PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
10/1/2022
Periode 1 | Master Mental health
Starmans, Jody (NP)
MAASTRICHT UNIVERSITY
,TAAK 1 – CLASSIFICATIE EN ETIOLOGIE VAN PD
VIDEO VRAGEN
Question 1: What is the difference between ego-dystonic and ego-syntonic?
Ego-dystonic: mensen die bewust zijn van het feit dat ze een probleem hebben en hebben ook last van
hun symptomen
o Bijvoorbeeld Bipolair, OCD
Ego-syntonic: denken dat ze zelf geen probleem hebben en zelfs vaak dat het probleem bij anderen ligt
o Mensen met PD -> hebben soms wel last van ongewenste effecten van de stoornis, maar de basis
van hun disfunctioneren is ego-syntonic -> de persoon neemt zijn/haar gedachten, gevoelens en
acties niet waar als vreemd, maar eerder als iets wat in zijn/haar karakter past
Question 2: How can you explain self-harm behavior in borderline personality disorder? What are personality
disorders? What are important features (e.g. 3 P's, 3 clusters, ego-syntonic, and POLYTHETICAL classification)?
Persoonlijkheidsstoornis: psychologische stoornissen kenmerkend door niet flexibele, verstorende en
langdurige gedragspatronen die sociaal en ander functioneren schaadt
1) Cluster A (excentriek; vreemd): Paranoïde, schizoïde, schizotypisch
o Mensen met deze stoornis hebben weinig contact met anderen en leven vaak geïsoleerd. Zij
zijn niet snel geneigd om psychische hulp te zoeken
o Lijkt op symptomen van schizofrenie maar hier is geen sprake van verlies van realiteit of
sensorische hallucinaties
2) Cluster B (dramatisch; emotioneel; impulsief): Borderline, narcistisch, histrionisch, antisociaal
o Mensen met een stoornis uit cluster B hebben veelal moeite met het beheersen van hun
impulsen en emoties. Ze zijn vaak impulsief, streven naar snelle behoeftebevrediging en zijn
slecht in het onderhouden van (stabiele) relaties. Omdat zij weinig of geen rekening houden
met hun eigen veiligheid en die van anderen, kan hun gedrag negatieve reacties oproepen bij
de sociale omgeving
Self-harm gedrag borderline: ze gebruiken disfunctionele en ongezonde manieren
(woede-uitbarstingen; self-harm gedrag) om hun psychologische behoeftes (zoals
liefde en goedkeuring) te vervullen
3) Cluster C (angstig): Ontwijkend, afhankelijk, obsessief-compulsief
o Mensen met deze stoornissen hebben last van sociale vermijding, dwangmatig handelen en
onzelfstandigheid. Ze kunnen zich vaak beter aanpassen aan de eisen van het dagelijkse
leven dan mensen met cluster A en B-stoornissen.
o In tegenstelling tot andere angststoornissen, is het bij mensen in deze cluster al stabiel
aanwezig sinds de late kindertijd
Persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (PNAO): persoonlijkheidsstoornis die niet goed in te delen is
-> iemand die vooral persoonlijkheidskenmerken heeft die niet tot de officiële diagnostische categorieën
behoren (net niet genoeg criteria van verschillende bijvoorbeeld)
Alternatief dimensioneel model: in plaats van verschillende stoornissen, een continuüm van
persoonlijkheidsstrekken
Vroeger waren de meeste PS-criteria monothetisch (= alle criteria vereist voor diagnose)
Geswitcht naar polythetisch (= alleen een subset van criteria vereist voor diagnose)
Wanneer spreekt men van een PS? Als het patroon van denken, voelen en gedragen van een persoon voldoet
aan de drie P’s (belangrijk):
1. Pathologisch/problematisch: ongewoon en het veroorzaakt distress bij de persoon zelf + bij anderen
2. Pervasief: het heeft effect op verschillende aspecten in het leven van een persoon
3. Persistent: het is begonnen in de kindertijd en is doorgetrokken naar volwassenheid
1
, 1) CLASSIFICATION OF PERSONALITY DISORDERS? HOW DOES THE DSM CLASSIFY
PERSONALITY DISORDERS? WHAT ARE THE ADVANTAGES AND DISADVANTAGES
OF THE DSM'S CATEGORICAL SYSTEM OF PERSONALITY DISORDER
CLASSIFICATION? WHAT ARE THE ALTERNATIVES TO THE DSM'S CATEGORICAL
SYSTEM?
