Criminologie
• Hoofdstuk 1
• Hoofdstuk 2
• Hoofdstuk 3 (pagina’s 85-101)
• Hoofdstuk 4
• Hoofdstuk 5 (pagina's 125-128, 138-157).
• Hoofdstuk 6 (pagina’s 159-164)
• Hoofdstuk 8 (pagina's 243-257, 264-267)
1.
, Hoofdstuk 1
Criminologie hoofdstuk 1, inleiding:
Criminologie: wetenschap die criminaliteit vanuit verschillende invalshoeken benadert.
De aandacht van de criminoloog zal gericht zijn op criminaliteit als verschijnsel, op de
persoon van de misdadiger, op het slachtoffer van criminaliteit, op de plek van
criminaliteit binnen het heersende politieke systeem of op reacties om op criminaliteit
te reageren.
Wat is crimineel gedrag:
- Hangt af van de gevolgen die het gedrag heeft voor de slachtoffers en samenleving.
- Hangt af aan de (morele) opvattingen van machthebbers.
- Hangt af in werk context het gedrag plaatsvindt.
Decriminaliseren:
iets wat vroeger een strafbaar feit was, is nu uit het wetboek van strafvordering
geschrapt.
Criminaliseren: iets wat vroeger geen strafbaar feit was, is nu wel een strafbaar feit.
Criminaliteit wordt geconstrueerd binnen het geheel van: interacties tussen daders,
slachtoffers, omstanders en functionarissen belast met formele sociale controle.
Criminaliteit kan gezien worden als een sociaal construct, dat houdt in dat criminaliteit
is
waarover binnen de samenleving afspraken zijn gemaakt.
Criminaliteit is:
- Een ernstige antisociale handeling (Bonger, 1951) waarop de staat door toevoeging
van leed (straf of maatregel) bewust reageert.
- Een van de vele verschijningsvormen van regel
Historisch overzicht:
1. De Griekse filosoof Plato (427-347 v.C.) beschrijft dat in elke staat waar armoede
heerst en men bedelaars in het straatbeeld ziet, automatisch ook sprake is crimi-
naliteit.
Belangrijkste oorzaak: Hebzucht en begeerte. Je wil namelijk iets wat je niet hebt en je
bereikt dit door te stelen.
Twee visies hoe de mens in elkaar zit:
1. Deterministisch
a. Het staat van te voren vast of je goed of slecht bent
2. Opvoeding en omgeving, sociologische verklaring
a. Hoe je omgaat met die goede/slechte kant wordt bepaald door je opvoeding en
omgeving natre nuture
2. Oog om oog-principe: eigenrichting is uitgesloten, de straffen worden bepaald door
de
rechter (oude en nieuwe testament).
Klassieke school
- Startte als een politieke protestbeweging tegen de wantoestanden van het ancien
régime in Frankrijk en de bestaande politiestructuren.
- Misdaad hoort bij de samenleving, is een afwijking. Misdadigers handelen uit Ratio.
Ze zijn met rede begaafd, ofwel dat je verstand hebt, dat je kan nadenken en dat je
keuzes kan maken. Daarmee heb je vrijheid, ofwel vrije wil. Er zijn 4 filosofen:
2.
,- 1. Een belangrijk persoon hierin was Montesquieu (1689-1755):
o Die stelde dat de staat de vrijheid van zijn onderdanen moet kunnen garanderen
met behulp van heldere wetten die beletten dat teveel macht in handen van één
persoon terechtkomt.
o Dit zorgde voor de trias politica, de scheiding der machten.
o Hij stelde Proportionaliteitsbeginsel voor : De straf is in verhouding met het
strafbare feit.
- 2. Een ander belangrijke denker was Rousseau (1712-1778):
o Eigendom is de oorzaak van rivaliteit (beter proberen te zijn dan een ander) en
de tegenstelling is tussen rijkdom en armoede.
o Was een tegenstander van de vooruitgang, die hij als oorzaak van problemen in
de maatschappij zag.
o Gezag kan niet wettig zijn indien het niet is ingesteld of wordt uitgeoefend door
hen die eraan zijn onderwerpen, sociaal contract. Niemand kan een mens
onderwerpen zonder dat deze daarmee instemt.
