Onderzoeksontwerp I
Week 1: Wat is onderzoek? (H1, 2, 3.1, 3.2)
Onderzoek: een bepaald onderwerp bestuderen volgens een vaste structuur. Je analyseert een
vraag of situatie volgens een bepaald stappenplan.
Methodologie: diepgaander uitgaanspunten/ basisprincipes (normen) van onderzoek doen.
Toegepast/praktijkgericht onderzoek: het op systematische, betrouwbare en valide wijze
data verzamelen (= wetenschappelijke manier) om antwoord te geven op een vooropgestelde
vraag die afgeleid is van een bestaand probleem of gat in de markt
Praktijkvragen: vraag waarbij de antwoorden leiden tot het oplossen van een
praktijkprobleem.
Fundamenteel/theoretisch gericht onderzoek: wetenschappelijk onderzoek dat wordt
gedaan om kennis op te doen (universiteiten).
Kennisvragen: vraag waarbij de antwoorden kennis opleveren over een onderwerp.
Kwantitatieve methode: je gebruikt cijfermatige (numerieke) informatie.
Kwalitatieve methode: je voert onderzoek uit in het veld.
Triangulatie: de onderzoeksvraag vanuit meerdere invalshoeken belichten, wat de
betrouwbaarheid van je onderzoeksresultaten verhoogt. De hoofdvraag in je onderzoek
aanpakken met meerdere onderzoekmethoden. Letterlijk driehoeksmeting. Bijv. een
vraagstuk bekijken vanuit de consument, concurrent, leverancier en expert.
Mixed Method-benadering: bijzondere vorm van triangulatie. Je kiest een combinatie van
kwalitatieve en kwantitatieve dataverzamelingsmethoden om je vraag te beantwoorden.
Onderzoek waarbij kwalitatieve en kwantitatieve methoden worden ingezet. Bijv. naast
een online enquête een diepte-interview en/of observatie als methoden kiezen.
Inductief onderzoek: er is van tevoren geen theorie of model over jouw onderwerp bekend. Je
doel is om gaandeweg gegevens te verzamelen en een theorie te ontwikkelen. Je bent op zoek
naar ‘empirische regelmatigheden’. Iteratie (herhaling) is een leidend principe want leidt tot
hogere kwaliteit van resultaten. Theorievormend/theorieontwikkelend.
Deductief onderzoek: je formuleert je verwachtingen aan de hand van bestaande theorieën en
modellen. Je verzamelt en analyseert gegevens om na te gaan of deze theorieën standhouden
Theorietoetsend
Informele observatie: bijv. in dagelijks leven laat je je leiden door je eigen referentiekader
om conclusies te trekken.
Systematische observatie: met vastgesteld stappenplan, zonder van tevoren een uitkomst in
gedachten te hebben.
Kwaliteitscriteria onderzoek
1. Betrouwbaarheid
- Vrij van toevallige fouten
- Herhaalbaar (eenzelfde onderzoek leidt tot dezelfde resultaten)
- Overeenstemming tussen onderzoekers over resultaten
- Toetsbaar
- Niet speculatief
- Niet subjectief
, - Maximaal informatiegehalte
2. Valideit (geldigheid, zuiverheid)
- Geen systematische fouten
- Intern valide (in onderzoek kan juiste conclusies trekken)
- Begripsvalideit (je meet wat je wilt meten)
- Externe valideit (kan uitspraken doen over een grote groep personen)
Statische generalisatie
Inhoudelijke generalisatie
Praktische criteria
3. Efficiënt
4. Uitvoerbaar
5. Bruikbaar (praktisch relevant)
Onderzoek en analyse
De beginnende beroepsbeoefenaar onderkent en analyseert complexe problemen en komt tot
innovatieve en strategische oplossingen (competenties die aan eind van de studie moet
beheersen). Hij is in staat om vanuit gedrag en beleving een verantwoorde keuze te maken
voor concept, materiaal en design (zoals trendresearch voor concept, duurzaam denim als
materiaal en een tas voor rolstoelgebruikers als design). De beginnende beroepsbeoefenaar
toont in zijn onderzoeksactiviteiten te beschikken over een repertoire aan relevante
vaardigheden en kan de juiste methode selecteren, gegeven de onderzoek omstandigheden
(dus wie je moet benaderen en hoe je dat moet gaan doen bijv. na doen trendresearch aan
consument vragen naar naamsbekendheid.
