,Inhoud
Energie ..................................................................................................................................................... 2
Transport ................................................................................................................................................. 5
Zenuwstelsel ............................................................................................................................................ 9
Gaswisseling en uitscheiding ................................................................................................................. 13
DNA en deling ........................................................................................................................................ 15
Immuunsysteem .................................................................................................................................... 19
Hormonen ............................................................................................................................................. 21
Voortplanting......................................................................................................................................... 25
Beeldvorming ........................................................................................................................................ 28
Tandheelkunde ...................................................................................................................................... 30
Affiniteiten ............................................................................................................................................. 31
Tips voor de selectieprocedure ............................................................................................................. 32
Energie
De stofwisseling kan grofweg worden onderverdeeld in twee processen: assimilatie en dissimilatie.
Assimilatie = organische verbinding wordt opgebouwd uit eenvoudige verbindingen. Hiervoor is ATP
(ofwel energie) nodig.
- ADP + P → ATP
Dissimilatie = organische verbindingen worden afgebroken tot kleinere verbindingen. Hierbij komt
ATP vrij.
- ATP → ADP + P
Ezelsbruggetje:
Chemische reacties kunnen endotherm of exotherm zijn. Voor een
eNdotherm →
endotherme reactie is energie nodig en bij een exotherme reactie komt energie Nodig
energie vrij.
Figuur 1: Het verloop van de endotherme en exotherme reactie
,Activeringsenergie = energie die nodig is om de reactie te laten verlopen.
Enzymen = biologische katalysatoren die de activeringsenergie van de reactie verlagen, zonder zelf
verbruikt te worden. Enzymen zijn reactie specifieke eiwitten, wat betekent dat elk enzym slechts
één type reactie katalyseert. Je kunt enzymen herkennen doordat ze eindigen op -ase (bijvoorbeeld
lipase).
Enzymactiviteit = hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet OF hoeveelheid
reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat. De enzymactiviteit is afhankelijk van de pH en
temperatuur, waar elk enzym zijn eigen optimum voor heeft.
- Bij een hoge temperatuur worden de van der Waals bindingen en polaire bindingen
verstoord. Dit is een irreversibel proces, dus het kan niet meer teruggekeerd worden en het
enzym blijft onwerkzaam.
- Bij een verandering van de pH breken de waterstofbruggen, waarbij de tertiaire en
secundaire structuur van het enzym verloren gaat. Dit proces is vaak reversibel, dus je kunt
het nog terugdraaien.
Dissimilatie van glucose:
1. Glycolyse: 1 molecuul glucose wordt omgezet in 2 moleculen pyrodruivenzuur, ofwel
pyruvaat. Dit proces vindt plaats in het cytoplasma en kost 2 ATP per molecuul glucose.
2. Acetyl-CoA brengt de acetylgroep over naar de citroenzuurcyclus.
3. Citroenzuurcyclus: pyrodruivenzuur wordt afgebroken tot CO2. De citroenzuurcyclus vindt
plaats in de mitochondriële matrix en hiervoor is geen zuurstof nodig. Echter, het proces kan
niet plaatsvinden onder anaerobe omstandigheden, want er is NAD+ nodig. De
citroenzuurcyclus wordt 2x doorlopen per glucosemolecuul.
4. Oxidatieve fosforylering (elektronentransportketen): in de complexen worden H+-ionen naar
het binnenmembraan getransporteerd, waardoor de concentratie H+-ionen hier hoger wordt
dan in de cellulaire matrix. Door de terugstroom van H+-ionen zet ATP-synthase ADP om in
ATP en komt er dus energie vrij. Dit proces vindt plaats in de mitochondriën.
Bij de bèta oxidatie worden vetzuren
geoxideerd tot acetyl-CoA. De rijen gele
bolletjes in de figuur rechts stellen
vetzuurketens voor. De gele bolletjes zelf zijn
acetyl-CoA moleculen. Er worden steeds
twee acetyl-CoA moleculen van het vetzuur
afgeknipt, waardoor de vetzuurketen kleiner
wordt en er uiteindelijk één acetyl-CoA
molecuul over blijft. Bij dit proces komt
Figuur 2: De bèta oxidatie
energie vrij.
