Samenvatting bewegen en beïnvloeden
Van bewegen en leerprocessen naar bewegen en beïnvloeden
In deze module wordt er ook terug gekeken naar het onderdeel ‘persoon’ van OPA. Er wordt
verder ingezoomd op Omgeving en Activiteit.
Relationeel wereldbeeld of mensbeeld: leren vindt niet plaats in een vacuüm van
persoonskenmerken, maar in dynamiek (activiteit) met de wereld (omgeving).
0.1 Terugblik: het perspectief van de persoon
Om een persoon te begrijpen moet je kijken naar denken, voelen, doen. Dit heeft betrekking
tot: ervaringsleren, mindset, attitude, motivatie, psychologische basisbehoeften, emotie,
flow, brein, stress en coping.
Ervaringsleren: je leert door ervaringen op te doen, zowel positieve als negatieve
ervaringen.
Mindset: de drang om iets wel of niet te doen. Je hebt growth mindset en fixed
mindset.
Attitude: je houding naar een bepaald onderwerp. Dit bepaalt of en hoe deze
persoon zich in wil zetten voor hetgeen dat gedaan moet worden. Verschillende
attitudes kunnen tegenover elkaar staan.
Motivatie: mindset en attitude zijn verbonden met motivatie. Competentie
(je wil iets leren en kunnen), relatie (je wil erkenning krijgen van anderen) en
autonomie (zelf invloed ergens op uitoefenen).
Brein: hierin gebeuren cognitieve processen van het leren. Metacognitie: je bent
bezig met een analyse van de leeractiviteiten die je in kunt zetten en eventueel kunt
wijzigen als je merkt dat deze niet werken.
Stress: 3 basisreacties: freeze, fight, flight.
Coping: hoe je met stress omgaat.
o Probleem-georiënteerde coping: je pakt de stressbron aan.
o Cognitie georiënteerde coping:????????
o Emotie-georiënteerde coping: ?????????
Perceptie: hoe een persoon aankijkt tegen een activiteit. Dit is bepalend voor het
deelname gedrag en dus ook op het leerproces.
0.2 Van de persoon naar de persoon in de omgeving
OPA en DVD hebben een grote invloed op hoe iemand zich voelt en gedraagt in de
omgeving.
Conformeren: het toegeven aan een bepaalde vorm van anderen zonder dat die anderen
daarom vragen. Jij doet het gewoon zo.
Conformeren is nuttig en maakt sociaal contact makkelijk. Ook geeft het zekerheid. Het helpt
bijv bij het maken van beslissingen.
Negatief effect: je gaat dingen doen of zeggen die tegen je eigen normen of gevoelens in
gaan.
Conformisme vindt plaats omdat je soms niet (genoeg) nadenkt of omdat je maar een
beperkte zelfkennis en/ of zelfbewustzijn hebt.
, 2 aspecten van conformisme:
Informationele invloed: informatie van de medestudent is voor jou doorslaggevend in
de totstandkoming van jouw gedrag. De informatie van anderen kan ons beïnvloeden
en richting geven in wat we zouden moeten denken, voelen en doen.
Normatieve invloed: de behoefte om geaccepteerd en/ of aardig gevonden te
worden. Mensen conformeren zich aan bepaalde sociale normen -> normatieve
sociale invloed.
Thema 1: Groepsprocessen: de anderen in de omgeving
1.1 Groepskenmerken
Verschillende groepen waar je deel van uit kan maken:
Sociale categorieën: bepaalde kenmerken die je gemeen hebt met anderen. Dit zijn
vaak grote groepen waarbinnen geen directe interactie met elkaar is. Er is ook geen
groepsontwikkeling. PMT student, kind generatie Z, etc.
Togetherness: groepen waar je een poosje mee samen bent en waarin wel sprake is
van interactie: wachten op iets, samen uitgaan, etc.
Referentiegroep: de onderlinge persoonlijke betrokkenheid en de invloed van de
groepsleden is groot. Deze groepen maken uit wat je wil zijn en bereiken.
Een groep: twee of meer mensen gaan interactie met elkaar aan. De groepsleden zijn
onderling afhankelijk van elkaar omdat ze door hun behoeften en doelstellingen invloed
hebben op elkaar.
Een groep heeft de volgende kenmerken:
Meer dan twee mensen.
Een aantal gezamenlijke kenmerken.
Directe interactie.
Netwerk van relaties tussen groepsleden (groepsstructuur).
Gezamenlijke waarden, doelen en normen (groepsstructuur).
Soorten groepen:
Formele groepen: er wordt duidelijk iets van de verwacht en de belangrijkste zaken
zijn expliciet vastgelegd.
Informele groepen: minder expliciet. De groepen ontstaan spontaner door
gemeenschappelijke interesses en interacties.
1.2 Functies van groepen
Need to belong: de behoefte om ergens bij te horen is bij iedereen aanwezig en aangeboren.
Je kan je buitengesloten voelen. De emotionele impact kan beperkt worden door je aan te
passen aan de groep of onverschillig worden.
Verschillende groepen:
Relatiegericht: sociale en emotionele behoeften van de groepsleden staan centraal.
Taakgericht: gaat om het succesvol vervullen van een taak of activiteit en / of het
behalen van een doelstelling.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper BestePMTer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.