Vorming holtes en naamgeving embryo (hoort ook bij anatomie) Afbeelding 5!!
In het embryo wordt de lichaamsholte ‘opgedeeld’ in vier lichaamsholtes: de linker en rechter
borstholte, de pericardholte (rond het hart) en de buikholte (die caudaal één geheel vormt met de
bekkenholte).
Deze holtes zijn bekleed met vliezen (gezamenlijke naam is sereus vlies vgm) die respectievelijk pleura
(borstholtes), pericardium (rondom hart) en peritoneum (buik- en bekkenholte) worden genoemd (fig.
2A). Stel je een dergelijk vlies voor als een opgeblazen ballon, waar de organen die in de betreffende
holte liggen, van buitenaf indrukken (fig. 2B). De organen kunnen van alle kanten (dorsaal, craniaal, etc.)
de vliezen indrukken (afhankelijk van de positie van het orgaan in de bewuste holte). Indien ze ver
genoeg instulpen, ontstaat een dubbelblad vlies boven het orgaan, dat de verbinding vormt tussen het
orgaan en de lichaamswand (fig. 2C). Het dubbelblad is de ophangband en hierin verlopen de
verzorgende vaten en zenuwen naar het orgaan. Het deel van het vlies dat de wand bekleedt en de
ophangband vormt, wordt ‘parietaal’ genoemd. Het deel dat het orgaan bekleedt, wordt ‘visceraal’
genoemd.
HC 5 vroegembryonale ontwikkeling + de zelfstudie hierbij
Zie voor handige plaatjes Hytell’s p. 13-18, H6 excl. Tabel 6-2 en box 6-1 en leesstof is tabel 6-1, p 79-
82 zonder development of the amnion, p 88-89 The mesoderm..., focus op fig 7.6!
,
,
, Als de blastocyst is gevormd, is het mebryo klaar voor implantatie!
Bevruchting –> embryonic period (alle orgaansystemen worden gevormd) -> foetale periode (groei en
de organen groeien nog een beetje door).
Neurulatie:
- Differentiatie: ontstaan neuroectoderm
- Pattering: neurale buis onstaat op een bepaalde plek
- Morfogenese: van neurale plaat (dus plat) naar neurale tube
Afbeelding 7!
Ik schrijf hier dingen op maar het hoort allemaal bij afbeelding 7 dus daar verwijs ik ook naar door
hetzelfde stapnummer op te schrijven en iets toe te voegen of door een half ervan te maken omdat er
iets tussen moet.
2,5) de moederlijke en vaderlijke DNA mixen en de pronucleus wordt gevormd in de zygoot.
Als de blastomeren (de cellen in de morula) een bepaalde grootte hebben bereikt (ze worden steeds
kleiner omdat de ruimte niet groter wordt), gaat het bolletje in zijn geheel wel groeien. Dit komt
doordat de cellen op een gegeven moment net zo groot gaan zijn als hun moedercel, de cellen blijven
toenemen en er extracellulair materiaal wordt afgegeven.