100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Sociaal Zekerheidsrecht €5,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Sociaal Zekerheidsrecht

13 beoordelingen
 603 keer bekeken  50 keer verkocht

Dit is een samenvatting van het vak 'Sociaal Zekerheidsrecht'. Deze samenvatting is gemaakt aan de hand van het boek 'Socialezekerheidsrecht begrepen' en sheets van de college's. De hoofdstukken 1 t/m 8 zijn gebruikt in de samenvatting. De zesde druk van dit boek is van toepassing. Alleen het gebru...

[Meer zien]

Voorbeeld 6 van de 29  pagina's

  • Ja
  • 8 juni 2017
  • 29
  • 2016/2017
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (7)

13  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: melaniekostersdas33 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: meesmattheus2001 • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: evaknol • 5 jaar geleden

duidelijk en overzichtelijk

review-writer-avatar

Door: mkcooper98 • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Pattyv • 6 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Niels357 • 7 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: evanthoog • 6 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
adbx
Samenvatting Sociaal Zekerheidsrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding in de sociale zekerheid
§1.1 Inleiding
Solidariteit
De sociale zekerheid zorgt ervoor dat de sociale risico’s die een individu loopt zo veel
mogelijk worden verdeeld over alle werknemers en werkgevers of inwoners van Nederland.
Een belangrijk uitgangspunt van sociale zekerheid is dan ook collectiviteit en solidariteit:
het door middel van wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Verzorgingsstaat
Uitgangspunt van de Nederlandse sociale zekerheid is dat de overheid een belangrijke rol
speelt bij het opvangen van de verschillende sociale risico’s, ook wel de verzorgingsstaat
genoemd. De verzorgingsstaat houdt in dat de overheid voor de burgers zorgt door middel
van gezondheidszorg, onderwijs etc. De Ongevallenwet (1901) was een van de eerste
sociale verzekeringen. Hierna volgden de Ziektewet en de Kinderbijslagwet. Tot de Tweede
Wereldoorlog gebeurde er niet veel op het gebied van sociale zekerheid. De ontwikkeling
van sociale zekerheid kwam na de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling, mede
door internationale verdragen zoals het EVRM en het ESH (het Europees Sociaal Handvest).
In de jaren vijftig ontstond een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid. Het sociaal
zekerheidsrecht kent rechtsbronnen uit internationaal recht, de Grondwet, wetten in
formele en materiële zin, beleidsregels en jurisprudentie.
Inkomenszekerheid
Het fundament van de sociale zekerheid is in de eerste plaats inkomenszekerheid bij
inkomensderving. Mocht het inkomen wegvallen wegens arbeidsongeschiktheid of
ouderdom, dan zorgen de Werkloosheidswet (WW) en de Algemene Ouderdomswet (AOW)
ervoor dat er kan worden teruggevallen op een inkomen. Er bestaan ook tegemoetkomingen
en bijdrages zoals kinderbijslag en Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De
sociale zekerheid kent twee functies: de waarborgfunctie en de activeringsfunctie. De
waarborgfunctie – inkomenszekerheid – is een belangrijke pijler van sociale zekerheid. Het
‘sociale minimum’ houdt in dat de sociale zekerheid een inkomen op minimumniveau
garandeert in een situatie dat het inkomen lager is dan het geldende sociale minimum. De
sociale zekerheid waarborgt dan als ‘vangnet’ een minimuminkomensniveau voor de burger.
De activeringsfunctie zorgt er voor dat de plaats in het arbeidsproces behouden blijft.
Alternatieve methoden zijn particuliere verzekeringen, onderlinge hulp, bezitsvorming,
liefdadigheid of arbeidsvoorwaardenregelingen.

Collectiviteit
De grondgedachte van sociale zekerheid, namelijk collectiviteit en solidariteit dragen bij aan
het financieel behoud van het sociale zekerheidsstelsel. Dit stelsel geeft immers mensen de
zekerheid van een inkomen bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Om het stelsel in
stand te houden is er meer aandacht voor uitkeringsfraude. Nederlanders willen wel
meebetalen aan de sociale zekerheid, maar alleen voor de mensen die het echt nodig
hebben. Er zijn twee manieren: de financiering van de werknemersverzekeringen door
middel van premieheffing en de financiering van de sociale voorzieningen door middel van
algemene middelen (de belastingopbrengst). De sociale zekerheid garandeert een
inkomen op minimum niveau in een situatie dat het inkomen lager is dan het gelende sociale
minimum, bijvoorbeeld een alleenstaande ouder met een parttime baan. Als het
minimumloon stijgt, stijgen ook de uitkeringen (loonindexering).

