Document IVR
Rechtshandeling en verbintenis
Week 1 College 1 → Rechtshandeling en verbintenis
College 2 → Overeenkomsten
Week 2 College 1 → Nietig/vernietigbaarheid
College 2 → Nakoming en niet-nakoming van verbintenissen
Week 3 College 1 → Nakoming en niet-nakoming van verbintenissen (ontbinding)
College 2 → Onrechtmatige daad
Week 4 College 1 → Kwalitatieve aansprakelijkheid
College 2 → Goederenrechtelijke begrippen
Week 5 College 1 → Eigendom
College 2 → Overdracht
Week 6 College 1 → Derdenbescherming
College 2 → Pand en hypotheek
Begrippen uit inleiding privaatrecht
- Rechtshandeling → een wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard, art. 3:33
BW
- Eenzijdige (on)gerichte rechtshandeling → dit wordt niet jegens een specifieke
andere persoon gedaan. Een voorbeeld hiervan is het maken van een testament.
- Meerzijdige rechtshandeling → Een meerzijdige rechtshandeling is een
rechtshandeling die door minstens twee personen wordt verricht, bijvoorbeeld een
huwelijk of een koopovereenkomst.
- Overeenkomst → een afspraak tussen twee of meer partijen over wat ze met elkaar
of voor elkaar zullen gaan doen of laten. Art. 6:217 lid 1 BW
- Verbintenisscheppende (obligatoire) overeenkomst → overeenkomst door twee of
meerdere partijen gesloten met het doel dat daaruit rechten en plichten
(verbintenissen) voortvloeien. Er vloeien verplichten uit voort, dat is ook het doel. Er
ontstaan twee verbintenissen.
- Eenzijdige overeenkomst → er ontstaat slechts één verbintenis.
- Wederkerige overeenkomst → er ontstaan twee verbintenissen.
- Verbintenis → Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking (relatie)
tussen twee of meer personen, waarbij de schuldeiser (crediteur) is gerechtigd tot
een bepaalde prestatie die de schuldenaar (debiteur) verplicht is te verrichten.
,De rechtshandeling
Een rechtshandeling is een handeling van rechtssubject die het rechtsgevolg heeft dat de
bedoeling was van het handelende rechtssubject en dat ook is erkend door het recht. Een
rechtshandeling moet uit een wil en verklaring staan.
Rechtshandeling = wil + verklaring (art. 3:33 BW)
In art. 3:37 BW staat de vorm van de verklaring.
Een discrepantie is een verschil tussen wil en verklaring, hierdoor ontstaat er geen
rechtshandeling. Dit komt door bijvoorbeeld als het onjuist is overgebracht, door een
verschrijving of verspreking.
De rechtshandeling komt pas tot stand als de verklaring de persoon tot wie zij is gericht
heeft bereikt, art. 3:37 lid 3 BW. Dit noemen we de ontvangsttheorie.
Ondanks het feit dat de verklaring de aanbieder niet heeft bereikt, komt soms toch een
rechtshandeling (bijv overeenkomst) tot stand, namelijk:
- wanneer de aanbieder zelf of degene voor wie hij aansprakelijk is de oorzaak van het
feit dat de verklaring hem niet of tijdig heeft bereikt.
- wanneer sprake is van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en die
rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.
Er is altijd sprake van risico van de afzender als het een fout van een daartoe door de
afzender aangewezen persoon betreft of het door de afzender gekozen middel van
verzenden, art. 3:37 lid 4 BW.
Het komt voor dat een contractpartij reeds heeft aangegeven dat zij al dan niet op het
aanbod van de wederpartij zal ingaan alsnog op haar standpunt wil terugkomen. Dit is in
principe mogelijk zolang de eerste verklaring de wederpartij nog niet heeft bereikt. De wet
heeft dit in art. 3:37 lid 5 BW vastgesteld.
Gerechtvaardigd vertrouwen
Gerechtvaardigd vertrouwen is beschreven in artikel 3:35 BW. Als hiervan sprake is dan er
niet gezegd worden dat er een discrepantie is van wil en verklaring, ze hebben er op
vertrouwd en mochten er op vertrouwen. De persoon mag ervan uitgaan dat wat de ander
verklaarde, in overeenstemming was met de wil. Als er sprake is van een duidelijke
vergissing of verspreking dan ontstaat er geen gebondenheid.
