Vonnis
Uitspraak
Rechtbank Noord- Holland
Strafrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Parketnummer: 15/076534-15
Vonnis van de politierechter Haarlem van 26 juni 2015
In de strafzaak tegen
[Verdachte],
Geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats],
Wonende aan de van [adres] te [woonplaats]
Raadsman mr. Koster
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2015,
waarbij de officier van justitie, mevr. mr. Hoving, en de
verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met
bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
Feit 1
Zij op of omstreeks 5 juni 2015 te Overveen, gemeente Bloemendaal
opzettelijk en wederrechtelijk een bord en/of drie wijnglazen, in
elk geval telkens een goed, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan
Copacabana V.O.F., althans aan
Charles van Dijk, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
door opzettelijk een persoon, genaamd G. van Bruggen, die voornoemd
bord en/of glazen op een dienblad droeg, te laten struikelen,
waardoor hij viel en waardoor dientengevolge die glazen en/of dat
bord op de grond vielen en kapotgingen;(artikel 350 Wetboek van
Strafrecht)
, Feit 2
Zij op omstreeks 5 juni 2015, te Overveen, gemeente
Bloemendaal C. van Bruggen meermalen, althans eenmaal, heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk op korte
afstand van voornoemde van Bruggen dreigend een (lege) wijnfles
zwaaiend boven haar hoofd gehouden en die van Bruggen daarbij de
woorden toegevoegd: “ik sla ‘m kapot op je kanis”, althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;(Artikel 285 Wetboek van
Strafrecht)
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de
verdachte de tenlastegelegde feit betreffend vernieling heeft
gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de
aangifte van het slachtoffer en de verklaringen van getuigen:
[getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. Op basis van
artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht moet er sprake zijn van
opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar
maken of weg maken van een goed dat geheel of ten deel aan een
andere toebehoort. Er is door het slachtoffer en door [getuige 1],
[getuige 3] en [getuige 4] verklaard dat het slachtoffer met een
dienblad in zijn handen liep met daarop wijnglazen, een bord en een
lege wijnfles. Zij hebben ook verklaard gezien te hebben dat
verdachte opzettelijk haar voet uitstak, met gevolg dat het
slachtoffer struikelde en het bord en de drie wijnglazen stuk
vielen.
Feit 2
De officier van Justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de
verdachte de tenlastegelegde feit betreffend bedreiging met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en
daarbij opzettelijk op korte afstand van het slachtoffer met een
wijnfles boven haar hoofd gehouden daarbij de woorden meermalen,
althans eenmaal heeft toegevoegd: “ik sla hem ‘m op je kanis”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. De officier
van Justitie baseert zich daarbij op de aangifte van het slachtoffer
die bedreigd is door verdachte en op de verklaring van [getuige 1],
[getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].