,Re-integratie
De re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers is pas laat op gang gekomen. De
zogenoemde Wet verbetering poortwachter (Wvp), die als doel heeft zieke werknemers zo
spoedig mogelijk te re-integreren in eigen of ander passend werk, is pas vijftien jaar oud.
De verplichtingen van de werkgever en werknemer worden verzwaard in verband met de re-
integratie in de eerste twee ziektejaren. De verplichtingen staan in art. 25 Wet WIA. De re-
integratieverplichtingen van de werkgever staan in art. 7:658a BW. De re-
integratieverplichtingen van de werknemer staan in art. 7:660a BW. Wanneer de werkgever
tekortschiet geldt er een loonsanctie krachtens art. 25 lid 9 Wet WIA jo. art. 7:629 lid 1 BW.
Wanneer de werknemer niet voldoet aan art. 7:660a BW is er sprake van een loonuitsluiting
krachtens art. 7:629 lid 3 sub c-e BW. De WIA-uitkering kan tijdelijk worden gekort (art. 88
Wet WIA).




Het uitgangspunt van de overheid en de vakbonden is meer ‘werk boven inkomen’. Uit de
uitkering komen door middel van het verwerven van eigen inkomen is een zeer belangrijke
doelstelling van sociale zekerheid. Ten aanzien van werkloze werknemers lag de focus bijna
volledig op de rechtmatigheid en veel minder op de doelmatigheid. Bij rechtmatigheid
wordt verstaan het beoordelen van het recht op uitkering en het tijdig verstrekken daarvan.
Bij doelmatigheid wordt verstaan het bevorderen van de uitstroom.
Privatisering
In de jaren tachtig vonden er bezuinigingen plaats in de sociale zekerheid. Naast
bezuinigingen op de uitgaven voor sociale zekerheid, heeft de overheid zich op onderdelen
teruggetrokken en meer overgelaten aan private partijen. De achterliggende gedachte van
deze privatisering was dat zaken als ‘preventie’ en ‘ziekteverzuimbeleid’ daardoor meer
zichtbaar zijn. De werkgever gaat ziekte van zijn werknemers in zijn portemonnee voelen.
Het herverzekeren van het arbeidsongeschiktheidsrisico gebeurt wanneer de werkgever
zelf een verzekeringsovereenkomst afsluit met een private verzekeraar. De overheid laat
meer over aan de private partijen. Een voorbeeld daarvan is de Ziektewet (ZW). Een zieke
werknemer wordt niet meer betaald vanuit een centrale ziekenkas, maar de individuele
werkgever moet voor een bepaalde periode minimaal 70% loon doorbetalen aan de zieke
werknemer (art. 7:629 BW).
Marktwerking
In 2006 werd de Ziekenfondswet afgeschaft en kwam de Zorgverzekeringswet (Zvw)
daarvoor in de plaats. Met de komst van de Zvw verviel het onderscheid tussen
‘ziekenfondsverzekerd’ en ‘particulier verzekerd’. Met de komst van de Zvw deed de

