FYSIOLOGIE & ANATOMIE
HOOFDSTUK 2: CIRCULATIE BLZ.69-135
LEERDOELEN
Omschrijven de samenstelling van het bloed en hierbij onderscheid maken tussen de
volgende bestanddelen: plasma, erytrocyten, trombocyten, leukocyten, zouten, hormonen,
afvalstoffen, voedingsstoffen en eiwitten en legt hierbij de functie van het bloed uit.
In eigen woorden uitleggen op welke wijze en waar in het lichaam de bloedcellen (erytrocyten,
trombocyten en leukocyten) worden aangemaakt.
Het ABO-bloedgroepenstelsel uitleggen en een relatie leggen met het geven van bloed als
bloeddonor en het ontvangen van bloed via een bloedtransfusie.
In eigen woorden het proces van bloedstelping uitleggen en hierbij onderscheidt maken in drie
fasen (vasoconstrictie, stelping, coagulatie).
In een tekening of foto de verschillende onderdelen van het hart herkennen en de kleine en
grote bloedsomloop zelf kunnen tekenen en uitleggen.
Het prikkel- en geleidingssysteem van het hart in eigen woorden kunnen uitleggen met behulp
van de volgende termen: sinusknoop, AV-knoop, vezels van Purkinje, Na+- en K+-ionen,
rustpotentiaal en actiepotentiaal, P-top, QRS-complex en T-top.
In eigen woorden uitleggen op welke wijze het lymfesysteem van belang is voor de natuurlijke
afweer.
2.1 – BLOED
SAMENSTELLING VAN HET BLOED (2.1.1)
Onderdeel Uiterlijk Samenstelling
Bloedplasma Heldere, lichtgele vloeistof; ongeveer 55% van Water
het totale bloedvolume
Plasma-eiwitten
- Albumine
- Globulinen:
Alfaglobulinen
Bètaglobulinen
Gammaglobulinen
- Fibrinogeen
Zouten (ionen)
- Na+
- K+
- Ca2+
- Cl-
- HCO3 -
Voedingsstoffen
- Glucose
- Aminozuren
- Vetzuren
- Glycerol
- Vitaminen
Hormonen
Afvalstoffen
Bloedcellen Ongeveer 45% van het totale bloedvolume Erytrocyten
Leukocyten
- Granulocyten
- Lymfocyten
- Monocyten
Trombocyten
Pagina 1 van 18
,FUNCTIES VAN HET BLOED (2.1.2)
♦ Transport van o.a. gassen (O2 en CO2 in opgeloste vorm en warmte voor het constant houden
van de lichaamstemperatuur;
♦ Handhaving van een constant inwendig milieu t.a.v. KOD, COD en pH;
♦ Bescherming tegen ziekteverwerkers en ander lichaamsvreemde stoffen.
BLOEDPLASMA (2.1.3)
♦ Kan worden verkregen door bloed met een anticoagulans te centrifugeren (zie c) zodat de
bloedcellen onderin en het plasma bovenin de centrifugebuis komen.
♦ Hematocrietwaarde (Ht)
Het deel van het bloedvolume dat in beslag wordt genomen door de bloedcellen,
uitgedrukt in l/l en wordt hoofdzakelijk bepaald door het aantal erytrocyten
Ht bedraagt gemiddeld 0,45l/l
Wordt vaak gebruikt om de mate van dehydratie van een patiënt vast te stellen
FUNCTIE PLASMA-EIWITTEN
♦ Handhaving van COD, voornamelijk door albumine (grootste eiwitfractie van plasma)
♦ Transportmiddel (albumine, alfa- en bètaglobulinen) van o.a. lipiden, niet-wateroplosbare
hormonen, Fe (transferrine), Cu en Ca
Albumine voor transport van bilirubine
♦ Antilichamen (gammaglobulinen)
♦ Stollingsfactoren;
♦ Enzymen;
♦ Buffercapaciteit;
♦ Eiwitreserve.
BLOEDCELLEN (2.1.4)
HEMOPOËSE – VORMING VAN BLOEDCELLEN
De vorming van bloedcellen wordt officieel hemopoëse genoemd. De hemopoëse vindt plaats vanuit
zogenaamde (hemopoëtische) stamcellen, die ontstaan in het mesenchym (embryonaal bindweefsel).
De stamcellen zijn te beschouwen als de voorlopers van de bloedcellen. Ze begeven zich naar de
embryonale bloedaanmaakcentra: lever, milt, thymus, lymfeknopen en vanaf de zesde foetale maand
ook naar het rode beenmerg. Door mitotische delingen en differentiatieprocessen worden hieruit de
verschillende soorten bloedcellen gevormd.
Vanaf een half jaar na de geboorte vindt de hemopoëse vooral plaats in het rode beenmerg, terwijl in
milt, thymus en lymfeknopen dan ook nog lymfocyten worden geproduceerd. Bij volwassenen vindt de
hemopoëse plaats in het rode beenmerg (vooral in de wervels, sternum en ribben). De rijping van
lymfocyten vindt niet alleen plaats in beenmerg en thymus, maar ook in andere organen van het
lymfatische systeem: milt en lymfeknopen. In laatstgenoemde organen worden dus géén lymfocyten
geproduceerd.
