Samenvatting
Onderzoekspracticum
Kwalitatief onderzoek
‘Qualitative Research Practice’
Thema 1: De theorie van kwalitatief onderzoek
1.1 Theoretische inbedding
1.2 Wanneer kwalitatief onderzoek?
1.3 Onderzoeksvragen, design, methodes
1.4 Ethiek bij kwalitatief onderzoek
1.5 Steekproeven
Thema 2: Kwalitatief onderzoek in de praktijk
2.1 Diepte-interviews voorbereiden
2.2 Diepte-interviews uitvoeren
2.3 Transcriberen en coderen
2.4 Diepte-interviews rapporteren
2.5 Artikel: ‘Consolidated criteria for reporting qualitative research’
2.6 Artikel: ‘Pressures to perform’
Thema 3: Oefenopdracht kwalitatief onderzoek
3.1 Oefenopdracht
3.2 Feedback oefenopdracht
Thema 4: Deelopdracht kwalitatief onderzoek
4.1 Deelopdracht
Thema 5: Observeren
5.1 De theorie van observeren
5.2 De praktijk van observeren
Thema 6: Cognitieve interviews
6.1 De theorie van cognitieve interviews
6.2 De praktijk van cognitieve interviews
, 1. De theorie van kwalitatief onderzoek
1.1 Theoretische inbedding
De grondslagen van kwalitatief onderzoek
Er is geen unieke, alom geaccepteerde manier om kwalitatief onderzoek uit te voeren. Hoe
onderzoekers werken hangt af van een groot aantal factoren, waaronder:
- hun aannames over de aard van de sociale wereld (= ontologie),
- de aard van hun kennis en hoe deze kan vergaard worden (= epistemologie),
- het redenen en doelen van het onderzoek,
- de eigenschappen van de deelnemers, het publiek, de funders,
- de posities en omgevingen van de onderzoekers zelf.
De aard van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek = een set van interpreteerbare, materiële methodes die de wereld zichtbaar
maken. Deze methodes transformeren de wereld in een reeks interpretaties, inclusief veldnota’s,
interviews, gesprekken, foto’s, opnames en memo’s,.. Kwalitatief onderzoekers bestuderen de
zaken in een natuurlijke setting en trachten fenomenen te interpreteren of verklaren gebaseerd op
de betekenissen die mensen eraan toeschrijven. (De nitie Denzin en Lincoln)
Kwalitatief onderzoek onderscheidt zich vaak doordat hypotheses uit data-analyse gegenereerd
worden ipv vooraf geformuleerd.
Eigenschappen van kwalitatief onderzoek
- Doelstellingen gebaseerd op het verkrijgen van diepgaand begrip van de sociale
wereld van de deelnemers door informatie te bekomen over hoe zij zin geven aan
hun sociale en materiële omstandigheden, verleden, ervaringen en perspectieven.
- Het gebruik van niet-gestandaardiseerde, adaptieve methodes van dataverzameling
die gevoelig zijn hand sociale context van het onderzoek en aangepast kunnen
worden voor elke deelnemers of case.
- Gedetailleerde, rijke en complexe data.
- Een analyse die complexiteit, nuance en het i-unieke karakter van elke deelnemer of
case weerhoudt, evenals recurrente, wederkerige thema’s.
- Openheid voor emergente categorieën en theorieën tijdens analyse en interpretatie.
- Output die een gedetailleerde beschrijving bevat van het onderzochte fenomeen,
gebaseerd op de perspectieven en verslagen van de deelnemers.
- Een re ectie waarin de rol en het perspectief van de onderzoeker erkend wordt. Dit
kan bvb door eigen persoonlijke ervaringen te delen.
Filoso sche aspecten van kwalitatief onderzoek
Ontologische uitgangspunten —> de aard van de wereld en wat daarover te weten is.
Realisme: een externe realiteit bestaat ongeacht ons begrip of onze overtuigingen.
- Naïef (shallow) realisme: de realiteit kan direct en accuraat geobserveerd worden.
- Voorzichtig realisme: de realiteit kan bij benadering of imperfect gekend zijn, eerder
dan accuraat.