(DAVEY, G. (2014). PERSONALITY DISORDERS, IN: PSYCHOPATHOLOGY: RESEARCH,
ASSESSMENT AND TREATMENT IN CLINICAL PSYCHOLOGY. CHICHESTER: BPS
BLACKWELL, PP 407-412)
Persoonlijkheid: een globale term die beschrijft hoe je omgaat met, aanpast aan en reageert op verschillende
levensgebeurtenissen. Een persoonlijkheid is iets wat we innerlijk ervaren en naar buiten projecteren op
anderen. De meeste mensen leren gedurende hun leven van ervaringen en ontwikkelen nieuwe manieren om
met uitdagende dingen om te gaan
- Persoonlijkheidsstoornissen: een groep van stoornissen kenmerkend door niet flexibele, verstorende en
langdurige gedrags- en denkpatronen die zich ontwikkelen in adolescentie of de vroege kindertijd en
significant het functioneren van een individu aantast
o Vaak ego-syntonic: ontkennen van hun psychopathologie
(Zie clusters hierboven)
Nadelen van het DSM categorische systeem: persoonlijkheidsstoornissen zijn niet in te delen in ‘categorieën’,
ze zijn eerder een dimensionele uitbreiding van ‘normale’ persoonlijkheidstrekken
1) Er is bewijs voor een dimensionaal model: extreme scores op gebruikelijke metingen van
persoonlijkheid zijn hoog gecorreleerd aan persoonlijkheidsstoornissen
a. Suggereert dat persoonlijkheidsstoornis extreme gevallen op de gebruikelijke schaal betreft
2) Huidige model heeft veel overlappende kenmerken: dit maakt de neiging groter om één persoon
met meerdere p-stoornissen te diagnosticeren. Resulteert in:
b. Erg verschillende groep van individuen die onder één diagnose mogen vallen (OF)
c. Meerdere comorbiditeiten van p-stoornissen in één individu
3) Sommige categorieën komen te weinig voor in de populatie om dit ook daadwerkelijk als een
onafhankelijke categorie te zien
d. VB: Histrionisch of afhankelijk
4) P-stoornissen zijn niet altijd zo stabiel over tijd zoals de DSM dat suggereert: ongeveer de helft zou
na twee jaar niet voldoen aan de criteria van dezelfde diagnose
e. Suggereert dat een dimensionele aanpak
beter zou passen i.p.v. de alles-of-niet
DSM-aanpak
DSM-5 Alternatief model: ontworpen om scores te krijgen
van iemands persoonlijkheid op een serie van
persoonlijkheidsdimensies
- Afbeelding: (1) beoordelen van het functioneren van
iemands persoonlijkheid om te bepalen of er een
stoornis typisch voor psychopathologie is; (2) een
meer uitgebreide analyse van p-kenmerken
beoordeeld langs een reeks van dimensies; (3)
bepalen of de informatie van stap 1 en 2 de
diagnostische criteria voor een van de zes specifieke p-
stoornissen overschrijdt
(WIDIGER, T. & TRULL, T. (2007). PLATE
TECTONICS IN THE CLASSIFICATION OF
2
, PERSONALITY DISORDERS: SHIFTING TO A DIMENSIONAL MODEL. AMERICAN
PSYCHOLOGIST, 62, 71-83)
Nadelen categorisch model:
(1) Overmatig voorkomen van meerdere diagnoses tegelijk (diagnostische comorbiditeit)
a. Dit trekt de validiteit van de diagnostische categorieën in twijfel
(2) Onvoldoende dekking: clinici vinden de huidige categorieën niet voldoende in de dekking van
symptomen van persoonlijkheidsstoornissen
a. Meest voorkomende is ‘Persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven’ (PNAO): wanneer
iemand wel trekken van een stoornis heeft maar niet volledig voldoet aan één diagnose
i. Dit zorgt weer voor willekeurige grenzen met de scheiding tussen normaal
psychologisch functioneren
(3) Willekeurig en instabiele grenzen met normaal psychologisch functioneren
a. Er worden definities van mentale en PS’s gegeven maar de grenzen voor de diagnose zijn
vaak willekeurig en onstabiel
b. De onvoldoende dekking van het huidige model zorgt ervoor dat er een groot deel van de
patiënten ook gevallen ‘onder de drempel’ zijn
i. Ze hebben van verschillende PS net niet genoeg trekjes voor één diagnose -> PNAO
c. Bij het categorische model wordt extra dekking gecreëerd door het toevoegen van nieuwe
diagnostische categorieën, of door het uitbreiden met subcategorieën
d. De regels voor het onderscheiden tussen wel of geen diagnose hebben vaak geen juiste
onderbouwing
(4) Heterogeniteit tussen personen met dezelfde diagnose
a. Vroeger waren de meeste PS-criteria monothetisch (= alle criteria vereist voor diagnose)
b. Geswitcht naar polythetisch (= alleen een subset van criteria vereist voor diagnose)
i. Máár dit zorgt voor erkennen van het probleem van heterogeniteit -> mensen met
dezelfde diagnose kunnen totaal andere symptomen hebben
(5) Onvoldoende wetenschappelijke ondersteuning
a. Borderline PD, schizotypische PD en narcistische PD zijn wel vertegenwoordigd in de
literatuur. Van de rest van de PS’s is er weinig of moeilijk te vinden literatuur te vinden.
Dimensionaal model:
Voordelen die verschillende limitaties van het categorische model aanpakken:
(1) Heterogeniteit tussen personen met dezelfde diagnose wordt aangepakt door het geven van
multifactoriële beschrijvingen van iemands PS-profiel
(2) Multifactorieel profiel beschrijvingen vermijden het duwen van mensen in één categorie die dat unieke
individu waarschijnlijk niet eens volledig dekte
(3) Diagnostische comorbiditeit (meerdere diagnoses tegelijk) wordt voorkomen omdat iedereen hun unieke
samenstelling van etiologie, pathologie en behandeling toegewezen krijgt, voortgeborduurd uit hun
unieke disfunctionele persoonlijkheidsstrekken
(4) Een goed dimensioneel model zou ook een groot bereik van disfunctioneel persoonlijkheid functioneren
moeten weergeven, zonder dat extra diagnostische categorieën nodig zijn
a. Hierdoor zou het gebruik van NAO-diagnoses een stuk
verminderen
(5) Er is een grotere wetenschappelijke ondersteuning voor een
dimensionaal model
Volgens tutor niet echt belangrijk
Five factor model (FFM): een veelbelovend dimensioneel model van
persoonlijkheidsstructuur
1. Openheid
2. Conscientieusheid/Zorgvuldigheid
3. Extraversie
4. Altruïsme/vriendelijkheid
3