Week 1 Hoofdstuk 9 Vennootschapsbelasting (winstbelasting)
9.1 Inleiding
Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb): belasting wordt geheven van lichamen;
rechtspersonen zoals bv’s, nv’s en stichtingen. Het hoogste Vpb-tarief is 25%. De winst die een
rechtspersoon behaalt wordt uiteindelijk uitgekeerd aan een aandeelhouder-natuurlijk persoon, die
hierover in box 2 een aanmerkelijkbelangheffing van max. 25% verschuldigd is.
Wet IB: belasting wordt geheven van natuurlijke personen. Het hoogste IB-tarief is 52%
Globaal evenwicht: De belastingheffing voor ondernemingen van natuurlijke personen (IB) is per
saldo niet substantieel anders dan voor ondernemingen (Vpb) die in de vorm van een rechtspersoon
worden gedreven.
Belastingheffing door de Wet Vpb is gunstiger dan de belastingheffing door de Wet IB, naarmate de
winst hoger wordt!
De ondernemer van een bv drijft wordt belast tegen maximaal 43,75%; 25% Vpb en 25% IB
over de winst die na de heffing van Vpb wordt uitgekeerd
Een natuurlijk persoon die zijn onderneming drijft in de vorm van een eenmanszaak wordt
belast tegen maximaal 52% IB.
Eenmanszaak Bv
Winst 100 100
Belastingheffing IB (max. 52%) 52
Belastingheffing Vpb (max. 25%) 25
Nettowinst na Vpb 75
Belastingheffing IB (AB-tarief 18.75
25%)
Netto 48 56.25
Een IB-ondernemer kan nog gebruikmaken van een aantal faciliteiten; zelfstandigenaftrek en de MKB-
winstvrijstelling waardoor de werkelijke belastingdruk lager komt te liggen.
9.2 Subjectieve belastingplicht (wie?) (art. 2 t/m 6 Wet Vpb)
Bij het subject wordt er een onderscheid gemaakt tussen binnenlandse belastingplichtigen en
buitenlandse belastingplichtigen. Principes; woonplaats, nationaliteit, en bron
Binnenlandse belastingplichtige: wordt belast voor zijn winst uit de gehele wereld. Een lichaam is
binnenlands belastingplichtig als het: (art. 2 lid 1 Wet Vpb)
a. In Nederland gevestigd is: waar een lichaam is gevestigd wordt naar omstandigheden
beoordeeld (art. 4 AWR), en is nader ingevuld in de rechtspraak;
o Feitelijke vestigingsplaats; waar de feitelijke leiding van het lichaam is gevestigd. Dit
is meestal waar de bestuursleden leiding geven aan het lichaam.
o Fictieve vestigingsplaats; een lichaam wordt geacht in NL te zijn gevestigd als het is
opgericht naar Nederlands recht (art. 2 lid 4 Wet Vpb). uitzondering op de feitelijke
vestigingsplaats, maakt dan niet meer uit. (niet op alle artikelen Vpb van toepassing)
b. Genoemd staat in art.2 lid 1 Wet Vpb: Lichamen genoemd in lid a-d worden geacht met hun
gehele vermogen een onderneming te drijven (art. 2 lid 5 Wet Vpb); alles wat het lichaam in
bezit heeft is verplicht ondernemingsvermogen. De vermogensetikettering speelt wel een
rol bij lid e. alle lichamen die belastingplichtig zijn als zij in Nederland zijn gevestigd:
a. Nv, bv, open cv (art. 2 lid 3 letter c jo. f AWR), en andere vennootschappen waarvan het
kapitaal in aandelen is verdeeld. Vennootschappen die naar buitenlands recht zijn
1
, opgericht (GmbH, BVBA, SA, SARL) die vergelijkbaar zijn met de nv of bv, en in NL zijn
gevestigd, zijn op basis van dit artikel binnenlands belastingplichtig.
b. Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag; samenwerkingsverbanden die
het gezamenlijke belang dienen van het leden (ondernemers); behalen van economische
voordelen. Risico verdelen over meerdere ondernemer. (BA, UA en WA)
c. Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslagen als
verzekeraar of kredietinstelling optreden. De aansprakelijkheid is geregeld met
BA/UA/WA. Deze ondernemingen mogen niet als coöperatie opereren
d. Verenigingen en stichtingen die op voet van de Woningwet zijn toegelaten als
instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn; woningcorporaties
die zich richten op het bouwen, beheren en verhuren van betaalbare woonruimtes,
zonder winstoogmerk
e. Hiervoor niet genoemde verenigingen en andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen,
indien en voorzover zij een onderneming drijven. Ze zijn belastingplichtig met het deel
van haar vermogen waarmee ze een onderneming drijft; winkeltje, restaurant. De
overige dingen komen niet op de balans voor. Een onderneming zijn de werkzaamheden
waarmee in concurrentie wordt getreden met ondernemers, en het verzorgen van
pensioenen (art. 4 Wet Vpb)
f. Fondsen voor gemene rekening; fonds belegt voor particulier; open beleggingsfondsen
waarvan de bewijzen van deelgerechtigheid vrij verhandelbaar zijn (art. 2 lid 2 Wet Vpb)
g. Bepaalde ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen;
o Direct overheidslichaam; lichaam drijft zelf een onderneming genoemd in art. 2
lid 3 Vpb; landbouwbedrijf, nijverheidsbedrijf, mijnbouwbedrijf, vervoersbedrijf
over de gemeentegrens, en bouwkassen. Is voor dat deel belastingplichtig
o Indirecte overheidsbedrijven; (art. 2 lid 7 Wet Vpb)worden niet door de
overheidslichamen zelf uitgeoefend, maar zijn in handen van deze
overheidslichamen en worden belast voor zover zij een bedrijf uitoefenen als
bedoeld in art. 2 lid 3 Wet Vpb
Het Nederlands Meetinstituut NV en de N.V. Nederlands Inkoopcentrum zijn uitgezonderd
van deze bijzondere regeling; bedrijven zijn subjectief belastingplichtig voor de Vpb.
Buitenlandse belastingplichtige: wordt belast voor de winst die afkomstig is uit NL; het inkomen dat
de belastingplichtige in Nederland geniet. Een lichaam is buitenlands belastingplichtig als het; (art. 3
lid 1)
a. In het buitenland is gevestigd: vestigingsplaats is waar de feitelijke leiding wordt gegeven,
het maakt niet uit waar de onderneming zelf wordt gedreven
b. Nederlands inkomen geniet: inkomen dat een zekere band heeft met Nederland (art. 17 lid 3
Wet Vpb)
c. Genoemd staat in art. 3 Wet Vpb: de volgende lichamen
a. Verenigingen en andere rechtspersonen indien en voorzover zij een onderneming
drijven
b. Open commanditaire vennootschappen en andere niet rechtspersoonlijkheid
bezittende vennootschappen met in aandelen verdeeld kapitaal
c. Doelvermogens; lichamen waarin vermogen wordt beheerd met een vooraf
vaststaande bestemming; trust, fonds of stichting
Alleen het inkomen dat een zekere band heeft met Nederland wordt belast, dit kan alleen als er in
Nederland sprake is van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger!
Vaste inrichting: bedrijfsruimte; moet geschikt zijn om als een zelfstandige onderneming te
kunnen functioneren; winkel of een andere vaste verkoopgelegenheid, werkplaats of fabriek
2
, met kantoor. Een opslagruimte, goederendepot of ondersteunende activiteiten (onderzoek,
reclame en inlichtingen) valt niet onder een vaste inrichting!
Vaste vertegenwoordiger: een werknemer die op basis van een impliciete of expliciete
volmacht bevoegd is om namens de achterliggende vennootschap juridisch bindende
contracten af te sluiten en dat ook op regelmatige basis doet.
Transfer pricing: belastingplichtigen proberen door interne verrekeningen de winst te laten ontstaan
in een land waar zij relatief weinig belasting hoeven te betalen.
Belastingverdragen: voorkomen dat een onderneming in 2 landen belasting moet betalen over
dezelfde winst!
Vrijstellingen: als een lichaam subjectief is vrijgesteld betekent dit dat het lichaam niet
belastingplichtig is (art. 5 en 6 Wet Vpb), hetzelfde geldt voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (art.
6a Wet Vpb). Deze vrijstellingen zijn voor maatschappelijk, sociaal of cultureel belang;
Subjectieve vrijstellingen: onder voorwaarden zijn subjectief vrijgesteld (art. 5 Wet Vpb)
a. Natuurschoonlichamen die ten doel hebben het in stand houden van landerijen die
vallen onder de definitie van de Natuurschoonwet
b. Pensioenlichamen die ten doel hebben het verzekeren van pensioenen en VUT-
regelingen van werknemers (alleen indien voor lichamen waarvan de aandelen voor
minder dan 10% in het bezit zijn van de directieleden of familieleden)
c. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen, opvangtehuizen en kredietverstrekkers aan
economisch zwakke groepen van de bevolking
d. Landbouwbedrijven, onderlinge verzekeraard en uitvaartverzekeraars, op
voorwaarde dat het streven naar winst van bijkomstige betekenis is
e. Ziekenhuisverplegingfondsen en ziektekostenverzekeringsmaatschappijen voor zover
zij geen winst beogen
f. Uitvoeringsinstanties van wettelijke sociale verzekeringen
g. Openbare leeszalen en bibliotheken
vrijgestelde belastingplicht: verenigingen voor zover zij een onderneming drijven of in
concurrentie treden met andere ondernemers; sportverenigingen en buurthuizen. Indien ze
een bescheiden winst maken (fondsen werven) worden ze subjectief vrijgesteld van de Vpb;
de winst in het jaar is max. €15.000, of samen met de winsten in de afgelopen 4 jaren max.
