Week 1 – Hoofdstuk 1, sociologie.
Sociologie
Menselijk gedrag wordt door veel verschillende factoren beïnvloed. Er zijn allerlei
wetenschappen die de invloed van deze factoren op menselijk gedrag in kaart
proberen te brengen. Psychologie en sociologie zijn twee van deze
wetenschappen.
Psychologen verklaren gedrag vanuit de persoon zelf: aanleg, persoonlijkheid en
karakter. Een psycholoog houd zich dan ook bezig met vragen als: Wat is de
invloed van motivatie op ons gedrag? Hoe komt het dat mensen dingen kunnen
leren? Wat maakt iemand stressbestendig etc.
Vanuit inzicht in deze zaken kan een psycholoog werken aan gedragsverandering.
Als je weet waarom iemand bang is voor de tandarts, kun je nagaan hoe die angst
kan worden weggenomen of verminderd.
Sociologen verklaren gedrag vanuit de samenlevingsverbanden die mensen met
elkaar vormen. Bij allerlei vormen van gedrag kijkt een socioloog naar de groepen
waarvan de betrokkene deel uitmaakt, de structuur van die groepen en hun
waarden en normen.
Een socioloog houdt zich bezig met vragen als: Hoe komt het dat de
levensverwachting in lagere sociale klassen veel lager is dan in hogere sociale
klassen? Waarom komen stemmingsstoornissen vaker voor bij vrouwen dan bij
mannen? Waarom gaan meer jongeren uit hogere sociale klassen naar de
universiteit dan lagere sociale klassen?
Sociologie wordt wel omschreven als wetenschap van de maatschappij,
wetenschap van het menselijk samenleven of wetenschap van het sociale. Mensen
leven met elkaar samen en worden daardoor beïnvloed.
In de sociologie betekent sociaal ‘Alles wat met het samenleven van mensen te
maken heeft’
De sociologie probeert antwoord te geven op twee samenhangende vragen:
1. Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het feit dat zij deel uitmaken
van allerlei samenlevingsverbanden oftewel groeperingen? Die groeperingen
kunnen variëren van het gezin tot de samenleven als geheel.
Een gangbare indeling is de volgende:
- Microniveau: Hier gaat het om kleine samenlevingsverbanden waarvan mensen
deel uitmaken, oftewel de directe sociale omgeving van een individu. Voorbeelden
zijn gezin, vriendengroep, of team van collega’s.
- Mesoniveau: Hier betreft het grotere organisatorische verbanden waarvan
mensen deel uitmaken, oftewel de wijdere sociale omgeving. Voorbeelden zijn een
school, kerkgenootschap of wijk.
- Macroniveau: Dit heeft betrekking op de maatschappij als geheel.
,2. Hoe zit de samenleving in elkaar? Hoe zitten onderdelen van de maatschappij,
zoals gezondheidszorg, in elkaar? Bij het beantwoorden van deze vragen komen
sub vragen aan de orde zoals: Hoe zijn de machtsverhoudingen en welke
problemen vloeien voort uit het samenleven van mensen (maatschappelijke
problemen) bijvoorbeeld, alcoholverslaving is niet alleen een individueel
probleem maar ook een maatschappelijk probleem, jongeren gaan vaak alcohol
gebruiken om bij een groep te horen, alcohol gebruik kan ook een reactie zijn op
allerlei problemen. De gevolgen van alcohol gebruik voor de samenleving zijn
groot: verkeersongelukken, gezondheidsproblemen, overlast etc.
Psychologiseren: Alleen kijken naar de rol van het individu.
Individualisering: De neiging om sociale of maatschappelijke problemen te
herleiden tot individuele problemen of afwijkingen. bijvoorbeeld: Als ik mijn werk
niet aankan, is dat mijn eigen schuld, er word niet gekeken naar de grote druk
waaronder veel mensen in onze samenleving hun werk moeten doen.
Individualisering kan leiden tot uitstoting, de banden tussen individu en groep
worden verbroken, de gene die zijn werk niet aankan wordt ontslagen of wordt
(gedeeltelijk) arbeidsongeschikt.