- Diepte (critical of transcendental) realisme: de realiteit heeft verschillende niveaus:
- Empirisch domein: wat we zintuiglijk waarnemen en wat dus bestaat,
ongeacht of we het waarnemen of niet.
- Reëel domein: onderliggende processen en mechanismes.
- Subtiel realisme: De externe realiteit bestaat, maar is enkel gekend door het
menselijk brein en sociale constructies
flfi fi
, - Materialisme: erkent enkel de materiële (bib economische relaties) of fysieke
eigenschappen van de wereld als realiteit. Waarden, overtuigingen en ervaringen
zijn epi-fenomenen: ze komen voort uit, maar scheppen de wereld niet.
Idealisme: een externe realiteit bestaat niet los van onze overtuigingen en begrip.
- Subtiel, contextueel of collectief idealisme: de sociale wereld bestaat uit
representaties die opgebouwd zijn en gedeeld worden door mensen in een
bepaalde context.
- Relativisme of radicaal idealisme: er is geen gedeelde sociale realiteit, enkel
verschillende (individuele) constructies.
Epistemologische uitgangspunten
—> Hoe we leren over de sociale wereld en de limieten aan die kennis:
Inductie: bottom-up kennis, patronen a eiden door observatie als basis voor wetten
en theorieën. Dus: bewijs gebruiken om tot kennis te komen.
Deductie: top-down kennis door een hypothese te toetsen ahv observaties. Dus: een
conclusie onderbouwen met bewijs (bevestigen of weerleggen).
Retroductie: structuren of mechanismes achter data patronen identi ceren en in een
model proberen passen.
Abductie: categorieën obv eigen verslagen, ideeën en overtuigingen van deelnemers
over alledaagse activiteiten. Dus: eerst input van de deelnemers ( rst order concepts)
en daarna abductie in de categorieën van de researcher (second order concept)
—> De aard van kennis of wijsheid:
Fundamentele versus fallibilistische modellen van research-gebaseerde kennis: het
fundamenteel model stelt dat het mogelijk is de realiteit accuraat te mirroren, terwijl
het fallibilistische model zegt dat alle kennis provisoir is.
Kennis als waarde-gerelateerd: alle kennis wordt gea ecteerd door de waarden van de
persoon die ze produceert of ontvangt.
Corresponderende theorie van waarheid: een stelling is waar als ze overeen komt met
de onafhankelijke realiteit (cfr realisme)
Coherente theorie van waarheid: een verslag is waar als representatie van de (sociaal
geconstrueerde) wereld indien het ondersteund wordt door meerdere andere
verslagen. Dus: als verschillende verslagen coherent zijn met elkaar.
Pragmatische theorie van waarheid: overtuigingen zijn waar als er een praktische
bruikbaarheid hebben en productief zijn voor mensen.
Positivisme en de wetenschappelijke methode
Positivisme heeft grote invloed gehad op hoe sociaal onderzoek de afgelopen eeuw evolueerde.
René Descartes (1637): objectiviteit en bewijs zijn belangrijk in de zoektocht naar waarheid.
David Hume (°1711): alle kennis over de wereld ontstaat in onze ervaring en wordt waargenomen
door onze zintuigen. Hume wordt geassocieerd met het ontstaan van de empirische methode:
bewijs objectief verzamelen gebaseerd op directe observatie.
August Comte (°1798): de sociale wereld moet net als de natuurlijke wereld bestudeerd worden
door directe observatie. Hieruit kunnen universele en onveranderlijke wetten van menselijk gedrag
geïdenti ceerd worden. Comte wordt gezien als de grondlegger van de sociologie.
Post-positivisme of post-empiricisme: onderzoekers maken hypotheses in functie van hun
verwachte bevestiging van relaties. Deze benadering heeft grote invloed in de ontwikkeling van
kwantitatieve methodes in sociaal onderzoek.