€75.000 (dus in totaal 5 aaneengesloten jaren)(art. 6 Wet Vpb)
a. verenigingen die een maatschappelijk of sociaal belang nastreven mogen de winst
verminderen met de minimumloonkosten van vrijwilligers (art. 9 lid 1 letter h Vpb)
vrijgestelde beleggingsinstellingen (VBI): (art. 6a Wet Vpb) bedoeld om
beleggingsinstellingen in Nederland te behouden. De VBI is vrijgesteld van
vennootschapsbelasting en hoeft geen dividendbelasting in te houden op uitgekeerde
winsten. Een VBI heeft echter ook geen recht op teruggaaf van ingehouden belasting op
dividend dat de VBI zelf heeft ontvangen. Voorwaarden VBI-regeling;
a. het lichaam heeft één van de volgende rechtsvormen; nv, fonds voor gemene
rekening, lichaam dat is opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen, Aruba
of een staat waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting
heeft gesloten dat discriminatie naar nationaliteit van lichamen verbiedt.
b. De beleggingsinstelling kan worden aangemerkt als beleggingsinstelling in de zin van
art. 1.1 Wet op het Financieel Toezicht
c. Het enige doel volgens de statuten en de enige feitelijke werkzaamheid van de VBI is
het beleggen van gelden of andere goederen, met als doel het realiseren van
waardestijging en rendement van haar vermogen
d. De VBI belegt uitsluitend in financiële instrumenten zoals effecten,
deelnemingsrechten, geldmarktinstrumenten, rentetermijncontracten, swaps, opties
3
, en afgeleide financiële instrumenten met het oog op overdracht van krediet risico
dan wel verrekening (echter geen aandelen in vastgoedfondsen!)
e. De deelnemers in de VBI moeten voldoen aan het collectiviteitvereiste; er moet
meer dan één deelnemer zijn
f. De beleggingen van de VBI moeten zijn gedaan met toepassing van het beginsel van
risicospreiding (verschillende beleggingsproducten)
g. Op verzoek van de aandeelhouders kunnen hun aandelen direct of indirect worden
ingekocht of terugbetaald (op vooraf bekendgemaakte tijdstippen), ten laste van de
bezittingen van de vennootschap
De VBI-regeling gaat in met ingang van het jaar waarin het verzoek tot toepassing van de regeling
wordt ingediend bij de inspecteur
9.3 Tarief (hoeveel?)
Normaal tarief: art. 22 Wet Vpb
bij een winst van Bedraagt het percentage
€0 €200.000 20% (16,5%)
€200.000 - 25%
Voorheffingen: als op de winst van een belastingplichtige dividendbelasting of kansspelbelasting is
ingehouden door degene die het dividend c.q. de prijs heeft uitgekeerd, mogen deze belastingen in
mindering worden gebracht op de verschuldigde vennootschapsbelasting (art. 25 lid 1 Wet Vpb)
Fiscale beleggingsinstelling (FBI): Het Vpb tarief kan worden verlaagd naar 0% (art. 9 Besluit
Beleggingsinstellingen)bij fiscale beleggingsinstellingen omdat beleggen in privé en beleggen via een
FBI fiscaal niet van elkaar mogen verschillen (art. 28 Wet Vpb).
Binnenlands belastingplichtige nv, bv, of fonds voor gemene rekening, waarvan de feitelijke
werkzaamheden bestaan uit het beleggen van vermogen
Doorstootverplichting; de winst die een FBI in een jaar behaalt, moet binnen 8 maanden na
afloop van dat jaar aan haar aandeelhouders ter beschikking worden gesteld
Overige voorwaarden staan in art. 28 lid 2 letter b Wet Vpb en Besluit Beleggingsinstellingen.
Innovatiebox: (art. 12b Wet Vpb)om innovatie en ontwikkeling van nieuwe producten te stimuleren.
Tarief van 7% wordt toegepast op de voordelen die uit innovaties worden behaald, voor zover de
opbrengsten hoger zijn dan de voortbrengingskosten; drempel. Verliezen mogen tegen het normale
tarief worden afgetrokken. Baten van het octrooi mogen achteraf worden meegenomen!
Immaterieel vast actief dat door de belastingplichtige zelf is voortgebracht en waarvoor aan
hem een octrooi is verleend; Nederlands octrooi of buitenlandse patenten (art. 12b lid 1).
Als er geen octrooi is verleend, maar wel een Speur- en Ontwikkelingsverklaring is
afgegeven bij de ontwikkeling van het activum.
De octrooien of S&O-activa moeten voor ten minste 30% bijdragen aan de winst die met dit
immateriële vaste actief wordt behaald, dit wordt beoordeeld aan het einde van het jaar waarin voor
het eerst gebruik wordt gemaakt van de innovatiebox; kwantitatieve toetsing.
Winst 2.000.000
Winst verkoop producten octrooi 1.200.000
Ontwikkelingskosten 300.000
Belastbaar bedrag 5% 900.000
Reguliere tarief 1.100.000
4