- 3. De belangrijkste persoon uit de klassieke school is Beccaria (1738-1794):
o Deze nam krachtig stelling tegen het willekeurige gebruik van het strafrecht en
tegen de gangbare praktijken van marteling en doodstraf.
o De volgende uitgangspunten vatten Beccaria’s ideeën met betrekking tot een
rechtvaardig en effectief strafrechtelijk systeem kort samen:
o Het individu moet zo min mogelijk worden gehinderd door het recht;
o De rechten van de aangeklaagde moeten in elk stadium van het proces worden
beschermd door de wet;
o De ernst van een misdrijf wordt bepaald door de schade die een ander is
aangedaan;
o De wetgevende macht moet misdaden definiëren en van tevoren bepalen
welke straf op welk misdrijf wordt gesteld. Legaliteitsbeginsel (nulla poena-
beginsel).
o Straffen moeten in de juiste verhouding staan tot het gepleegde misdrijf,
proportionaliteitsbeginsel.
o Straffen zijn onrechtvaardig als ze zwaarder zijn dan noodzakelijk om
afschrikking te bewerkstellingen.
o Excessieve (overdreven) straffen zijn inefficiënt, omdat ze niet alleen falen in
hun afschrikwekkende werking, maar zelfs leiden tot toename van
misdaad.
o Straffen moeten snel en voorspelbaar worden uitgevoerd, zodat het verband
tussen het gepleegde feit en de opgelegde straf duidelijk en onontkoombaar is.
o Het opleggen van straf aan een veroordeelde moet vrij zijn van corruptie en
vooroordeel
o Voorstander van vrijheidstraffen
o KERN:
- Wetten moeten gepubliceerd worden
- gevangenissen meer humaan
- Geen doodstraf en marteling
4. Een andere denker was Bentham (1748-1832)
o Voorstander van vrijheidstraffen
o Pleasure-pain-pricipe. Mensen worden gedreven om zoveel mogelijk voordeel te
halen en het nadeel te vermijden. Het voordeel verkrijgen door crimineel gedrag
zoveel straffen dat het nadeel zwaarder gaat wegen dan het voordeel. Zodat het niet
uitgevoerd wordt, doordat er een afweging gemaakt wordt. Rationele afweging heet
dat. Wat is belang/voordeel tegenover met de straf die je daarvoor krijgt als je gepakt
wordt.
o Preventie
- De kans dat je de straf echt krijgt. Hoe vaker je merkt dat de straft echt
3.
, wordt opgelegd : schikt af
- De snelheid waarop de straf wordt opgelegd. Hoe eerder hoe meer effect
- De hoogte van straf
o Ontwierp Panoticon
- Vanuit het midden observeren, controleren, disciplineren, bewaken en
verbeteren.
- Dichtbij steden, want zo zichtbare waarschuwing
De belangrijkste punten van de klassieke school zijn:
- Vrijheidsstraffen.
- Misdadigers handelen vanuit rationele motieven (op een rustige, doordachte manier).
Aan het einde van de negentiende eeuw werd de klassieke school tegengesproken
door het
positivisme/Italiaanse school/bio-antropologische school. Deze leer zegt het volgende:
- Criminaliteit is aangeboren.
- Een van de belangrijkste denkers hiervan was: Lombroso:
Lombroso is de eerste die vanuit dader kijkt/afwijking bij individu. Hij bouwde voort op
het gedachtegoed van de frenologie, de leer dat de vorm en afmeting van een
schedel een graadmeter en voorspeller van menselijk gedrag zou zijn.
o Kleine schedelinhoud, laag voorhoofd, asymmetrisch gezicht, opvallend
kleine of juist grote oren, extra vingers of tenen.
o Zijn gedachtegang werd vastgelegd in het: L’uomo delinquente.
o Basis van zijn theorie noemt hij het atavisme (dat je teruggaat in evolutie
waardoor mensen primitieve kenmerken gaan vertonen, hetgeen gaat leiden
tot cirminaliteit
o Er was veel kritiek op Lombroso, Ferri zei in 1884 dat criminaliteit komt door:
Individuele, fysieke en sociale factoren, uit deze denkwijze is de biosociale school
ontstaan
Tussen de verschillende richtingen was er één ding gemeen: criminaliteit wordt gezien
als een verschijnsel dat deel uitmaakt van de samenleving en dat de moeite van
studie waar wordt geacht.
Later ontstond de milieuschool, deze keken naar een patroon van criminaliteit:
- Guerry (1802-1866), bracht gegevens als seks en leeftijd in verband met criminaliteit
en deed
onderzoek naar de geografische spreiding van criminaliteit.
- Quetelet (1796-1874), analyseerde de verzamelde gegevens en ook de inmiddels bij
de overheid beschikbare data. Hij toonde aan dat onderwijs, armoede en het klimaat
van invloed zijn op het niveau van criminaliteit. Ook toonde hij verschillen aan tussen
criminele gedragingen van mannen en vrouwen.
Guerry en Quetelet worden beschouwd als de grondleggers van de wetenschappelijke
criminele statistiek
Klassieke school
– Montesquieu
– Rousseau
– Beccaria
– Bentham
Italiaanse school
- lombrosso
4.