Onderzoeks-cirkel
1. Aanleiding/probleemstelling/doel Wat wil ik weten?
2. Literatuuronderzoek Wat is er al bekend?
3. Onderzoeksvraag Wat is er nog niet bekend?
4. Onderzoeksmethode (enquete) Hoe ga ik dat uitvinden?
5. Analyse data Hoe ga ik de nieuwe gegevens interpreteren?
6. Conclusie/evaluatie Is mijn vraag beantwoord?
7. Advies of product (collectie) Wat doe ik er nu mee?
Deel 1, ontwerpen (1-3)
Doelstelling afbakenen en hoofdvraag formuleren. Je maakt een ontwerp van hoe je je
hoofdvraag gaat beantwoorden en hoe je je gegevens gaat analyseren.
Deel 2, gegevens verzamelen (4)
Deel 3, analyseren (5)
Deel 4, evalueren en adviseren (6-7)
Introductie onderzoeksplan
Probleembeschrijving: beschrijving van het probleem/vraagstuk dat de basis vormt voor het
onderzoek.
Wat is de huidige situatie? wat is de gewenste situatie?
Het verschil daartussen is het probleem (vraagstuk)
6W vragen
Waarom? (aanleiding, reden van het onderzoek)
, Waarom moet deze situatie worden aangepakt? Probeer de daadwerkelijke reden te
achterhalen.
Voor wie? (doelgroep)
Of over wie gaat het probleem? De betrokken eenheden.
Wat? (evolutionaire of revolutionaire concepten, diensten, producten of oplossingen)
Welke situatie moet worden aangepakt? Hier is de te onderzoeken situatie
omschreven, is duidelijk wat er wordt bedoeld, ontbreekt er iets en zo ja, wat?
Waar doet het zich voor? (distributiekanalen, landen, regio’s of continenten)
Zijn er bepaalde probleemgebieden aan te wijzen?
Wanneer is het/zal het moeten ontstaan? (beoogd introductiejaar)
Aan welke voorwaarden moet het voldoen (criteria waaraan het nieuwe concept/ de
collectie moet voldoen. Waartoe leidt het onderzoek?
Waartoe?: doel van het onderzoek wat zou het onderzoek moeten opleveren?
Week 2: H5, 3.3, 3.4
Vooronderzoek (probleemanalyse)
Een vooronderzoek is bedoeld om een probleem of situatie voor het onderzoek af te bakenen,
de onderzoekfase waarin je oriënterende informatie verzamelt over het onderzoeksonderwerp.
Een hoofdonderzoek is bedoeld om antwoord of oplossing voor het (afgebakende) probleem
te vinden.
6 stappen voor het zoeken naar informatie
1. Definieer het probleem, de zoekopdracht. Stel vast welke informatie je al hebt en
welke je nog moet zoeken.
2. Kies de juiste zoekstrategie. Dit kan bijv. zijn zoeken op sleutelwoorden of de
inhoudsopgave raadplegen.
3. Bepaal waar je gaat zoeken. Meest gebruikt zijn de bronnen op internet.
4. Selecteer de informatie die je nodig hebt en bestudeerd deze goed.
5. Organiseer de informatie zo dat je antwoord kan geven op de vraag/probleem. Orden
op relevantie!
6. Evalueer het resultaat. Heb je al voldoende informatie of moet je nog verder zoeken?
Evt. herhaal je de stappen.
Het onderzoeklogboek
Het vastleggen wordt ook wel audit trail genoemd.
Een onderzoeklogboek is een soort dagboek waarin je per dag, week of ander moment
aantekeningen maakt die met het proces en de inhoud van het onderzoek te maken hebben.
Je kunt het ordenen op rubriek, mijlpalen eigenaren etc. wat noteer je in je logboek?
- Keuzes die je maakt
- Tijd (niet alleen in mijlpalen en uren)
- Proces
- Inhoud
- Methode
- Populatie (onderzoeksgroep) en steekproef (deel van deze groep waarover je data
verzameld)
- Zaken waar je tijdens de analyse tegenaan loopt, zoals keuzes voor analyse-
instrumenten
- Interpretatiemogelijkheden
- Terugkoppelingen naar de hoofdvraag