,marktwerking in de zorg haar intrede. Het gevolg is dat de ziekenfondsen van voorheen
(zonder winstoogmerk) nu ook verzekeringsmaatschappijen (veelal met winstoogmerk) zijn
geworden. Door marktwerking zou meer ruimte ontstaan voor onderlinge concurrentie,
waardoor de zorg zou verbeteren en de kosten zouden verminderen.
Sociale partners
De werkgevers- en werknemersorganisaties (vakbonden) worden ‘sociale partners’
genoemd, omdat zij overlegpartners zijn in met name de Stichting van de Arbeid (STAR) en
de Sociaal-Economische Raad (SER). Deze organen zijn belangrijke adviesorganen van de
overheid; dit zogeheten ‘poldermodel’ brengt met zich mee dat adviezen van deze organen
leidend kunnen zijn voor inhoud van nieuwe wetgeving.
Tegenwoordig behoort de uitvoering van de publieke sociale zekerheid tot het publieke
domein. Het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zijn zogeheten ZBO’s
(zelfstandige bestuursorganen). De leden van de raad van het bestuur van het UWV worden
benoemd door minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de sociale partners zijn niet
meer vertegenwoordigd in het bestuur.
Eigen verantwoordelijkheid
De overheid doet tegenwoordig een groter beroep op de eigen verantwoordelijkheid van
de burger dan voorheen. Denk aan de totstandkoming van de Participatiewet en de nieuwe
Wmo. Volgens sommigen is daardoor een einde gekomen aan de verzorgingsstaat. Er wordt
van de burger verwacht dat hij zelfstandig werk en zorg kan vinden. Op het moment dat dit
niet lukt, dan komt de overheid in beeld, zo is het uitgangspunt van de zogenoemde
‘participatiesamenleving’. De focus ligt daarbij op de ‘eigen kracht’. In de Wmo 2015 staat dat
er pas recht op een voorziening bestaat als de burger niet op eigen kracht of met
gebruikelijke hulp in de behoefte aan ondersteuning kan voorzien.
(De)centralisatie en handhaving
Op het gebied van de uitvoering van de sociale zekerheid is decentralisatie een belangrijk
begrip: steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen bij de gemeenten te
liggen in plaats van bij de centrale overheid. Voorbeelden zijn de totstandkoming van de
WWB in 2004, de Wmo in 2007 en de Participatiewet in 2015. De landelijke overheid stelt
de hoofdlijnen van de regelgeving vast in formele wetten. Op decentraal niveau worden deze
wetten verder uitgewerkt in gemeentelijke verordeningen, waarbij het wel zo is dat de
centrale wetgever de grenzen aangeeft waarbinnen de gemeenten moeten opereren. De
gedachte achter decentralisatie is dat de gemeente kan inschatten welke regelingen op
lokaal niveau noodzakelijk zijn, dus dichter bij de burger staat, en daardoor beter in staat is
‘maatwerk’ te leveren. Het gevolg is dat er verschillen ontstaan tussen gemeenten. De
gemeentelijke regelgeving mag niet in strijd zijn met de wet. Op het gebied van fraude
worden de teugels voor de gemeenten strakker aangehaald. Denk aan de Wet aanscherping
handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, ook wel de Fraudewet genoemd. Door
strenger te sanctioneren zorgen we ervoor dat het draagvlak voor sociale zekerheid in stand
blijft, tevens doet dit ook een beroep op de solidariteit.
Toekomstbestendigheid
Er is steeds meer oog gekomen voor de handhaving van de regels en het tegengaan van
misbruik of fraude. Er is ook veel veranderd. Arbeidsverhoudingen zijn veranderd, maar ook
de kijk op de samenleving. Steeds meer mensen werken op basis van een flexcontract en
steeds meer mensen zijn zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Een zzp’er kan niet
terugvallen op een regeling bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Ook is er geen vangnet bij
werkloosheid. De vraag is of het socialezekerheidsstelsel voor deze groepen – zzp’ers en
flexwerkers – voldoende inkomenszekerheid biedt. Nederland gaat langzaam van een
verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving.

,§1.2 Driedeling
In de sociale zekerheid wordt er een onderscheid gemaakt tussen
werknemersverzekeringen, volksverzekeringen (sociale verzekeringen) en sociale
voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met: de kring van verzekerden, de
financiering, de uitvoering en de voorwaarden. Bij werknemers- en volksverzekeringen gaat
het om verplichte verzekeringen. Dit houdt in dat van rechtswege ingaan. De wetgever is
bang dat jonge, gezonde mensen zich niet zullen verzekeren. Daardoor zouden de sociale
risico’s door minder mensen worden gedragen, wat kan leiden tot een verhoging van de
premies. Bij de sociale voorzieningen gaat het niet om een verplichte verzekering, maar om
een voorziening die betaald wordt uit de algemene middelen.

Werknemersverzekeringen
Onder de werknemersverzekeringen vallen de WW, de WAO, de Wet WIA en de ZW. De
kenmerken van een werknemersverzekering zijn:
 Bij een werknemersverzekering zijn werknemers verzekerd.
 De financiering gebeurt doordat werkgevers en/of werknemers de premie, gebaseerd
op het loon van de werknemer, betalen.
 De uitvoering geschiedt door het UWV.
 De hoogte van de uitkering is afgeleid van het dagloon. Er is een directe koppeling
tussen de hoogte van het salaris en de te ontvangen uitkering.
 De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het
arbeidsverleden (WW, Wet WIA).

