100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Bijeenkomsten verdieping bestuurs(proces)recht €15,49   In winkelwagen

Case uitwerking

Bijeenkomsten verdieping bestuurs(proces)recht

 24 keer bekeken  0 keer verkocht

bijeenkomsten uitgewerkt

Voorbeeld 2 van de 14  pagina's

  • 30 augustus 2023
  • 14
  • 2022/2023
  • Case uitwerking
  • Janssen
  • 7-8
Alle documenten voor dit vak (10)
avatar-seller
Lindapaulssen
Verdieping Bestuursprocesrecht bijeenkomst 1 besluit & publieke taak


Het begrip besluit is een van de kernbegrippen van het bestuurs(proces)recht. In deze
eerste onderwijsgroep wordt ingegaan op een aantal aspecten van het besluit. Met name:
1) het vereiste van een bevoegdheid; en
2) de zogeheten publieke taak (een taak die in het algemeen belang wordt
uitgevoerd). Bij het positiefrechtelijk begrip gaat het om gebruik van de publieke
taak als normerend element in het geldende recht.

Besluit (literatuur = Van besluit naar geschil)
De Awb is opgebouwd rond het besluit. Als het besluit eruit zou worden gehaald, zou het
bouwwerk instorten.
De hoofdstukken 3 en 4 zouden nergens meer over gaan en de hoofdstukken 6, 7 en 8
zouden
rechtsbescherming bieden tegen niets. Het besluit is aanknopingspunt voor de
bestuursrechtelijke normering,
voor de toegang tot de bestuursrechter en voor de rechterlijke toetsing. Het belang dat
eraan wordt toegekend
is goed beschouwd nog groter dan dat van een aanknopingspunt: rechtmatigheid van
besluiten wordt gezien
als een waarborg voor rechtmatig bestuur. In de bestuursrechtspraak van de eerste
vijfentwintig Awb-jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor
minder het controleren van besluiten en meer de beslechting van geschillen centraal gaat
staan. Deze centrale en fundamentele positie is te verklaren uit het feit dat het besluit als
de publiekrechtelijke rechtshandeling bij uitstek werd beschouwd in de tijd waarin de Awb
gemaakt werd. En voor velen is het dat nog steeds en terecht, want op de meeste
deelterreinen van het bestuursrecht is het besluit de handeling waarmee bestuurlijke
intenties worden omgezet in rechtsgevolgen. Voor zover het gaat om de juistheid van
rechten en plichten die het bestuur aan burgers adresseert, is het besluit dus een goed
moment voor normering en beoordeling. Tot zover is de keuze voor het besluit als
centrale handeling in het bestuursrecht goed te verdedigen.

Maar er vloeit ook een beperking uit voort. Andere handelingen dan besluiten worden
veel minder genormeerd door de Awb en kunnen ook veel moeilijker aan de rechter ter
beoordeling worden voorgelegd. Deze andere handelingen (mededeling, toestemming)
worden door de kern-hoofdstukken van de Awb bijna alleen genormeerd voor zover zij
direct verband houden met een besluit. En zij kunnen alleen aan de bestuursrechter
worden voorgelegd voor zover zij van belang zijn voor de rechtmatigheid van een
besluit.1
In de behoefte aan rechtsbescherming kan daarom volgens velen niet zonder meer
worden voorzien door de mogelijkheid van beroep tegen besluiten. Daarom wordt
gezocht naar andere aanknopingspunten voor toegang tot de rechter op dit deelterrein.
Dit past in het al langer gevoerde debat over het besluitmodel, waarin door verschillende
auteurs is gepleit voor een verruiming van de toegang tot de bestuursrechter, zodat ook
andere handelingen dan besluiten kunnen worden aangevochten. Vaak wordt daarvoor
aansluiting gezocht bij de figuur van de bestuursrechtelijke rechtsbetrekking.

‘Rechtmatigheidstoetsing als rechtsstatelijke waarborg maar niet als oplossing van
geschillen’
De belangrijkste taak van de bestuursrechter, voor de komst van de Awb, er zoveel
mogelijk aan bij te dragen dat besluiten rechtmatig waren. Het was daarom de taak van
de rechter besluiten ambtshalve, dus onafhankelijk van wat er in de beroepsgronden
tegen werd aangevoerd, te toetsen aan het recht. En om die rechtmatigheidstoetsing te
kunnen verrichten, moest hij ook ambtshalve toetsen of het besluit op een juiste feitelijke

1
In 2013 is de verzoekschriftprocedure voor vergoeding van schade door (kort gezegd)
onrechtmatige besluiten in de Awb opgenomen. Ook de aansprakelijkheid voor schade die wordt
veroorzaakt door onrechtmatig handelen is in de Awb opgehangen aan het centrale besluitbegrip.
Weliswaar is in artikel 8:88 Awb de mogelijkheid geopend om te procederen over schade ten
gevolge van onrechtmatige voorbereidingshandelingen, maar dan moet het wel gaan om
handelingen ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit.