Bronnen verbintenissen
Een verbintenis ontstaat pas als er iets aan ten grondslag ligt, die grondslag wordt in het
recht de bron van verbintenis genoemd. In art. 6:1 BW staat dat er slechts verbintenissen
kunnen ontstaan als dit uit de wet voortvloeit. De wet noemt achtereenvolgens als bronnen
van verbintenis:
- de onrechtmatige daad, art. 6:162 e.v. BW
- de rechtmatige daad, te weten zaakwaarneming, art. 6:198 BW, onverschuldigde
betaling, art. 6:203 BW en ongerechtvaardigde verrijking, art. 6:212 BW.
- de overeenkomst, art. 6:213 BW
Rechtshandelingen brengen rechtsgevolgen met zich mee.
Verbintenissen kunnen ook ontstaan als dat niet de bedoeling was van het handelende
persoon, dat is het geval bij rechtmatige en onrechtmatige daad.
, Bij een verbintenis heeft de ene partij het recht op een bepaalde prestatie die de andere
partij verplicht is te verrichten. De persoon die het recht heeft wordt schuldeiser (crediteur)
genoemd. Degene die de plicht heeft is de schuldenaar (debiteur).
Overeenkomsten
De overeenkomst: wat en hoe?
Volgens art. 6:213 BW is een overeenkomst een meerzijdige rechtshandeling waarbij een of
meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
Het feit dat de overeenkomst een meerzijdige rechtshandelingen is, betekent dat er
wilsovereenstemming van minimaal twee personen nodig is voor de totstandkoming van de
rechtshandeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een eenzijdige (schenking) en een
wederkerige verbintenisscheppende overeenkomsten (koop-, huur-, arbeidsovereenkomst).
Het verschil zit in het aantal verbintenissen dat over en weer ontstaat.
In art. 6:213 BW staat de definitie van een overeenkomst, in art. 6:217 BW staan de
voorwaarden.
(meerzijdige) Overeenkomst = Aanbod (art. 3:33 BW) + Aanvaarding (art. 3:33 BW)
De overeenkomst: het aanbod
Een aanbod moet bestaan uit een wil, die door een verklaring is geopenbaard.
Niet elk aanbod is een geldig aanbod. Het aanbod is een wilsverklaring. De wet bepaalt dat
verklaringen in beginsel kunnen plaatsvinden in elke vorm en ook een gedraging kunnen
zijn, art. 3:37 lid 1 BW. Het risico van de gehanteerde vorm rust op degene die het middel
van verzending heeft gekozen, art. 3:37 lid 4 BW.
Een aanbod is pas een geldig aanbod als erin wordt aangegeven wat de voornaamste
verplichtingen zijn die voortvloeien uit de overeenkomst die wordt voorgesteld. Als bepaalde
elementen ontbreken (zoals de prijs), dan spreken we van een uitnodiging tot het doen van
een aanbod.
Bij een mondeling aanbod (ook telefonisch) komt de overeenkomst tot stand, zodra de
wederpartij heeft aanvaard.
Is het aanbod schriftelijk gedaan, dan geldt als moment van aanvaarding het ogenblik dat
het bericht van de aanvaarding de wederpartij heeft bereikt, art. 3:37 lid 3 BW. Immers, een
tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet die persoon hebben bereikt om haar
werking te hebben. We noemen dit de ontvangsttheorie, art. 6:224 BW.
Een aanbod blijft van kracht zolang het niet wordt herroepen.
Soms is het geen aanbod maar een uitnodiging tot onderhandelen → arrest Hofland/Hennis
Arrest Hofland/Hennis
Dit arrest gaat over de interpretatie van art. 6:217 lid 1 BW, die luidt als volgt: ‘Een
overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan’.
Maar wanneer is er nu sprake van een aanbod en wanneer komt dan een overeenkomst tot
stand? De vraag i.c. is of enkel aanvaarding van een aanbod in een advertentie genoeg is
om een overeenkomst tot stand te laten komen.