Taalbeschouwing 3
TB3a Woorden
College 1 – Woorden
Wat is een woord?
- Klankvorm: minstens 1 klinker.
- Kleinste taalelement dat zelfstandig in een zin kan staan.
o Clitica: leunen op een ander woord (hij zei dat ie nog zou komen).
Enclises: gaat over het woord ervoor.
Proclises: gaat over het woord erna.
- Kan zich verbinden aan andere elementen tot een zin.
- Heeft een lexicale en/of syntactische betekenis. Woordvorm is conventioneel-arbitrair.
o Onderscheid inhoudswoorden en functiewoorden.
o Uitzondering: onomatopeeën & gebarentaal.
Inhoudswoorden: specifiek, zelfstandig, open klasse, semantische betekenis. Ontleenbaar aan
andere talen, werkwoorden (behalve hulp- of koppelwerkwoorden)
Functiewoorden: grammaticale functie, abstract, gesloten klasse, hulp- of koppelwerkwoorden.
Lexicon: Woordenschat
- Van een gehele taal.
- Van één spreker (mentale lexicon).
Theorie 1: Generatieve taalkunde: woordenboek in je hoofd met uitzonderingen, betekenis en
uitspraak.
Syntaxis: abstract, grammaticale regels, regelmatigheden.
Theorie 2: Usaged-based-linguistics: geen strikt onderscheid tussen lexicon en syntaxis. Het Mentale
Lexicon bevat alle eenheden die als conventie worden opgeslagen. Het Mentale Lexicon bevat alles
wat we nodig hebben om te communiceren, door het gebruik worden nieuwe dingen geleerd en
opgeslagen.
Het mentale Lexicon:
- Werken (betekenis & zelfstandig naamwoord). Vervoegingen in Syntaxis.
- Kind kinderen, maar wel in Mentale Lexicon, omdat dit een uitzondering is.
- Uitdrukkingen die vaststaan (de appel valt niet ver van de boom i.p.v. de appel is niet ver van
de boom gevallen)
- Combinaties met voorzetsels (Trots op i.p.v. trots naar)
Woordenboeken:
Lemma: ingang waarop je een woord kunt vinden in het woordenboek.
Lemma: hebben lexemen: hebt, heeft, gehad.
Polysemie: Een woord met meerdere betekenissen die wel onder hetzelfde Lemma vallen. Paard
Homonymie: Een woord met meerdere betekenissen die onder twee verschillende lemma’s vallen.
Vorst (vrieskou, koning)
Afhankelijk van Etymologieën.
Soorten informatie in woordenboek:
- Vorm
- Fonetiek
- Werkwoorden: Intransitief, transitief, ditransitief
- Context
, - Betekenis
- Afleidingen
Soorten woordenboeken:
- Etymologie: oorsprong
- Frequentie: hoe vaak woorden voorkomen
- Vertaling
- Thesaurius: thema, woorden gesorteerd per categorie en verwante begrippen.
- Concordantie: context
- Retrogade: hoe woorden eindigen qua klank.
- Beeld: plaatjes
- Theoretisch lexicon: grammaticale informatie
Betekenisrelaties:
Hyperoniem: overkoepelende term, categorie (vogel is hyperoniem van mus).
Hyponiem: woord dat behoort in een categorie (mus is een hyponiem van vogel).
Antoniem: tegenovergestelde
Complementair: wel of niet: bezet / beschikbaar
Gradueel: verschillende fases: donker / licht
Synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis. Volledige synonymie is vaak onmogelijk, vaak
nuanceverschillen.
Denotatie: kale betekenis van een woord.
Connotatie: gevoelswaarde (chic / ouderwets)
Collocaties: verschillende contexten (een snelle start / een vliegende start)
Lexicale verschillen tussen talen:
Lexicaal gat: het ontbreken van een woord om iets te beschrijven in een taal. Vaak cultureel bepaald.
Pakjesavond bijvoorbeeld.
Niet altijd cultuur bepaald: cousin vs niece Nederlands gewoon nicht.
Lexicale overeenkomsten tussen woorden:
Overeenkomsten door taalcontact: gemeenschappelijke vooroudertaal.
Swadesh-lijst: 207 basisconcepten, de eerste woorden, in alle tijden en landen al relevant.
, College 2 - Morfologie
Woordvormingsleer: Woorden zijn opgebouwd uit 1 of meer morfemen.
Structuur van woorden:
Ongeleed woord: één morfeem, betekenisvol deel.
Geleed woord: meerdere morfemen met betekenis.
Morfemen:
- Één klank ei, s (meervoud)
- Één lettergreep eet
- Meer lettergrepen aluminium
Vrije morfemen: kunnen zelfstandig voorkomen, lief, baby, denk, kozijn.
Gebonden morfemen: affix, moeten voor of achter een stam geplakt worden (a, s, in)
Affix:
- Suffix: achtervoegsel (sporter, baby’s, eetbaar, denkt).
- Prefix: voorvoegsel (ontsluit, gegil, verhard, ongewoon).
- Circumfix: 2 delen, 1 morfeem, wordt in 1 keer toegevoegd, moeten beide worden
toegevoegd (gezegd, gelachen, gebergte)
Let op: onpersoonlijk is geen voorbeeld van circumfix, omdat je het woord niet kunt gebruiken
zonder beide delen.
- Infix: fanfuckingtastic
Aanbiddelijk: Aan – bid - elijk
Verkleumde: ver – kleum – de
Let op: ‘er’ is een suffix, maar niet bij ieder woord.
- Sporter ( + suffix)
- Reiger (geen suffix)
- Reiziger (geen suffix)
Clitica:
Zitten tussen een los woorden en een gebonden morfeem in. Een cliticum is een gereduceerde vorm
van een stam.
Wel of geen prefix:
- Ongeluk wel allemaal prefix
- Ondankbaar
- Oneetbaar
- Onzin
- Onder geen prefix
Interne structuren:
Samenstelling: twee of meer stammen.
Geleed woord vs. Ongeleed woord
Derivatie: afleiding, nieuw woord maken, vaak woordsoortvariatie. (eetbaar, tientje, waterig)
Inflectie: vervoeging, geen nieuw woord, voor grammaticale correctheid (prachtige, cadeaus,
Pepijns)
Flexie: het onderdeel dat je toevoegt aan de inflectie om de taal correct te maken.