect grootte was klein.
- Schoolklimaat: werd gebruikt in drie studies. De analyse vond bijna geen significante verschillen
na de interventies. Opvallend was dat het schoolklimaat wat slechter werd, maar dit was niet
significant.
- Analyse publicatiebias: er was geen publicatiebias die de interpretatie van de effectgrootte kon
beïnvloeden. Als onderzoekers geen significante resultaten kunnen vinden, gaan ze andere
methodes zoeken om deze wel te krijgen zodat ze gepubliceerd kunnen worden. Wanneer alle
uitkomsten significant zijn die geen relevantie hebben, noemt men het publicatiebias.
Discussie
Over het algemeen geven de resultaten aan dat de preventieprogramma’s voordelige, maar discrete
resultaten geven in de gemeten uitkomsten. In elk geval moeten de resultaten overwogen worden
onder het perspectief van heterogeniteit onder verschillende studies.
Conclusie
Er is bewijs voor de effectiviteit van interventies met het doel om schoolgeweld en pesten te
voorkomen, de frequentie van victimisatie en pesten te verminderen en de houding tegenover
schoolgeweld te verbeteren. De meeste gemiddelde effectgroottes waren te klein om significant te
zijn en schoolklimaat is nog niet goed onderzocht. Door strenge zoekcriteria kan het zijn dat er
minder sterke resultaten gevonden zijn.
Bullying in Schools: The Power of Bullies and the Plight of Victims – Junoven and Graham
Amerikaanse studies focussen op individuele verschillen wat een inzicht geeft in sociale cognities en
relaties van pesters vergeleken met hun aangepaste leeftijdsgenoten. Scandinavisch onderzoek,
belicht de toestand van de slachtoffers en de groep dynamica die het aanhouden van pestgedrag
aanmoedigt.
Definitie en prevalentie van pesten
Pesten betreft doelgerichte intimidatie of vernedering. Meestal is een fysiek sterker of socialer
iemand de prominente persoon die zijn of haar macht gebruikt om andere te bedreigen en te
kleineren. Pesten houdt meer in dan alleen agressie: het legt de dynamische interactie tussen de
dader en het slachtoffer vast. Het is niet zeker of herhaling een nodig component is, want een enkel
traumatische ervaring kan verwachting en angst veroorzaken. Pesten komt voor is verschillende
leeftijd settings, maar met name jongeren (20-25%).
Stabiliteit van pesten en victimisatie
Ontwikkelingspsychologen stellen dat er een mate is van temporale stabiliteit in pesten en
victimisatie. Uit onderzoek bleek dat er een groep chronische agressieve jongeren was (5-10%). Ook
waren er groepen gevonden met toenemende en afnemende agressie. Er kan geconcludeerd worden
dat een klein percentage van jongeren, minder dan 10%, mogelijk chronische pesters zijn. Het meeste
consistente bewijs voor een onderbrekend traject van fysieke agressie, suggereert dat veel kindertijd
pesters, “te oud” worden voor de neiging om andere de intimideren in de adolescentie. Echter, het is
niet duidelijk of fysieke agressie wordt vervangen met een andere vorm van pesten. De meeste
victimisatie studies stellen dat stabiliteit bestaat op een relatief korte termijn, meestal één of twee
jaar, met een uitzondering tot vier of vijf jaar. De stabiliteit estimate loopt van 1/3de tot 1/2e.
2
, Op basis van self-report ervaringen met pesten over drie jaren van middelbare school zijn er drie
groepen gevonden: slachtoffer klasse, soms slachtoffer klasse en niet-slachtoffer klasse. In het begin
zijn deze groepen even verdeeld, later komt er steeds meer in de laatste klasse. Het is belangrijk om
rekening te houden met pesten en slachtoffer groep over tijd. Pesten en victimisatie zijn
waarschijnlijk meer dynamisch dan voorheen gedacht werd.
Vormen en functies van pestgedrag
Direct en indirecte vormen van pesten
Agressie kan gebruikt worden voor verschillende doelen: fysieke aanval kan een reactie uitlokken of
om iemand anders te intimideren. De meeste vormen van pesten kunnen geclassificeerd worden als
direct of indirect. Directe confrontatie is onder andere fysieke agressie, dreigingen en uitschelden.
Indirecte tactieken zijn roddels verspreiden, iets doen achter iemands rug om en uitsluiting van een
groep. Deze vorm betreft relationele manipulatie en is voor het beschadigen van de sociale reputatie
van het slachtoffer, terwijl de identiteit van de pester verhuld blijft. Een recente meta-analyse heeft
geen betrouwbare leeftijdsverschillen gevonden in het gebruik van directe vs. indirecte tactieken.
Dit is echter wat misleiden, want sommige vormen van agressie zijn niet aanwezig in kleine kinderen
en het gebrek aan leeftijdsverschillen kan de heterogeniteit van de types gedrag reflecteren die
samen gegroepeerd zijn.
Wel zijn er veel ideeën over geslachtsverschillen. Fysieke agressie wordt geassocieerd met mannen
en relationele vormen van agressie worden geassocieerd met vrouwen. In elke leeftijdsgroep en in
elke etniciteit, sociale klasse, cultuur en nationale grenzen, hebben jongens een grotere kans dan
meisjes om een fysieke vorm van pesten aan te nemen zoals slaan, schoppen en duwen.
Onderzoekers hebben gevonden dat relationele vormen van schade toebrengen aan anderen, waren
tactieken die meer uitgevoerd werden door meisjes dan door jongens. Voor meiden is dit een
effectieve vorm van agressie. Vanuit een evolutionair perspectief, meisjes die de reputatie van andere
meisjes aanvallen zijn in een betere positie om te strijden voor mannen.
Studies hebben de populaire geloven over geslacht en relationele agressie in twijfel getrokken.
Hoewel meisjes meer relationeel dan fysiek agressief gedrag gebruiken, zijn er geen sterke
verschillen tussen de twee geslachten. In midden adolescentie is relationele agressie waarschijnlijk
de norm voor beide geslachten en het wordt minder sociaal geaccepteerd voor individuen om fysieke
agressie te uiten. De verschillende vormen van agressie zijn ook hoog gecorreleerd (r = 0.76).
Samengevat is het enige betrouwbare verschil de vermindering in fysieke agressie naarmate
kinderen ouder worden.
Pesten en sociale dominantie
Vroege studies suggereren dat kindertijd agressie afstamt van een gebrek aan sociale skills of dat
agressief gedrag een ontluikende antisociale persoonlijkheid reflecteert. Echter, er is bewijs dat
suggereert dat indirecte vormen van agressie, met name, geavanceerde sociale skills eisen en de
meeste pesters worden geen gewelddadige volwassen omdat pestgedrag vaak kort is.
Wanneer pesten gedefinieerd is als een vorm van instrumenteel gedrag, erkennen onderzoekers
dat pesters niet noodzakelijk een gebrek hebben aan sociale skills of het vermogen om emoties te
reguleren. Er is bewijs dat pesters koud en berekend zijn, gebrek hebben aan empathie en straffende
strategieën gebruiken in het domineren en controleren van het gedrag van leeftijdsgenoten. Ze
scoren hoog als gevraagd wordt hoe belangrijk het is om zichtbaar, invloedrijk en bewonderd te zijn.
Pesters streven niet alleen naar dominantie, maar hebben vaak ook een hoge sociale status. Op de
basisschool zijn sommige agressieve kinderen dominant. In vroege-adolescentie, wordt
leeftijdsgenoot-gericht hostiel gedrag geassocieerd met sociale prominentie of hoge status.
3