Popper (1930): kritiek op het idee dat algemen wetten uit observatie kunnen fageleid worden,
want het is altijd mogelijk dat een toekomstige observatie een uitzondering zal zijn. Hij
argumenteerde voor een deductieve aanpak waarbij hypotheses eerst vanuit een theorie
geformuleerd om daarna empirisch getest te worden. Falsi catie: (null) hypotheses opstellen
ervan uitgaande dat deze verworpen zullen worden.
fi fl ff fi fi fi
, Positivisme, empiricisme Post-positivisme, post-empiricisme, falsi cationisme
* Kennis wordt vergaarde via de zintuigen door * Kennis via het empirisch testen door observatie
nauwkeurige observatie van hypotheses over alledaagse relaties die
* Algemeenheden en constante conjuncties afgeleid zijn uit wetenschappelijke theorieën.
identi ceren * Deductieve redenering voorafgaand de data-
* Inductieve redenering om data van empirische collectie om mogelijke relaties te beschrijven.
gegevens naar algemene wetten te * De realiteit blijft onveranderd door het
generaliseren. onderzoeksproces, feiten en waarden zijn
* De realiteit blijft onveranderd door het gescheiden. Objectief en waarde-vrij onderzoek is
onderzoeksproces, feiten en waarden zijn mogelijk.
gescheiden. Objectief en waarde-vrij onderzoek * Methodes van natuurwetenschappen zijn
is mogelijk. toepasbaar op onderzoek naar de sociale wereld.
* Methodes van natuurwetenschappen zijn * De realiteit kan bij benadering gekend zijn,
toepasbaar op onderzoek naar de sociale hypotheses kunnen verworpen of voorlopig
wereld. erkend, maar niet bewezen worden (kennis is
* De realiteit kan accuraat gekend zijn (kennis is provisoir en fallibilistisch, cfr coherente theorie van
fundamenteel cfr corresponderen theorie van waarheid).
waarheid)
Belangrijkste ontwikkelingen en tradities in kwalitatief onderzoek
Interpretivisme en de oorsprong van kwalitatief onderzoek
Immanuel Kant (1781 ‘Critique of pure reason’): perceptie is niet enkel afhankelijk van de
zintuigen, maar ook van de menselijke interpretatie die mensen aan die waarnemingen
toeschrijven. Kennis van de wereld is dus gebaseerd op ‘understanding’, wat voortkomt uit een
re ectie op wat gebeurd is, niet enkel uit de ervaring op zich.
Wilhelm Dilthey (1860 - 1870): begrip en ervaringen ontstaan in een bepaalde historische en
culturele context. Sociaal onderzoek moet dus de beleefde ervaringen bestuderen om connecties
tussen sociale, culturele en historische aspecten bloot te leggen.
Max Weber (1864 - 1920): probeerde een brug te bouwen tussen de interpretivistische en
positivistische benaderingen. Hij vond analyse van materiële condities (positivisme) belangrijk,
maar onvoldoende voor een volledig begrip van het menselijk leven. De onderzoeker moet dus de
betekenis van sociale acties onderzoeken in de context van de materiële condities waarin mensen
leven. Hij stelde dat er een fundamenteel verschil is tussen het doel van ‘understanding’ in
natuurwetenschappen en sociale wetenschappen. Hij onderscheidt 2 types van ‘understanding’:
* direct observationeel ‘understanding’
* Verklarend of motiverend ‘understanding’
—> De school die de belangrijkheid van interpretatie zowel als van observatie om de sociale
wereld te begrijpen onderstreept is het interpretivisme.
—> Constructionisme benadrukt dat kennis actief wordt geconstrueerd door mensen, eerder dan
passief door hen ontvangen.
Interpretivisme en constructionisme
- Kennis door onderzoek en begrijpen van de sociale wereld van de proefpersonen,
gefocust op hun betekenissen en interpretaties.
- Ook onderzoekers hebben meningen en interpretaties gebaseerd op die van de
deelnemers.Onderzoek is vooral inductief: interpretatie komt voort uit data. Maar
observaties zijn ook ‘theorie-geladen’, want ze worden gestuurd door ideeën en
aannames.
- De realiteit is beïnvloed door het research proces, feiten en waarden zijn niet te
onderscheiden en objectief waarde-vrij onderzoek is onmogelijk.
- De methodes van de natuurwetenschappen zijn niet geschikt voor onderzoek naar
de sociale wereld.
- Sociale realiteit kan niet accuraat waargenomen worden omwille van verschillende
(en mogelijks tegenstrijdige) percepties en ‘understandings’.
fl fi
fi