Weerbaarheid
Week 1:
Weerbaarheid:
Weerbaarheid: wanneer je in staat bent op een effectieve en passende manier op te komen
voor je behoeften en wensen in situaties van alledag en wanneer jij je persoonlijke grenzen
op een respectvolle manier aan weet te geven als anderen die (willen of dreigen te)
overschrijden. (volgens Ykema, grondlegger van Rots en Water trainingen)
Doelgroepskenmerken volgens biopsychosociaal model:
Biologische factoren:
o Aanleg: het zit in de genen.
o NAH of verstandelijke beperking
o Gender
o Leeftijd
Emotionele factoren:
o Emotionele stabiliteit
o Angst en werking van de amygdala
Psychische factoren:
o Invloed van ouders (hechting), opvoeding, trauma, ervaringen met gepest
zijn, worden.
o Sociale klasse (SES)
Weerbaarheidstrainingen:
Rots en Water: rots staat voor sterk en onverzettelijk en water staat voor meegaand
en flexibel. Beiden zijn goed, soms heb je te veel van het 1. Ook ruimtenemers doen
mee. Training is gebouwd op de basis van zelfbeheersing, kracht en zelfbewustzijn.
Marietje Kessels: meiden en jongens die weinig weerbaar zijn worden getraind.
Voordeel daarbij is dat alle deelnemers zich herkennen. Was vroeger ontwikkeld voor
meiden.
Kanjertraining: veel ingezet in onderwijs. Dieren/petten worden gebruikt om bepaald
gedrag te symboliseren
Rots en Water training:
Weten wie je bent, wat je wilt en doorzetten (Rots)
Vriendschap, verbondenheid en communicatie (water)
Centraal staan: gronden (staan), centreren (bewust inzetten en gewaarworden van
het lichaamscentrum), focus (richten van aandacht en energie).
,Doel weerbaarheidstraining:
Voorkomen van: hoe kan ik mij weerbaarder voelen/ opstellen om te voorkomen dat
een ander over mijn grens gaat. (fysiek, mentaal, emotioneel, sociaal).
Impulsen reguleren: bij rots en water training aan de orde.
In therapie zal het dan vak impulsregulatietherapie zijn.
Psychologie:
DSM-5: kenmerken van een classificatie
Er zijn sterke banden met de farmaceutische industrie en de makers van de DSM-5. Bij de
eerste DSM waren er weinig stoornissen (rond 80) nu al rond 450.
Hechtingsstoornissen en hechtingsproblemen:
Stress tijdens zwangerschap: (risicofactor)
o HPA-as wordt door stress beïnvloed.
o Goede voorspeller voor latere gedragsproblemen.
Stress tijdens eerste levensjaren:
o Jonge kinderen afhankelijk van ouder.
o HPA-as erg labiel dus door stress makkelijk te beïnvloeden. Is er gevoelig voor
Dus kinderen met veilige hechting geringe stijging van cortisol na korte scheiding
ouder. (Even weg lopen)
Armoede is de grootste risicofactor voor stoornissen.
Hechting:
De tendens om de nabijheid van bepaalde personen op te zoeken.
De diepe en duurzame verbondenheid tussen kind en verzorger die in wederkerige
inspanning bewerkstelligd wordt (gerechtigheid)
Goede hechting ontstaat door:
Een hoge mate van sensitiviteit
Een hoge mate van responsiviteit
Door continu en de regelmaat van het ouderlijk gedrag
Veilige basis (secure base) ’vanuit’: functie van veilige basis: uitvalsbasis. Hierin kan het kind
de omgeving verkennen: exploratie
Veilige haven (safe haven) ‘naar toe’: functie van veilige haven: toevluchtsoord. Fijn om naar
terug te keren. Het kind voelt bescherming bij gevaar.
Soorten gehechtheid:
Veilige gehechtheid (sensitief en responsief)
Onveilige gehechtheid
o Vermijdende gehechtheid: te veel exploratie, ouders reageren niet sensitief
o Ambivalente of afwerende gehechtheid: te weinig exploratie, afwerend bij
troost, ouders reageren tegenstrijdig (onvoorspelbaar, dus als het A is blijft
het A en niet daarna toch B).
Bovenste 2 worden gezien als risicofactor voor het ontwikkelen van andere
stoornissen. Het is geen stoornis.
, Gedesorganiseerde en gedesoriënteerde gehechtheid (wordt gezien als
hechtingsstoornis!!!):
o Geremde type: reactieve hechtingsstoornis.
o Ontremd-sociaalcontractstoornis.
Als je een hechtingsrelatie niet goed kan aangaan wordt alles sociaal lastiger. Ook met werk,
etc. Hechting kan ook nooit helemaal hersteld worden. Je kan dingen leren maar niet
herstellen in hechting.
Hechtingsproblematiek: een hechtingsstoornis
Bouwstenen van Bakker:
Kind in niveaus Ouders in niveaus
Basisveiligheid, er mogen zijn Reageren op behoeften en signalen van het
kind. Verantwoordelijk zijn
Toevertrouwen Geven, verzorgen, mee resoneren,
moduleren, volgen, spiegelen, meeleven
Er-op-uit zelfvertrouwen Meekijken, meeleven, steunen
Zelfstandig, ik en ander Stevig duidelijk zijn
Creatief, problemen oplossen Vertrouwen, In vertrouwen laten gaan.
Hechting en identiteitsontwikkeling: het ontwikkelen van een persoonlijke en sociale
identiteit, met als doel de zelfwaardering te verhogen gebeurt op 2 verschillende manieren:
persoonlijke en sociale identiteitsontwikkeling.
Doelgroepen die gebaat zijn bij weerbaarheidstraining: LVB, migranten (acculturatieve
stress), homo’s en lesbisch (minderheidsstress), kinderen/ volwassenen met
angstproblematiek, pestslachtoffers, kinderen/ mensen met een (lichamelijke) beperking.
Acculturatie stress:
Druk om zich aan te passen aan de cultuur van het gastland of de cultuur van de
meerderheid.
Prevalentie: voor vluchtelingen was het risico 6 tot 9 keer hoger dan voor autochtone
leeftijdsgenoten op het verkrijgen van een depressie of psychose.
Minderheidsstress: op de momenten dat ze wel negatief bejegend werden vanwege hun
seksuele gerichtheid, konden ze daar goed mee omgaan door verschillende effectieve coping
strategieën toe te passen. Bij de respondenten die veel moeite hadden (gehad) om zichzelf
te accepteren als HLTB+ en bij respondenten die wekelijks tot maandelijks met
minderheidsstress geconfronteerd werden, had minderheidsstress wel een negatieve
invloed op hun psychosociale gezondheid. Ze voelden zich depressief, minderwaardig,
angstig of hadden last van woedeaanvallen. Deze respondenten hadden behoefte aan meer
weerbaarheid, meer zelfacceptatie en effectieve coping strategieën om met
minderheidsstress om te gaan. Belangrijk!
Genderdysforie: dat je niet weet of je een man of vrouw bent.
Genderidentiteit: besef man of vrouw te zijn.