Mond en aandoeningen van de mond. Farmacologie bij
aandoeningen van het spijsverteringsstelsel.
Farmacologie bij ontsteking en pijn.
● de belangrijkste structuren van de mond benoemen.
mond of mondholte wordt gevormd door spieren en botten:
voor –door de lippen
achter –overgaand in de keel
opzij –door de spieren van de wangen
boven –door het harde (bot) en zachte (spieren) verhemelte
onder –door de gespierde tong en de zachte weefsels van de bodem van de mond
de mondholte is geheel bekleed met slijmvlies, dat bestaat uit stevig, meerlagig
plaveiselepitheel met slijmuitscheidende kliertjes.
het deel van de mond tussen het tandvlees en de wangen is het vestibulum oris en
de overige binnenkant is de mondholte of cavum oris. het slijmvlies dat de wangen
en lippen bekleedt, bedekt ook het tandvlees en de tandkassen en gaat over in de
huid van het gezicht.
het verhemelte vormt de bovenkant van de mond en is verdeeld in het voorste,
harde verhemelte, en het achterste, zachte verhemelte. het harde verhemelte wordt
gevormd door het os maxilla en het os palatinum. het zachte verhemelte is gespierd,
buigt zich omlaag vanaf het achtereind van het harde verhemelte en gaat aan de
zijkanten over in de wand van de keel.
de huig of uvula is een spier plooi bedekt met slijmvlies, die in het midden van de
vrije rand van het zachte verhemelte omlaag hangt. opzij ervan lopen aan beide
zijden twee slijmvliesplooien, de verhemeltebogen. de achterste aan elke zijde is de
arcus palatopharyngeus en de voorste de arcus palatoglossus. tussen de bogen
bevinden zich de tonsillae palatinae (keelamandelen)
● de structuur en functie van de tong beschrijven.
tong bestaat uit een willekeurige spier. hij zit aan de basis vast aan het os hyoideum
en met een plooi van zijn slijmvliesbekleding, het frenulum (tongriem), aan de bodem
van de mond. het bovenoppervlak bestaat uit meerlagig plaveiselepitheel, met
talrijke papillen erop. veel hiervan bevatten zintuigreceptoren voor de smaakzin.
bloedtoevoer:
de belangrijkste arteriën naar de tong zijn de arteria linguales, takken van de arteriae
carotides internae, de veneuze afvoer vindt plaats door de venae linguales, die zich
bij de venae jugulares internae voegen.
, zenuwvoorziening:
de betrokken zenuwen zijn de volgende craniale zenuw paren:
- de nervus hypoglossus (12de hersenzenuw), die de spier zelf voorziet
- de nervus lingualis, een tak van de nervus mandibularis, afkomstig van de 5e
hersenzenuw, is de zenuw van de somatische gewaarwordingen, zoals pijn,
temperatuur en aanraking.
- de nervus facialis en de nervus glossopharyngeus (7de en 9de
hersenzenuw), de smaakzenuwen
Functie:
De tong speelt een belangrijke rol bij:
- Kauwen (masticatie)
- Slikken (deglutitie)
- Spreken
- Smaak
Zenuwuiteinden voor de smaakzin zitten in de papillen, en deze liggen verspreid
over het epitheel van de tong.
● de bouw van het blijvend gebit beschrijven (figuur 12.9) en de
functies van het gebit benoemen.
De tanden en kiezen zijn ingebed in de alveoli of tandkassen in de processus
alveolaris van de boven- en onderkaak. Kinderen worden geboren met twee reeksen
tanden en kiezen, het melkgebit en het blijvende gebit. beide stellen in onder- en
bovenkaak, zijn in onvolgroeide vorm aanwezig bij de geboorte.
het melkgebit bevat twintig tanden en kiezen, tien in elke kaak. ze beginnen door te
komen na ong zes maande, het melkgebit hoort ibj 24 maanden volledig te zijn. het
blijvende gebit begint de melktanden te vervangen tussen de leeftijd van 6 en 13
jaar. dit gebit, dat uit 32 tanden en kiezen bestaan, is meestal rond de leeftijd van 20
jaar volledig. de derde kiezen (verstandskiezen) zijn de laatste die doorbreken.
structuur:
hoewel de vorm van tanden en kiezen verschilt, is hun structuur gelijk. deze bestaat
uit:
kroon (corona)- het deel dat boven het tandvlees uitsteekt
wortel (radix) - het deel dat in het bot ligt ingebed
hals (collum) - het iets versmalde gebied waar de kroon in de wortel overgaat.
In het midden van de tand of kies bevindt zich de pulpaholte, die bloedvaten,
lymfevaten en zenuwen bevat. Deze wordt omhuld door een harde, ivoorachtige
stof, het tandbeen of denitnum. Het dentinum is bekleed met een dunne laag van
zeer hard materiaal, het glazuur of enamelum. De wortel van de tand of kies is
daarentegen omgeven door een stof die op bot lijkt, cement, dat de tand of kies in