Hoorcolleges IB
Hoorcollege I Structuur Wet IB en WUO
Goed om te weten
Op hoofdlijnen wordt besproken:
- Winst uit onderneming (geen tentamenstof, wel van belang voor overzicht structuur
van de Wet IB) wat winst is in de IB is ook voor een groot deel winst in de vpb en
daarom is daar later een apart vak van gemaakt in b3.
- RUO (resultaat uit overige werkzaamheid): bestaat uit aantal TBS-regelingen van art.
3.91 en 3.92 en lucratief belang van art. 3.92b
- Buitenlandse belastingplicht (op hoofdlijnen bespreken)
- Inkomsten uit eigen woning (op hoofdlijnen)
Belastbaar inkomen uit werk en woning – dit hele college
gaat eigenlijk hierover
Art. 3.1: belastbaar inkomen uit W/W is het inkomen uit W/W verminderd met de te
verrekenen verliezen uit W/W (lid 1)
Inkomen uit W/W (lid 2):
- Belastbare winst uit onderneming
- Belastbaar loon
- Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden
- Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen
- Belastbare inkomsten uit eigen woning
- Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- Negatieve persoonsgebonden aftrekposten
- -/- aftrek wegen geen of geringe eigenwoningschuld
- -/- uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- -/- persoonsgebonden aftrek
Rode onderdelen zijn de aftrekken die je in box 1 kunt genieten
Algemene introductie
- Verschil directe en indirecte belastingen
o Direct een voorbeeld is de inkomstenbelasting, degene die de belasting
betaalt is ook degene die hem draagt. Ik betaal inkomstenbelasting en ik voel
hem ook in mijn portemonnee.
o Indirect een voorbeeld is de omzetbelasting, want degene die hem betaalt is
de ondernemer en niet diegene die de belasting draagt/voelt (dat is namelijk
de consument). Dus degene die belasting betaalt, is niet degene die de
belasting uiteindelijk draagt en voelt. De ondernemer draagt belasting af,
maar die ondernemer kan de belasting terugvragen. Het is uiteindelijk de
consument die de omzetbelasting draagt. Consument moet omzetbelasting
betalen aan de ondernemer, maar kan het niet terugvragen
o Hoe zit het met loonbelasting? Het is een directe belasting, want de
werkgever is de inhoudingsplichtige en niet de belastingplichtige. De
1
, werknemer is de belastingplichtige. Bij omzetbelasting is de ondernemer wel
belastingplichtig.
- Bronheffingen = een heffing aan de bron. Een voorbeeld: dividendbelasting. Als je
aandelen hebt in een vennootschap en die vennootschap maakt winst en die winst
wordt uitgedeeld aan de aandeelhouders dit noem je dividendbelasting. Over die
uitdeling van winst kan dividendbelasting worden ingehouden en afgedragen
- Voorheffingen = loonbelasting is een voorbeeld van voorheffing. Je krijgt salaris maar
daarvoor heft de werkgever op dat uitbetaalde salaris loonheffing ingehouden en
afgedragen aan de fiscus. Dus je krijgt van de werkgever een nettoloon, waar al
loonheffing (= voorheffing) ingehouden. Inkomstenbelasting wordt berekend over
brutoloon en daarover betaal je inkomstenbelasting. Van die verschuldigde
inkomstenbelasting kun je uiteindelijk de ingehouden loonheffing aftrekken. Bij veel
mensen levelt dat op 0. Geldt natuurlijk niet altijd.
Onderscheid tussen formeel en materieel belastingrecht
- Materieel belastingrecht: geheel van bepalingen over ontstaan, grootte en
tenietgaan belastingschuld. Inkomstenbelasting is bijvoorbeeld een materieel
belastingrecht.
o Wie, waarover, hoeveel en wanneer? Gaat bij materieel belastingrecht
eigenlijk over deze vier vragen. Iedere materiele belastingrecht moet je
uiteindelijk een antwoord kunnen verzinnen op deze vragen.
o Bronnen: rijksbelastingwetten, belastingvoorschirften lagere overheden,
verdragen, EU regelgeving, jurisprudentie, a.b.b.b.
- Formeel belastingrecht: geheel van rechtsregels dat er uiteindelijk voor moet zorgen
dat de materiele belastingschuld ook daadwerkelijk wordt betaald
o Awr (= algemeen wet in zake rijksbelastingen), Awb (algemene wet
bestuursrecht) en invorderingswet, de belangrijkste bronnen.
o Verhouding Awr en Awb? Je kan het recht in twee gebieden verdelen: privaat
en publiekrecht. Publiekrecht kan verdeeld worden onder: bestuurs, staats en
strafrecht. Onderdeel van dat bestuursrecht is het belastingrecht. Dus
belastingrecht is een onderdeel van het bijzondere bestuursrecht en daar ziet
de Awb op. Verbijzondering van de fiscaliteit wordt gevormd door de Awr.
Awr is dus lex specialis op de Awb. Als je een fiscale vraag krijgt dan ga je
eerst in de Awb kijken en vervolgens kijk je of er een uitzondering geldt voor
het belastingrecht in de Awr.
Die Awr speelt ook een andere belangrijke rol: iedere materiële belastingwet
(IB, vpb blablabla) heeft een bepaalde heffingstechniek/ wijze van heffing. Bij
IB wordt die geheven bij aanslag (heffing bij wege van aanslag). En je hebt ook
heffing bij wege van aangifte. Dit is terug te vinden in de Awr. Hoe dan wordt
geheven vind je terug en uitgelegd in Awr.