Mensen hebben ook vaak de neiging de ander niet te zien als individu maar als
een groepslid, bijvoorbeeld: als een vrouw een verkeersfout maakt, is de reactie
van een man vaak ‘tja wat wil je, er zit een vrouw achter het stuur’. Dit leidt nogal
eens tot onterechte generalisaties.
Mensen die met elkaar samenleven brengen sociale processen voort die geen van
hen tevoren zo bedoeld of gepland heeft.
De processen staan niet los van individuen die met een bepaalde bedoeling
handelen, maar kunnen niet volledig tot individuele bedoelingen worden herleid.
Sociologen proberen inzicht te krijgen in sociale processen door allerlei
verschijnselen met elkaar in verband te brengen, dat vergroot ook weer de kennis
van factoren die menselijk gedrag beïnvloeden.
Sociale ruimte: samenleving (volgens Pierre bourdieu)
Habitus: Ieder mens beweegt zich op zijn eigen manier op verschillende velden,
de min of meer duurzame en stabiele schema’s van waarneming en waardering die
het alledaagse handelen sturen.
Deze schema’s heeft het individu tijdens zijn leven in confrontatie met de wereld
om hem heen ontwikkeld.
Omdat de habitus binnen een bepaalde sociale omgeving wordt gevormd, zullen
individuen die in sociale achtergrond overeenkomen een vergelijkbare habitus
ontwikkelen.
, De habitus is dus zowel een objectief maatschappelijk gegeven als een individuele
geneigdheid en capaciteit.
Deze habitus bepaalt voor een belangrijk deel hoe een individu naar de toekomst
kijkt en welke mogelijkheden hij of zij voor zichzelf ziet. De een zegt: “als je voor
een dubbeltje geboren wordt, word je nooit een kwartje” de ander ziet overal
kansen en mogelijkheden voor zichzelf.
Sociologie als wetenschap
Sociologie is een empirische wetenschap = Wetenschap waarbij kennis voorkomt
uit een systematische waarneming van feiten.
De sociologie probeert objectief vast te stellen hoe de maatschappelijke
werkelijkheid in elkaar zit, dit gebeurd door onderzoeken.
Sociologen zijn geïnteresseerd in de objectieve werkelijkheid als in de vraag hoe
mensen de werkelijkheid subjectief beleven.
Beleidsmakers op allerlei terreinen hebben feiten nodig om verantwoordelijke
beslissingen te kunnen nemen, dit geldt ook voor de gezondheidszorg, ook hier
worden jaarlijks allerlei gegevens verzameld. Bijvoorbeeld: Hoeveel mannelijke
verpleegkundigen zijn er? Hoeveel mensen krijgen de diagnose ……? Etc.
Vanuit deze gegevens gaan sociologen opzoek naar een verklaring.
Dit zal niet leiden tot wetmatigheden met betrekking op menselijk gedrag. Wel
kunnen regelmatigheden, waarschijnlijkheden en patronen in kaart worden
gebracht. (als A gebeurd is de kans groot dat B gebeurd).
In deze zin zijn gedrags- en maatschappelijke wetenschappen van een andere aard
dan natuurwetenschappen, daar kunnen wel wetten worden geformuleerd zoals
de wet van zwaartekracht. (als een bal in de lucht word gegooid, valt ie altijd naar
beneden, oftewel A leidt altijd tot B)
Weerstand tegen sociologie
- Sociologie zou alleen maar aantonen wat iedereen al weet (kritiek)
- Sociologie zou geen oog hebben voor de individuele verantwoordelijkheid en
daders wapens in handen geven en daarmee zich als slachtoffer kunnen voordoen.
- Sociologie zou mensen over 1 kam scheren en voorbijgaan aan ieder
individualiteit.
Sociologie en verpleegkunde
Verpleegkundigen hebben met andere mensen te maken, als patiënt en collega’s.
Goede zorg begint bij kennis van menselijk gedrag en alle factoren die dit gedrag
beïnvloeden.
Verpleegkundigen krijgen te maken met mensen die een vreemd of ongezond
gedrag vertonen, het is belangrijk het gedrag niet bij voorbaat te veroordelen.
Sociologie kan verpleegkundigen helpen meer zicht te krijgen op:
- Het eigen gedrag en dat van anderen.
- Maatschappelijke factoren met betrekking tot zorg, ziekte en gezondheid,