, grondslag was gebaseerd, want een besluit met een gebrekkige feitelijke onderbouwing
is in strijd met het recht. Besluiten moesten rechtmatig zijn in alle opzichten, los van wat
er door de concreet betrokken partijen tegen aangevoerd werd. De bestuursrechter
oordeelde dus niet over standpunten van in een geschil betrokken partijen, maar over de
abstractere, boven de partijen uitstijgende vraag of een besluit wel rechtmatig was. Pas
in het Awb-tijdperk begon het besef goed door te dringen dat de enkele waarborg van
normconformiteit van besluiten nog geen geschillen oplost. Als besluiten werden
vernietigd om andere redenen dan die waar het de rechtzoekende echt om te doen was,
ging de rechterlijke uitspraak aan het geschil voorbij. Want na de vernietiging kon het
voor de rechtzoekende onbelangrijke gebrek in een nieuw besluit door het
bestuursorgaan worden hersteld, waarna de rechtzoekende voor een antwoord op zijn
eigen vraag opnieuw in beroep moest gaan bij de rechter. In zulke gevallen stond de
traditionele rechtsstatelijke waarborg (absoluut rechtmatige besluiten) de
geschilbeslechting in de weg.

Praktisch gezien konden alle aangevochten besluiten aan alle toepasselijke rechtsnormen
te toetsen niet worden waargemaakt. Onmogelijk, alleen al omdat de toepasselijke
normen daarvoor te talrijk, vaak te complex, deels te vaag en te onoverzichtelijk zijn.
Daarom is het begrijpelijk dat vanaf 1994 de bestuursrechters zich gingen beperken tot
een beoordeling van waar het in de aangevoerde beroepsgronden om gaat. Voor die
beperking van de omvang van het geding, die al snel uitmondde in een verbod om ultra
petitum te gaan, werd een aanknopingspunt gevonden in artikel 8:69, eerste lid, van
de Awb.
(…) Aan de hand van het relativiteitsvereiste is nu een benadeling van de appellant een
voorwaarde voor vernietiging van het besluit. Zo ontstaat een bestuursrecht waarin de
rechter oordeelt in concrete belangenconflicten tussen individuen en niet over de
geabstraheerde normconformiteit van besluiten.
(…) De verandering naar een partijenproces, als gevolg van de toespitsing op
aangevoerde beroepsgronden, relativiteit en bewijsrecht, heeft voordelen voor juridische
geschilbeslechting. Het geding kan zich meer toespitsen op waar het partijen om gaat en
ook de finaliteit wordt bevorderd.
Er zitten ook risico’s aan. Onlangs werd er op gewezen dat ‘de setting voor hoor en
wederhoor en stellen en betwisten’ escalerend kan werken waardoor een geschil kan
polariseren. Met een contradictoir partijenproces staat weliswaar het geschil meer
centraal, maar dat wil nog niet zeggen dat het de beste manier is om dat geschil op te
lossen. Wellicht komt in de toekomst de de-escalerende bestuursrechter.

Het publieke-taakcriterium in de bestuursrechtelijke jurisprudentie (samenvatting van
literatuur)
‘In welke betekenis hanteert de bestuursrechter het begrip publieke taak (conceptuele
vraag) vs. Met welk oogmerk wordt het publieke-takcriterium in de bestuursrechtelijke
jurisprudentie gebruikt (functionele vraag).’

Publieke taak - Op de hoofdregel dat het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het
verrichten van die publiekrechtelijke rechtshandeling slechts kan ontlenen aan een
specifiek wettelijk voorschrift, bestaan uitzonderingen. In zeer bijzondere gevallen kan
een beslissing van een bestuursorgaan die wordt genomen in het kader van een aan dat
bestuursorgaan toegekende publieke taak die niet op een specifieke
bevoegdheidstoekennende publiekrechtelijke grondslag berust, toch als een besluit in de
zin van de Awb worden aangemerkt.

Het publieke-taakcriterium is in de bestuursrechtelijke jurisprudentie vooral van belang
voor de toegang tot de rechter. Binnen die jurisprudentie zijn twee lijnen te
onderscheiden.
1. Ten eerste wordt het criterium toegepast op organen van privaatrechtelijke
rechtspersonen om te beoordelen of zij als bestuursorgaan moeten worden
aangemerkt.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lindapaulssen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €15,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 77254 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€15,49
  • (0)
  Kopen