Pagina 2 van 18
,C ELTYPEVORMING
♦ (a) Erytropoëse: Vorming van erytrocyten
Rijpingsproces is pas voltooid nadat de celkern is verwijderd en er
voldoende hemoglobine is gevormd.
De laatste voorloper van erytrocyt is de reticulocyt en wordt in het
perifere bloed aangetroffen. Reticulocyten bevatten geen kern maar
wel veel RNA om de concentratie van hemoglobine op niveau te
krijgen.
♦ (b) Leukopoëse: Vorming van leukocyten vanuit een myeloblast
♦ (c) Lymfopoëse: Vorming van lymfocyten vanuit een lymfoblast
♦ (d) Trombocyten: Vorming van trombocyten van uit megakaryocyten
ERYTROCYTEN (2.1.5)
Bouw Biconcave (dubbelholle) schijfjes
Functie Zuurstoftransport d.m.v. binding aan Hemoglobine (Hb)
𝑙𝑜𝑛𝑔𝑒𝑛
𝐻𝑏 (𝑑𝑜𝑛𝑘𝑒𝑟𝑟𝑜𝑜𝑑) + 𝑂2 ⇄𝑤𝑒𝑒𝑓𝑠𝑒𝑙𝑠 𝐻𝑏𝑂2 (ℎ𝑒𝑙𝑑𝑒𝑟𝑟𝑜𝑜𝑑)
In een omgeving met veel O2 : Hb bindt zuurstof
In een omgeving met weinig O2: Hb staat zuurstof af
Productie In rood beenmerg van:
- Platte beenderen (sternum; schouderblad; ribben; heupbeen)
- Epyfyse van de pijpbeenderen
- Onregelmatige beenderen (hand-e n voetwordtelbeenderen)
Aantal Ongeveer 5 000 000/mm 3 bloed = 5 x 10 12/l (ongeveer 95% van het totale aantal
bloedcellen).
Levensduur Ongeveer 120 dagen
Afbraak In milt, lever en rood beenmerg
Hb wordt afgebroken tot Fe en bilirubine, die via de gal uit de lever met de feces
worden afgegeven
Hb-gehalte bij de man: ca. 9,9 mmol/l (16,0 g%); ca. 1/6 deel van het bloed.
bij de vrouw: ca. 9,0 mmol/l (14,5 g%); ca. 1/7 deel van het bloed.
anemie = bloedarmoede = gebrek aan erytrocyten en/of circulerend Hb.
Pagina 3 van 18
, LEUKOCYTEN (2.1.6)
♦ Hebben altijd een kern, die na kleuring steeds paars gekleurd is.
♦ Spelen belangrijke rol in de afweer tegen micro-organismen
♦ Kunnen worden onderverdeeld in 3 categorieën:
Indeling Granulocyten Lymfocyten Monocyten
Bouw Diameter ca 15 µm Diameter ca. 10 µm Diameter ca. 20 µm
Bezitten granula Kleine cellen met Hebben een
(korrels) in het relatief grote, hoefijzervormige kern
cytoplasma bolvormige kern
Voorlopers van
macrofagen
Onderverdeling Basofiele Donkerblauwgekleurde T-lymfocyten:
granulocyten korrels, ongelijk van productie in de
grootte; thymus
Korrels hebben de
voorkeur voor
basische kleurstof
(methyleenblauw)
Eosinofiele Oranjeroodgekleurde B-lymfocyten:
granulocyten korrels, ongeveer even productie in het
groot; beenmerg
Korrels hebben de
voorkeur voor zure
kleurstof (eosine)
Neutrofiele Lichtroze gekleurde
granulocyten korrels;
Jonge neutrofielen
hebben staafvormige
kern; bij meer
uitgerijpte neutrofielen
is de segmentkernige
kern.
Functie De meeste Vorming van Fagocytose van
granulocyten zorgen antilichamen celresten
voor fagocytose van
micro-organismen
Productieplaats Rood beenmerg In lymfatisch Rood beenmerg
systeem (milt,
lymfeknopen)
Rood beenmerg
Levensduur Enkele uren Enkele weken tot 10 tot 20 uur
maanden
Aantal totaal 6 000 (4 000-8 000)/mm 3 = 6.10 3/mm 3 = 6 .10 9/l (ongeveer 0,1% van het totale aantal
bloedcellen)
TROMBOCYTEN (2.1.7)
Bouw onregelmatige, grillige vorm diameter 0,5-2,5 µm
Functie bloedstolling d.m.v. ‘plaatjesfactoren’, o.a. tromboplastine (= trombokinase)
Productie In rood beenmerg vanuit megakaryocyten (reuskernige cellen);
trombocyten zijn cytoplasmafragmenten die gemakkelijk uiteenvallen
Levensduur 5 tot 9 dagen
Aantal ca. 250 000/mm 3 bloed = 250 x 10 3/mm 3 = 250 x 10 9/l (ongeveer 5%
van het totale aantal bloedcellen)
Pagina 4 van 18