Diabetes Mellitus
Leerdoel:
Meeste belangrijke mechanismen voor de meest voorkomende verschijningsvormen van
diabetes 1, 2 en mody te herkennen die een rol spelen bij risicofactoren, oorzaak van ziekte
Boek: Kumar en Clark's Clinical medicine
HbA1c diabetesregulatie:
- leerprincipes
- cognitief functioneren
- ontwikkelingstaken
- symptoomperceptie
- stress
Typen diabetes:
Erfelijkheid speelt een grotere rol bij type 2 diabetes.
Zwangerschapsdiabetes, vroegere uiting van diabetes type 2.
Diabetes mellitus type 1:
- insulineproducerende cellen = bètacellen → gaan ten gronde → geen productie van
insuline.
- inflammatory mechanisme, virus is een risicoverhogende factor, oorzaak is
insulinitus.
- zonder insuline dodelijk
- gezond glucosewaarde = 3,9 en 7 mmol/L. Bij diabetes type 1 schommelt dit heel erg
tot pieken en dalen.
- Hyper: te hoge bloedsuiker, veel plassen, droge tong, moeheid.
- Hypo: te lage bloedsuiker, hoofdpijn, moeheid, slecht zien, beven.
6000 kinderen hebben diabetes, het is na astma de meest voorkomende chronische ziekte.
De overlevingskans voor kinderen met leukemie en kinderen met diabetes is even groot.
, De kwaliteit van leven is voor een kind met diabetes na 15 jaar lager dan bij leukemie.
- Levenslang insulinebehandeling, gemiddeld 4 keer per dag bloedsuiker prikken of
10-14 scannen.
- Minstens 4 keer per dag insuline toedienen of bolussen.
Diabetes mellitus type 2:
- 15-20% kans als je broer of zus het heeft.
- Ontstaan is het samenstel van minder gevoelig voor insuline door bijv vetopslag en
doordat je lichaam steeds minder insuline kan maken.
- Behandeling heeft te maken met verandering van je leefstijl.
- verminderde insulineafgifte → hyperglycemia
- toegenomen glucagonafgifte → hyperglycemia
Complicaties:
Micro en macrovasculair
- ogen
- voeten
- nieren
- hart en vaatziekten
Vooral slikken van medicatie en leefstijl hebben invloed.
Boek
Hypoglycemic agent: any various agents that decrease the level of glucose in the blood.
SZO Casus 1 en 2 ter voorbereiding op RC Diabetes Mellitus
1. - Casus 1 Type 2: Hij heeft er niet zo veel last van, het is erfelijk, heeft overgewicht,
wat ouder, hoge bloeddruk en hij slikt pillen (ook tegen een te hoog
cholesterolgehalte).
- Casus 2 Type 1: Ze is jong, er zijn ketonen aangetoond in het bloed. De pH van
haar bloed is te hoog. Ze wilde veel drinken en veel plassen.
2. - Bij casus 1.
- Hebben veel familieleden diabetes?
3. MODY is een monogenetische (betrekking tot 1 gen) vorm van diabetes.
4. De patiënt met diabetes type 1 maakt helemaal geen insuline aan, dus moet dat
gespoten worden. Type 1 heeft last van grotere schommelingen van de
suikerspiegel. En hierbij kan de hoeveelheid insuline dat ingespoten moet worden
beter bepaald worden. Wanneer je medicatie slikt staat deze hoeveelheid meer vast
en heb je te maken met een constante hoeveelheid wat nodig is voor het reguleren
van je suikerspiegel.
5. - Tussen 3.9 en 7,5 mmol/L.
- Als de glucose gehecht is aan de hemoglobine.
6. Omdat haar glucosegehalte veel te hoog was. Ze had een Hyper. Ze had een
acidose, omdat haar pH- waarde laag is. Zonder insuline kunnen ze geen glucose