Bloed en bloedgroepen, anemie, leukopenie, leukemie,
stollingsstoornissen en lymfoïde systeem.
● de chemische samenstelling en de functie van (bloed)plasma
beschrijven.
de samenstelling van bloedplasma is voornamelijk water (90-92%) , met daarin
opgeloste stoffen als plasma-eiwitten, anorganische stoffen (elektrolyten),
voedingsstoffen voornamelijk uit verteerd voedsel, afvalstoffen, hormonen, gassen.
de functies van het bloedplasma zijn: transport van voedingsstoffen, hormonen,
afvalstoffen, zouten etc.. de osmotische druk bewaren,stolling, celgroei en -
stofwisseling, uitscheiding. ook speelt plasma een belangrijke rol in de homeostase
van het lichaam, noodzaak om alles zoveel mogelijk tegelijk te houden, zoals PH en
temperatuur.
● de structuur, functie en vorming van erytrocyten beschrijven.
erytrocyten= rode bloedcellen, erytrocyten zijn 99% van alle bloedcellen
structuur: zijn biconcave (beide zijde een inkeping) schijven, zonder kern, zonder
mitochondriën met doorsnede van 7 micrometer
functie: functie is vervoer van gassen (voornamelijk zuurstof maar ook
koolstofdioxide)
vorming: gevormd in het rode beenmerg, levensduur ong 120 dagen.
ontwikkelingsproces van erytrocyten vanuit stamcellen duurt zeven dagen en heet
erytropoëse. onrijpe cellen worden aan de bloedstroom afgegeven als
reticulocyten en rijpen binnen een paar dagen in de circulatie verder tot
erytrocyten. → daarna verliezen zij hun kern en kunne zich dus niet meer
delen, zowel vit b12 als foliumzuur nodig voor synthese van rode
bloedcellen. Ze zijn flexibel, zodat ze door de nauwe capillairen kunnen
worden geperst, ook heeft het een groot oppervlakte ten opzichte van de
inhoud, waardoor de diffusiesnelheid wordt verhoogd.
● de structuur en functies van hemoglobine beschrijven.
hemoglobine is een groot, complex molecuul dat bestaat uit een globulair eiwit
(globine) en een gepigmenteerd ijzer bevattend complex, haem. , zij zijn
verantwoordelijk voor het vermogen van de cel om zuurstof en kooldioxide te
vervoeren.
Structuur: Twee paar globulaire eiwitten zijn verbonden tot één enkel
hemoglobinemolecuul →
vier subeenheden, elk sub eenheid bevat een enkel molecuul van organisch
pigment: haem.
Heam molecuul bevat ijzer ion dat met zuurstof kan reageren
,functies: speelt een grote rol bij het vervoer van zuurstof. Hemoglobine bindt zich
omkeerbaar aan zuurstof en vormt zo oxyhemoglobine.
● de in de geneeskunde gebruikte classificatiesystemen van de
verschillende bloedgroepen (abo- en resussysteem) benoemen.
, ● de regels van overerving toepassen op het ABO-
bloedgroepensysteem.
Soms kunnen er meer dan twee allelen zijn die de code bevatten, en meer dan één
allel kan dominant zijn. Een voorbeeld hiervan is de overerving van A- en B-type
antigenen op het oppervlak van rode bloedcellen. Hier bestaan drie mogelijke
allelen: één allel codeert de productie van A-type antigenen (A), één allel codeert
voor de productie van de B-type antigenen (B) en een derde allel codeert voor geen
enkel antigeen (O). Elk individu kan verschillende combinaties van twee van deze
allelen hebben: AA, AB, BB, AO, BO of OO.
Zowel A en B is dominant en indien ze aanwezig zijn, komen ze allebei tot expressie.
Dat heet codominantie. Dit betekent dat:
-Individuen met OO-genotypen bloedgroep O hebben
-Individuen met genotypen AB bloedgroep AB hebben
-Individuen met genotype Ao of AA bloedgroep A hebben
-Individuen met genotype Bo of BB bloedgroep B hebben
● aangeven welke types donorbloed geschikt zijn voor mensen van wie
de bloedgroep bekend is (abo- en resussysteem).