Anaerobe dissimilatie = dissimilatie die plaats kan vinden zonder zuurstof. Deze bestaat louter uit de
glycolyse. Hoewel het proces anaeroob is, wordt het wel belemmerd wanneer er een tekort is aan
NAD+. Er zijn geen mitochondriën nodig voor de anaerobe dissimilatie.
Voortgezette assimilatie = vorming van koolhydraten, eiwitten en vetten. Hiervoor is ATP nodig. Als
gevolg van de voortgezette assimilatie kan glycogeen worden gevormd en opgeslagen in de spieren
en lever.
, Wanneer je eet, passeert het voedsel verschillende organen waar het verwerkt en verteerd wordt.
- In de mond bevinden zich speekselklieren die amylase produceren. Amylase zorgt voor de
vertering van zetmeel en heeft een pH-optimum van 6,6. Daarnaast zorgt het speeksel ervoor
dat de voedselbrij glad gemaakt worden. De tanden zorgen voor het vergroten van de
oppervlakte van de voedselbrij, waardoor enzymen beter kunnen inwerken.
- De maagklieren in de maag maken pepsinogeen en zoutzuur (HClB) aan. Onder invloed van
zoutzuur wordt pepsinogeen omgezet in pepsine. Pepsine speelt een grote rol in de
eiwitvertering en heeft een pH-optimum van 2,5. Via de pylorus passeert het voedsel van de
maag naar de twaalfvingerige darm (duodenum).
- De lever produceert gal, wat zorgt voor de emulgatie van vetten. Gal Let op: de galblaas
wordt opgeslagen in de galblaas. maakt dus geen gal
aan, maar slaat het
- In de alvleesklier (pancreas) wordt trypsinogeen omgezet in trypsine.
alleen op!
Trypsine speelt een rol bij de eiwitvertering en heeft een pH-optimum
van 8,5. Daarnaast maakt de alvleesklier lipase aan, wat ervoor zorgt
dat vetten worden afgebroken tot glycerol en drie vetzuurketens. Het pH-optimum van lipase
is 8,0.
- In de dikke darm wordt veel water geresorbeerd. Wanneer dit niet goed gebeurt, kan er
diarree ontstaan. Je kunt diarree onderscheiden in osmotische diarree, die ontstaat doordat
voedingsstoffen niet goed worden opgenomen of verteerd, en secretoire diarree, die wordt
veroorzaakt door toxines (giftige stoffen).
- In de lever vinden veel processen plaats, waaronder de regulatie van het bloedsuikerlevel in
het bloed. Insuline zorgt ervoor dat glucose wordt omgezet in glycogeen, waardoor de
bloedsuikerconcentratie daalt. Glucagon doet het tegenovergestelde; het zet glycogeen om in
glucose, waardoor het bloedsuikerlevel stijgt. Daarnaast vindt in de lever transaminering
plaats, waarbij essentiële aminozuren in niet-essentiële aminozuren worden omgezet door
het overplaatsen van een aminogroep. Ook speelt de lever een rol bij de vorming van plasma-
eiwitten en detoxificatie (ontgiften van het lichaam). De lever zorgt ook voor de afbraak van
rode bloedcellen. Bij de afbraak van rode bloedcellen ontstaat bilirubine. Een te hoge
concentratie bilirubine in het bloed, leidt tot geelzucht (icterus). De vitaminen A, B12, D en
mineralen worden opgeslagen in de lever.
Bij diarree wordt een ORS toegediend, wat bestaat uit water, natrium, bicarbonaat, chloor en glucose.
Zonder de suikers en zouten heeft het toedienen van water geen zin, want anders wordt het niet
goed opgenomen.
Lipiden (vetten en oliën) bevatten C, H en
O-atomen. Lipiden bestaan uit glycerol en 3
vetzuren. Verzadigde vetzuren hebben
geen dubbele bindingen en zijn in vaste
fase bij kamertemperatuur. Onverzadigde
vetzuren hebben een of meer dubbele
bindingen en zijn in vloeibare fase bij
kamertemperatuur.
Figuur 3: Visuele weergave van verzadigde, onverzadigde en
transvetzuren. LET OP: er staat een foutje in de afbeelding,
enkelvoudig verzadigd vetzuur moet enkelvoudig ONverzadigd
vetzuur zijn