Volksverzekeringen
Onder de volksverzekeringen vallen de AOW, de Wet langdurige zorg (Wlz), de
Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Zvw. De kenmerken van een volksverzekering
zijn:
 Alle ingezetenen (inwoners van Nederland) zijn van rechtswege verzekerd.
 De financiering geschiedt door de inkomstenbelasting die iedereen betaalt (denk aan
loonheffing bij loondienst).
 De uitvoering geschiedt door de Sociale Verzekeringsbank (AOW, Anw), de
zorgkantoren (Wlz) en de zorgverzekeraars (Zvw).
 De hoogte van de uitkering is afgeleid van het minimumloon.
 De duur is niet afhankelijk van het arbeidsverleden.

Sociale voorzieningen
Onder de sociale voorzieningen vallen de bijstand (Participatiewet) en de Algemene
Kinderbijslagwet (AKW). De AKW kent kenmerken van een volksverzekering, met name op
grond van de kring van verzekerden. Dit zijn algemene regelingen. Bijzondere regelingen
zijn de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (Wet IOAW), Wet IOAZ, de Toeslagenwet (TW), de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wmo. De kenmerken van een
sociale voorziening zijn:
 Rechthebbend is iedere Nederlander en tevens niet-Nederlander die hier rechtmatig
verblijft (de kring van verzekerden). Bij de AKW is art. 6 hierbij van toepassing.
 De uitvoering geschiedt door gemeenten (Pw, IOAW, Wmo), UWV (TW en Wajong)
en de SVB (AKW).
 Een sociale voorziening wordt betaald uit de algemene middelen
(belastingopbrengsten).
 De hoogte van een sociale voorziening is gerelateerd aan het minimumloon en
afhankelijk van de gezinssituatie. De bijstand wordt ook wel een
minimumbehoefteregeling genoemd: de uitkering komt pas in beeld als binnen het
gezin niet voldoende ander inkomen aanwezig is.

,  In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van een
verzekering. De uitkering op grond van een werknemers- of volksverzekering gaat
voor (voorliggende voorziening).
 De duur is beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale minimum ligt.




Hoofdstuk 2 Kinderen
§2.1 Inleiding
Kinderbijslag (Algemene Kinderbijslagwet, AKW) is een bijdrage in de kosten van
opvoeding en verzorging van kinderen tot 18 jaar. Het primaire doel van kinderbijslag en
kindgebonden budget is het ondersteunen van ouders voor de kosten van kinderen. De
kinderbijslag draagt daarmee bij aan de ontplooiingskansen van kinderen en aan het
verminderen van bestedingsverschillen tussen gezinnen met en zonder kinderen. Voor de
Tweede Wereldoorlog moesten kinderen een bijdrage leveren aan het gezinsinkomen.
Tegenwoordig staat de ontwikkeling van het kind centraal. De AKW is een
inkomensonafhankelijke regeling, de hoogte van het inkomen is niet relevant. De
financiering van de AKW gebeurt uit de algemene middelen (belastingopbrengst). Om deze
reden wordt de AKW aangemerkt als sociale voorziening.
Het kindgebonden budget wordt in de vorm van een toeslag uitgekeerd door de
Belastingdienst en is gekoppeld aan de betaling van kinderbijslag (art. 2 lid 1 Wet op het
kindgebonden budget (Wet kgb) jo. art. 7 lid 2 AKW). Het kindgebonden budget is wel
afhankelijk van het inkomen van de ouder, maar ook van het aantal en de leeftijd van de
kinderen (art. 2 lid 2 en 3 Wet kgb). Het kindgebonden budget wordt uitgevoerd door de
Belastingdienst.

§2.2 Kring van verzekerden
Wie er verzekerd is voor de AKW staat in art. 6 AKW en het Besluit uitbreiding en beperking
kring verzekerden volksverzekeringen. Wanneer er sprake is van ingezetenschap staat in
art. 2 en 3 AKW. De Sociale Verzekeringsbank kijkt of er een ‘duurzame band van
persoonlijke aard’ bestaat tussen de persoon en Nederland. Er wordt gekeken naar een
juridische, economische en sociale binding met Nederland. Bij een juridische binding
gaat het om de Nederlandse nationaliteit. Bij een economische binding gaat er om of iemand
in loondienst is of zelfstandige. En bij een sociale binding gaat het om de aanwezigheid van
familie in Nederland.

