SWK 1A Hoorcollege 1
H1 en H2 Smeyers
Het woord pedagogiek à Paidagogas à Kinderbegeleider
Pedagogiek betekent letterlijk kinderleiding, het leiden van een kind.
Langeveld geeft aan dat pedagogiek haar oorsprong moet vinden in de praktijk van de opvoeding en
dat het niet een consequentie van kennis en wijsheid mag worden. Volgens Langeveld kan de
pedagogiek als wetenschap alleen ontwikkelen als er sprake is van een gesloten raamwerk die
gevuld is met systematische kennis. Zodat de betekenis van pedagogiek tenminste duidelijk is.
(Beknopte theoretische pedagogiek)
Maar Gesecke zegt iets anders in zijn betoog. Volgens hem is nooit iedereen het eens over de
invulling van pedagogiek. Dit omdat wij te maken hebben met een praktische wetenschap. En een
normatieve wetenschap in de samenleving, waarbij waardenpluralisme een centraal kenmerk is.
à Normatieve wetenschap is wetenschap die normatieve uitspraken bevat, acties of resultaten
worden goed of slecht gekeurd. Wat voor jou goed of slecht is, je mening aan een ander opdragen.
Hier is sprake van in de pedagogiek, want de aspecten van pedagogiek kunnen als normatief worden
geschouwd. Dus hoe voor jou de beste manier is om je kind op te voeden, maar andere aspecten in
de pedagogiek is ook echt volgens normatieve onderzoek.
à Waardenpluralisme is elkaar gedeeltelijk overlappende waardesystemen. Pedagogen, of de
bevolking zouden het nooit eens zijn met elkaar over pedagogiek. Iedereen heeft ze eigen manier
om hun kind op te voeden. En dat is dus ook al de overeenstemming die er binnen de pedagogiek is,
er zal altijd een punt van discussie zijn over hoe de opvoeding het beste kan worden beschreven.
Pedagogiek bestaat uit metatheoretische stromingen à ‘Driestromenland’
1. Empirische-analytische pedagogiek (Waarheid)
Bewijs en feiten zijn belangrijk, alles wat je doet moet wetenschappelijk onderbouwt zijn. Naar
gevoel wordt niet gekeken omdat dit niet meetbaar is. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van
cijfers uit onderzoek, en die zijn objectief.
2. Geesteswetenschappelijke pedagogiek (Dienstbaarheid)
Het gevoel van de kinderen, het kind wordt gezien als actief en zelfstandig. In de opvoeding is het
belangrijk dat er uit wordt gegaan van de belevingswereld van het kind. Veel nadruk op
belevingswereld, emotie, gevoel en wil. De belevingswereld van het kind en ouder wordt hierbij
onderzocht.
3. Kritische-emancipatorische pedagogiek (Rechtvaardigheid)
Bij deze stroming ben je betrokken bij de maatschappij, en de groepen die in de maatschappij leven.
Ze verzetten zich tegen onrecht en onderdrukking en strijden voor het creëren van een betere
wereld, en kinderen die opgroeien zonder belemmeringen. Ze kijken dus in een systeem of er daar
gelijke kansen zijn voor iedereen. Eerlijk handelen in situaties. Opvoeders moeten strijden tegen
onrecht en de wereld beter maken voor kinderen.
,Abma stelt in 2011 een quote over pedagogiek à Een relatief jong wetenschappelijk vakgebied met
breed vertakte historische wortels dat ‘de opvoeding’ heeft aangewezen als een op zichzelf staand
object van wetenschap
En dit wordt dus verwoord in een metafoor van een rizoom à
o Een wortel
o Groeit niet in de diepte, maar horizontaal.
o Veelvormigheid, kan alle kanten op.
o Hij ontwikkelt vertakkingen, en dus zo een netwerk vormt zonder te zien of er een begin of
einde is.
o De wortel richt zich naar boven en zo ontstaat een nieuwe plant.
Voorbeeld hierbij is bamboe: Bamboe is stevig verankerd, maar zonder aan te wijzen waar
de oorsprong ligt.
