NEDERLANDS SAMENVATTING LEZEN BLOK 1 & 2
NEDERLANDS LEZEN H1
Oriënterend lezen: je bekijkt vluchtig waar de tekst over gaat
- Doel: eerste indruk krijgen van een tekst, onderwerp en publiek bepalen
- Let op: titel, tussenkopjes, illustraties, inleiding, slot, cursief en/of vetgedrukte tekst,
schrijver, bron
Globaal lezen: je gaat opzoek naar hoofdgedachte
- Doel: hoofdzaken uit de tekst halen
- Let op: kernzinnen, signaalwoorden en signaalzinnen
Intensief lezen:
- Doel: een tekst helemaal begrijpen
- Let op: betekenis van woorden, verwijswoorden, verbanden, opbouw, schrijfdoel,
hoofdgedachte
Kritisch lezen
- Doel: een tekst beoordelen
- Let op: is de informatie juist, volledig en actueel? Zijn argumenten eerlijk, overtuigend en
logisch en samenhangend?
Onderwerp: waarover de tekst gaat, vaak kan je het beschrijven in 1 of 2 woorden
Deelonderwerp: hierin worden verschillende kanten van het onderwerp besproken
Hoofdgedachte: kortst mogelijke samenvatting van de tekst in 1 zin, het gaat over het onderwerp,
het is nooit een vraag
Titel: het is 1 van de belangrijkste functies in een tekst, 2 functies → hij maakt duidelijk waar de tekst
over gaat en moet je motiveren om verder te lezen. als er tussenkopjes zijn hebben die vaak ook een
titel, handig voor als je de tekst moet scannen
Alinea: de tekst is verdeeld in alinea’s, je kan ze herkennen aan een witregel of als de laatste regen
niet helemaal wordt afgemaakt
Kernzin: de zin die de belangrijkste informatie in de alinea geeft
Overgangszin: zin die verbanden tussen alinea’s legt, kernzin staat vaak na deze zin
Citeren: letterlijk overnemen
Hoe? → eerste 2 woorden van de zin … laatste 2 woorden van de zin (regel 1-3) bijv.
Denk bij citeren goed na over hoofdletters, punten, uitroeptekens, ect. Als je met je eigen woorden
moet uitleggen mag je niet citeren.
Feitelijke uitspraak: uitspraak waarvan schrijver denkt dat die waar is, als het zo is dan is de
uitspraak een feit
Waarderende uitspraak: niet-feitelijke uitspraak, de schrijver geeft aan wat hij ervan vind
, schrijfdoel uitgangspunt tekstsoort tekstvorm (vb)
Informeren Feiten opsommen (objectief) Informerende - nieuwsbericht
tekst - verslag
- notulen
- werkstuk
- zakelijke brief
Instrueren Aanwijzingen geven (leren) Instruerende - gebruiksaanwijzing
tekst - routebeschrijving
- recept
Uiteenzetten Feiten en hun samenhang, Uiteenzettende - overzichts- of
uitleg geven tekst achtergrond- artikel in
krant of tijdschrift
- tekst in schoolboek
- naslagwerk
- zakelijk brief
Overtuigen Vooral argumenteren Betogende tekst - commentaar of opinie in
(betogen) (subjectief) krant, tijdschrift of online
- recensie
- column
- ingezonden brief
Beschouwen Tekst van verschillende kanten Beschouwende - achtergrond artikel in
bekijken en lezer mening laten tekst krant, tijdschrift of online
vormen (subjectief en objectief) - recensie
- column of blog
Activeren Aanzetten tot handeling of Activerende - advertentie, advertorial
gedrag, argumenteren tekst - folder, flyer, brochure,
(subjectief) pamflet
- ingezonden brief
- sollicitatiebrief
- recensie
- blog
Amuseren Amuserende informatie geven Amuserende - roman
(objectief, maar vooral tekst - artikel in tijdschrift
subjectief) - stripverhaal
- column of blog
De schrijver kan een intentie hebben voor het schrijven van de tekst: bijv kritisch, betrokken,
bezorgd, neutraal, afstandelijk, zakelijk of professioneel
De schrijver kan ook een toon hebben: bijv ironische toon, positieve toon of neerbuigende toon