4 basisweefsels:
- Epitheelweefsel (PR 1)
- Bindweefsel (PR 2) (zacht en hard)
- Spierweefsel (PR 3)
- Zenuwweefsel (PR 3)
2 uur ZS voor PR en 2 uur het PR zelf
HC 2 cellen:
Cel is kleinste levende eenheid in een organisme. Materiaal uit omgeving vergaren, verwerken en
zichzelf na te maken.
Begrijp dat ziekte bijna altijd te herleiden is naar cellulaire oorzaak (organisatie/communicatie/functie).
Universele concepten van levende organisme:
- Opslag erfelijke informatie in DNA
- Replicatie van DNA mbv ‘templaat polymerisatie reactie’
- Eiwitten maken via RNA intermediair
- Eiwitten (RNA ook) vervullen catalytische functies (reacties)
- Energie is nodig (ATP)
- Een barrière om ‘gesloten’ chemische omgeving te maken ((plasma) membraan)
Van grote naar kleine structuren:
1. Organisme
2. Orgaansysteem (zie website op ppt!!)
Een groep organen die een functioneel geheel vormen
12 bij de mens:
Respiratoir systeem, cardiovasculair systeem, neurologisch systeem, afweersysteem en lymfensysteem,
huid, skelet, verteringssysteem, hormoonstelsel, thermoregulatie, zintuiglijk stelsel, musculair systeem,
endocriene systeem, urine systeem, reproductie systeem
3. Orgaan
Een geheel van weefsels dat dient om een bepaalde functie te kunnen uitoefenen.
Transplantatie!
4. Weefsel
Samenstelling van gelijksoortig gedifferentieerde cellen, met vergelijkbare functie die door
intercellulaire contacten of extracellulaire matrix met elkaar verbonden zijn.
Basale soorten weefsels:
- Bindweefsel (bot, bloed, lymph)
- Epitheel (huid, bekleding in het lichaam)
, - Spierweefsel (dwarsgestreept, hart, glad)
- Zenuwweefsel
Wat vormt een specifiek weefsel? ->
1. Mengsels van verschillende cellen
• Samenwerking en communicatie • Samenhang door hechting aan elkaar of via extracellulaire matrix
2. Materiaal dat buiten de cellen een matrix vormt
• Extracellulaire matrix (ECM)
3. Weefselvloeistof
• Voedingstoffen/ O2 • Afval/ CO2 • Communicatie factoren (communicatiefactoren-> tussen cellen ->
bepaalt functie weefsel)
Wat is het verschil tussen ECM en weefselvloeistof?
Microscopie:
Biopt is sample van weefsel voor microscoop.
Kleuring maakt dat je contrast ziet. Je ziet andere dingen met verschillende manieren kleuring.
Bloedanalyse is simpel door beetje bloed op glaasje te doen en te vegen maar door contrasteren zie je
andere cellen en zo. Veel rode bloedcellen en een paar verschillende soorten witte bloedcellen. Meer
witte bloedcellen = ziekte.
Morfologische (vormleer) aspecten bloed microscopie: • Rode bloedcel telling en RBC-vorm (bv. sickle
cell anamia) • Witte bloedcel telling/distributie/differentiatie status • lymphocyten, monocyten,
basofiele-, eosinofile- en neutrofiele granulocyten • Bloedplaatjes • Bloed gedragen parasieten (bv.
Malaria) • Aggregaten (intracellulair of in plasma) • Artefacten.
Dramatische verandering bij ziekte van de huid microscopie door oa: • Proliferatie/differentiate van
epidermis • Infiltratie (immuun)cellen • Andere samenstelling/verdeling communicatie factoren
Sikkelcel anemia: minder rode bloedcellen (erytrocyten) en andere vorm.
Parasieten in bloed zie je ook.
Huid: gezond is een dunne laag epidermis met daarboven dode laag en dermis dikker. Ziek: epidermis is
dikker (doordat immuun cellen communicatiefactoren secreterenen en de epidermis erg gaat delen als
gevolg) meer dermis in epidermis als vlokken. Je ziet stippen door immuunsysteem cellen.
Prepareermicroscoop (niet met verschillende lenzen): hoopjes cellen, cellen zijn puntjes.
Licht microscoop (hadden we op Ig): individuele cellen
Electronenmicroscoop: structuren van eiwitten, mitochondrien, binnen de cel dus.
5. Cel
,Een cel is de kleinst levende eenheid in een organisme.
Cel= cytoplasma+kern+plasmamembraan
Flagellum: staartje bij bv sperma en veel bacterien.
ER ligt in hele cytoplasma hoewel op plaatje vaak dichtbij kern worden getekent.
Orgaan gegroeid: celdeling of celgroei
Rode bloedcel is een donut shape en als je de grootte weet dan kan je dat vergelijken met de rest dat te
zien is op het glaasje! Ongeveer 6 micrometer (6 * 10 ^-6 m).
Lichaam volume: ~4x1013 Cellen =>45 celdelingen. Waarom maar 45 celdelingen?
Cel vernieuwing: ~60 x 109 cellen/dag.
Stamcel aan het begin is omniponent dus kan alle verschillende cellen nog maken
6. Organel
7. Molecuul
HC 3 microscopie
Grootte van moleculen, organellen en cellen
Cellen:
Leukocyt is 0,2 mm ongeveer (minimale grootte om te zien met blote oog), maar er zijn ook veel cellen
die rond 20 micrometer zijn, en zenuwcel kan wel 1 m lang zijn door axon.
Overzicht:
Soorten microscopen
Lichtmicroscoop
Cellen en organellen worden zichtbaar maar als puntjes. Resolutie van 200 nm.
- Bright field microscoop
, Specimen=je preparaat, die absorbeert en verstrooit licht. De verschillende lenzen vergroten zodat je bij
elkaar veel vergroting hebt.
Probleem: je ziet geen contrast zonder kleuring.
- Fase contrast microscoop
Faseplaat verandert de golflengte van direct licht zodat de kleur anders wordt!
Verstrooid wordt donker en het directe licht (dus weinig object) is licht!!
Contrast verhogen d.m.v. kleuring van cellen in suspensie
Ongekleurde levende cellen zijn soms moeilijk te zien, maar je kan ook contrast verhogen met kleurstof.
Dan leg je het objectglaasje met bv uitgestreken bloed in een badje.