Dit is hetzelfde bij pedagogiek. Het kent wel een stevige basis, maar je kan niet aanwijzen waar die
ooit begonnen is, dus waar de oorsprong ligt. Pedagogiek verandert (groeit) dus ook met de tijd
mee, (Net zoals het rizoom) zonder te weten welke kant die op gaat groeien. Het is dus
onvoorspelbaar welke kanten, grenzen, of inhoud er verandert.
Volgens het boek wordt pedagogiek dus beschouwd ‘Als een historische gegroeide discipline,
verankerd in een rijke traditie, maar zonder verplichtend raamwerk dat scherp afbakent wat wel en
niet pedagogisch mag en kan zijn.’
Volgens Langeveld moet er binnen de pedagogiek altijd evenwicht zijn tussen 2 kenmerken van het
kind.
Enerzijds is het kind hulpeloos. Het is dus afhankelijk van de volwassene.
Maar andere kant willen kinderen ‘zelf iemand zijn’, en dat de opvoeders dus de kinderen
vrijheid en speelruimte geven.
Dit ‘zelf iemand zijn’ noemt Langeveld à Het eigen vormprincipe van het kind.
Kinderen kunnen meewerken met hun eigen opvoeding en vorming.
De Duitse pedagoog Dietrich Benner benadrukt in zijn uitgangspunt dat de kinderen niet zo zeer
hulpeloos zijn, maar wel de vormbaarheid van het kind, dit is een pedagogische idee dat kinderen
kunnen leren. Het inzicht dat iedereen in beginsel alles kan leren, als zijn zelfstandigheid in denken
en doen maar wordt gestimuleerd.
Dit past bij de moderne pedagogiek.
En hier passen 2 principes bij:
Het principe van kunnen leren.
Deze is door Herbart geformuleerd.
Herbart keerde zich tegen de uitspraak dat mensen door hun aanleg worden bepaald, dus
, door iets wat nature bepaald wordt.
Kunnen leren à leren is een activiteit van het kind zelf.
Maar we moeten kinderen niet benaderen als onbeschreven blad. (Begrip) We moeten niet het aan
de kinderen leren, maar we moeten juist de ontwikkeling en vorming van de kinderen aan zetten, en
op roepen.
Het kind is vrij en handelend subject, kinderen moeten tot eigen activiteit worden
opgeroepen.
Aanleg/ Nature à Kunnen leren
Milieu/ Nurture à Oproepen tot eigen activiteit
Het kunnen leren vindt pas plaats wanneer kinderen worden uitgedaagd en gestimuleerd om zelf,
zelfstandig, actief denken en doen. Zij worden aangesproken om zelfstandig te handelen. Maar als
het kind niet helemaal weet hoe die iets moet leren, en hoe die dat moet doen?
Volgens Benner is zelf doen, en zelf denken hierbij de oplossing. Bij het oproepen van zelfstandig
handelen is altijd het zelf doen en zelf denken in actie. En alleen door die 2 wordt er eigen ervaring
op gedaan, en dan krijg je eigen leerresultaat bij een kind.
Dit wordt soms ook uitgedrukt in Contrafactische anticipatie à
Vooruitlopen op wat nog niet feitelijk het geval is.
‘Door het kind aan te spreken op wat het nog niet is, het te benaderen als een zelf handelend en
denkend subject roepen we die activiteit en zelfstandigheid op, en precies daardoor worden ze
actief.’ (Smeyers, blz 24)
Dus, alleen door zelf te zwemmen, spreken, denken, rekenen, etc. leert het kind die dingen te doen.
Hierbij hoort ook het begrip mondigheid. (Het vermogen om gebruik te maken van je verstand
zonder leiding van een ander, ze is ‘mondig’ genoeg om voor zichzelf op te komen, groot genoeg,
afhankelijk genoeg)
Zelfstandig- en mondigheid nemen met de jaren toe en Langeveld bedacht hierbij de term
à Zelfverantwoordelijke zelfbepaling: belangrijk om zelfstandig handelen te stimuleren.
Dit is dus ook het doel van pedagogiek volgens Langeveld.
De mens is van nature een cultuurwezen, en om mens te worden moet cultuur worden geleerd.
Joint attention à Het leren en verwerven van cultuur door het jonge kind. De baby’s gaan na 9 a 12
maanden zelf kijken naar datgene waar de ander naar kijkt. Door gedeelde aandacht/sociale
interacties wordt er geleerd en cultuur overgedragen.