Inkomstenbelasting
- Wet IB 1964: synthetisch karakter alle bronnen van inkomen werd op een hoop
gegooid en daarop werd 1 tarief toegepast
2
, - Wet IB 2001: overwegend analytisch karakter iedere bron van inkomen in de IB
heeft een eigen tarief en eigen regels. Dus box 1, 2 en 3 kent zijn eigen tarief en eigen
regels. Overwegend: niet helemaal analytisch inkomstenbelasting, omdat de bronnen
in box 1 die weeg je binnen box 1 op een hoop en daar pas je ook een eigen tarief op
toe (art. 2.10 en 2.10a).
Wet IB 1964
- Synthetische inkomstenbelasting
o Inkomsten uit alle bronnen op één hoop
o Daarover vervolgens één tarief
- Wet IB 1964 kent zogenaamde belastingvrije som = van het belastbaar inkomen
werd een bepaald bedrag afgehaald en vervolgens gingen we op dat bedrag het
schijventarief toepassen. Dat in tegenstelling tot de heffingskorting die we nu in de IB
hebben.
o Verschil belastingvrije som en de heffingskorting (hoofdstuk 8): het heeft te
maken met waar je die van af trekt. Belastingvrije som trek je af van het
belastbaar inkomen en die heffingskorting trek je af van de verschuldigde
belasting. Heffingskorting is voor iedereen gelijk, terwijl bij zo’n belastingvrije
som hebben de mensen die in een hoger tarief vallen, omdat ze meer
verdienen, er ook als het ware meer profijt van.
Verschil belastingvrije som en heffingskorting
IB 1964 Belastbaar inkomen van 40.000 en belastingvrije som van 5.000, die trek je
daarvan af en dan heb je een belastbaar bedrag van 35.000 waarop je het ib tarief op gaat
toepassen.
IB 2001 belastbaar inkomen wordt eerst het tarief toegepast en daar komt een bedrag uit
en daarvan trek je heffingskorting van.
Dus heffingskorting trek je af van verschuldigde belasting en belastingvrije som trek je af van
belastbaar inkomen.
Wet IB 2001
- Analytische inkomstenbelasting – iedere box zijn eigen regels en tarief
o Onderscheid naar aard van inkomsten
o Boxensysteem
3
, o Elke box heeft eigen regime
Vaststelling inkomsten
Tarief
- Heffingskorting van verschuldigde belasting
Basis: bronnentheorie
- Bronnentheorie: we belasten bronnen van inkomen. Alles wat uit die bronnen
voortvloeit betrekken we in de heffing. De HR heeft een aantal bron criteria gesteld.
Iets is een bron van inkomen als het aan drie criteria voldoet. Zie hieronder
o Voordeel kan alleen tot ‘inkomen’ behoren indien het voortkomt uit ‘bron van
inkomen’
- NB Belastingwetgeving is in beginsel neutraal
o Niet relevant legaal/illegaal niet relevant of je dat als crimineel doet of
niet. Ook als je als crimineel handelt en daar voordeel uit haalt, kan je
daarvoor in de belastingheffing worden betrokken.
- Drie algemene cumulatieve eisen
o Deelname economisch verkeer
o Voordeel beogen (subjectief)
o Voordeel redelijkerwijs te verwachten (objectief)
Deze broncriteria spelen voornamelijk en eigenlijk alleen een rol bij de bronnen: winst uit
onderneming en resultaat uit overige werkzaamheid, want die zijn vrij ruim omschreven.
Als je met die bronnen te maken hebt, moet je in beginsel aan deze vereisten voldoen. De
andere bronnen (zoals belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen): als je al aan die
wettelijke vereisten voldoet, voldoe je eigenlijk ook al aan die drie vereisten van hierboven.
Deelname economisch verkeer
- Deelname aan economisch verkeer
o Dus als je inkomensverwervende activiteiten in maatschappelijke
ruilverkeer verricht dan kan het in beginsel wel een bron zijn. Hier heeft
de HR een lijn ontwikkeld: medische proeven-arrest. HR zei: als je deelneemt
aan het economisch verkeer, dan is het sowieso altijd een bron van inkomen
en hoef je niet meer te toetsen aan ‘voordeel beogen’ en ‘voordeel
redelijkerwijs te verwachten’. Klaar. Je hoeft niet meer te toetsen. Dat arrest
hebben ze genuanceerd in het nasi-bami-arrest: daarin zeiden ze dat die twee
criteria waaraan je niet hoeft te toetsen o.g.v. medische proeven-arrest,
kunnen toch wel een rol spelen als je namelijk deelneemt aan het
economische verkeer en het is zo zeker dat je daar inkomsten uit gaat
generen, hoef je niet te toetsen aan die twee criteria en is het sowieso een
bron van inkomen. Als er twijfel bestaat of je er voordeel uit gaat generen,
dan is het wel van belang om te toetsen aan die twee criteria.
Wanneer kan er redelijke twijfel zijn of je voordeel genereert? Zie
volgende dia, zie vriendendienst-arrest.
- Privé-sfeer – als je iets in de privésfeer doet is het nooit een bron van inkomen
o Uitgaven besparende activiteiten binnen de familiesfeer
4