, Recht op kinderbijslag bestaat voor een eigen, aangehuwd of pleegkind (art. 4 lid 1 jo. art. 7
AKW). Er moet worden gekeken of de ouder de voogdij heeft over het kind of het juridische
gezag. Voor het recht op kinderbijslag maakt de wet een onderscheid tussen kinderen tot 18
jaar die thuis wonen en kinderen tot 18 jaar die door de verzekerde worden onderhouden
(art. 7 lid 1 AKW). Voor een kind tot 18 jaar bestaat het recht op kinderbijslag als het kind tot
het huishouden van de verzekerde behoort. Voor uitwonende kinderen tot 18 jaar bestaat
recht op kinderbijslag als de verzekerde aan de onderhoudseis voldoet. De verzekerde moet
namelijk kunnen aantonen dat hij voldoende bijdraagt in de kosten van de verzorging en het
onderhoud van het kind. Dit kan worden aangetoond door middel van bankoverschrijvingen.
Er wordt geen rekening gehouden met de draagkracht van de verzekerde.

Om als ouder/verzorger recht te hebben op kinderbijslag moet een kind van 16 of 17 jaar een
dagopleiding volgen die aan het einde daarvan een startkwalificatie oplevert of daarvan is
vrijgesteld (art. 7 lid 2 AKW). Op het moment dat een kind van 16 of 17 jaar een hbo-
opleiding volgt, waarvoor studiefinanciering mogelijk is, dan bestaat het recht op
kinderbijslag niet meer (art. 7aa AKW).
Kinderbijslag is slechts mogelijk voor een kind dat in Nederland woont of voor wie op grond
van Verordening (EG) 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad recht op
kinderbijslag bestaat (art. 7b AKW). De reden voor het verbod op export van kinderbijslag is
dat de controle op de samenlevingsvorm en op het inkomen van het kind zelf wordt
bemoeilijkt als het kind buiten de EU en Zwitserland woont. Er geldt een overgangsregeling
voor bepaalde landen, waaronder Brazilië, Chili, Mexico en Turkije (art. 41b AKW).

§2.3 Hoogte kinderbijslag
De hoogte van de kinderbijslag is een vast basiskinderbijslagbedrag, namelijk € 283 per
kwartaal en is afhankelijk van de leeftijd (art. 12 lid 3 AKW). De wet kent drie
leeftijdscategorieën:
 Jonger dan 6 jaar: € 198 (70%)
 6 tot 12 jaar: € 240 (85%)
 12 tot 18 jaar: € 283 (100%)
Het woonlandbeginsel houdt in dat de hoogte van de te ontvangen kinderbijslag wordt
afgestemd op de lagere kosten voor levensonderhoud in het land waar de ontvanger of het
kind woont (art. 12 lid 2 AKW).
Dubbele kinderbijslag bestaat in het geval als het kind niet thuis woont en de
ouder/verzorger kan aantonen dat hij een bepaald bedrag besteedt aan het onderhoud van
het kind (art. 7 lid 6 AKW). Het gaat dan om een kind dat uitwonend is in verband met ziekte
of gebrek. Of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Denk aan op
kamers of in het buitenland (voor het buitenland gelden aanvullende eisen). Bij het krijgen
van kinderbijslag is ook het inkomen van het kind zelf van belang. Hoe meer het kind zelf
verdient, hoe minder de ouder hoeft bij te dragen aan zijn onderhoud. De bedragen zijn te
vinden in art. 7 lid 5 AKW.

§2.4 Ingang en uitvoering
De uitvoering van de kinderbijslag is in handen van de SVB (art. 14 AKW). De SVB keert per
kwartaal uit, dus vier keer per jaar. Ouders krijgen een aanvraagformulier toegestuurd na
aangifte van de geboorte van het eerste kind. De peildatum voor de AKW is de eerste dag
van het kwartaal, dus 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober (art. 11 lid 1 AKW).

Hoe zit het met een kind jonger dan 18 jaar van wie de ouders zijn gescheiden? Als het kind
woont bij de moeder en de vader betaalt alimentatie, hebben zowel de moeder als vader
recht op kinderbijslag. De moeder heeft het recht op kinderbijslag omdat het kind tot haar
huishouden behoort (art. 7 lid 1 sub a AKW). Op grond van art. 7 lid 1 sub b AKW heeft de
vader ook recht op kinderbijslag. Het kind is immers onder de 18 jaar. Omdat het kind niet
onder zijn huishouden valt, wordt er gekeken naar de onderhoudseis. In dit geval onderhoudt

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper adbx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67447 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  50x  verkocht
  • (13)
  Kopen