ONTWIKKELING VAN PERSOONLIJKE RELATIES
Inhoud: samenvatting van 12 hoorcolleges en 25 voorbeeld tentamenvragen.
Hoorcollege 1: Introductie en vroege sociale relaties
Definitie van gezondheid
Definitie van world health organization: “Health is a state of complete physical, mental and
social well-being and not merely the absence of disease or infirmity” al sinds 1948 niet enkel
afwezigheid van ziekte maar ook sociale en fysieke gezondheid. Sociale relaties zijn enorm
hecht gebonden met hoe gezond jij bent en hoe gezond je je voelt. Meta analyse: welke
factoren dragen bij aan vermindering mortaliteit, sociale relaties groot effect
Het begin van sociale relaties
Mensen zijn sociale wezens. Vraag: wanneer en hoe komt dat dan in de ontwikkeling naar
voren? Hoe ontstaan die relaties?
Zijn pasgeborenen sociaal?
Klassieke theorieën:
● Babys zijn niet in staat tot echte sociale interactie
○ Psychoanalytica Freud: tussen 1 en 4 jaar gaat het ego ontwikkelen en pas na 4
jaar gaat een kind sociale relaties ontwikkelen
● Latere relaties zijn afgeleid van relaties met primaire verzorgers
○ Vroeger waren moeders vooral de primaire verzorgers
○ Hechtingstheorie: gingen ervan uit dat moeder enige primaire verzorger was.
Kind is passieve ontvanger van sociale relatie (van moeder)
○ Alleen als die basis (die de moeder had aangebracht) er was → de rest kon
ontwikkelen qua sociale relaties
○ video : 6 maand oud, grijpen naar aardige knuffel 3 maand oud staren ook naar
positieve dingen (aardige konijn)
○ Zelfs op een moment dat een kind niet motorisch vaardig genoeg is, laat die nog
steeds voorkeur zien voor de aardige / behulpzame knuffel
● Peers beginnen later in ontwikkeling ertoe te doen
Moderne theorieën:
- Kinderen zijn biologisch gebouwd om naast primaire zorgverleners ook aandacht aan
anderen te schenken. Bv. altruïsme dat is niet alleen gericht op eigen groep maar ook de
groep daarbuiten.
- Het hele systeem beïnvloedt een kind, de focus op anderen is er al heel vroeg
- Vader, of andere partner, opa en oma, kinderen op dagopvang
- Iedereen heeft invloed op dat kind vanaf de geboorte
- Vroege relaties met leeftijdsgenoten kunnen ook belangrijk zijn voor ontwikkeling
Focus op anderen
,Scrambled faces paradigm (gehusselde gezichten): experiment, baby 3 tot 27 minuten oud,
vier soorten tekeningen, twee leken op gezichten, andere een soort van gezicht en eentje
zonder iets.
De meeste aandacht voor tekening met het gezicht erop, daarna wat lijkt op een gezicht, daarna
de scrambled en het minste voor de lege.
- Blanco gezicht (zonder ogen, wenkbrauwen, mond) minder aandacht dan een gezicht
- Wel vaak geprobeerd te repliceren maar het werkt niet als het kindje rechtop zit
- En soms wel significant verschil tussen twee middel gezichten
- Wel nog steeds gevonden dat blanco gezicht minder aandacht
- 1 maand oud: kind geen verschil (neurologische banden dan gevormd??)
Dyadische peer relaties
Contingentie
Een van de eerste dingen die ontwikkelen in sociale ontwikkeling zijn contingente reacties zijn
reacties die voortbouwen op wat de andere persoon heeft gedaan, dit zijn bewuste reacties.
- Begint al na 6 maanden
- Voorbeeld: dyadische verschillen bij aanraking. Raken bv. eerst hun schouder aan en
dan de voet. Of in dezelfde volgorde speelgoed aanraken
Prosociaal gedrag
Formele definitie = vrijwillige acties die bedoeld zijn om een ander individu of een groep
individuen te helpen of ten goede te komen.
Empathie ontwikkeling rond 2 jaar oud
Respons op distress is er al veel eerder, dat kinderen reageren op de distress van anderen
Reacties op angst
● Ontstaat al redelijk vroeg
● Poging om in te grijpen voor een slachtoffer, om de situatie te veranderen of de distress
te verminderen
● Pasgeborenen: huilen als reactie op huilen, als baby gaat huilen, gaat vaak andere
ook huilen (begon al als kinderen 34 uur oud waren, gingen ze hier al op reageren),
echter een namaak huil geeft niet zo'n sterke reactie als een echte huil
● 8 maand oud: reageren met kijken (tonen interesse) → affect (door bv te lachen of te
fronsen) → fysieke reactie (gaan bv zwaaien) → eigen angst
● Niet enkel op zichzelf huilen, maar volgen ook bepaald gedragspatroon
● 2 jaar oud: individuele verschillen in angst, gedragingen wat uitgebreider → probleem
oplossen, agressie, amusement (gaan bv lachen), kan samenhangen met temperament.
Video met een “normatief ontwikkeld” kind, kind met syndroom van down, kind met autisme
Tegenwoordig toont onderzoek dat theory of mind bij autisme wel ontwikkelt. Deze kinderen
voelen wel degelijk dezelfde emoties (fysieke respons) maar ze weten gewoon niet goed
wat ze hiermee aan moeten.
,Delen
● 12 maanden oud: affiliatief delen = delen met het doel om samen te gaan spelen
○ Focus van niet-delen: sommige kinderen zijn vooral op zichzelf gericht en
anderen weigeren om te spelen
● 18 maanden oud: delen wanneer dat gevraagd wordt
○ Begrip van eigenaarschap gaat ontstaan: kinderen gaan verschil begrijpen
tussen bv een jas of jas van iemands moeder
○ Als kind beter gaat begrijpen dat het fijn is om iets te hebben, gaan ze vaker
delen
■ Correlatie van .70
● Vanaf 24 maanden oud (2 jaar)
○ Kinderen delen spontaan en beginnen onderling te delen
○ Relatie met gevoeligheid voor angst van anderen (distress)
○ Maar: niet delen komt ook nog steeds vaak voor
● 48 maanden en ouder
○ Delen neemt nog meer toe en is gerelateerd aan ontwikkeling van theory of
mind (= het kunnen inleven in een ander, snappen dat een ander
emoties/gevoelens/gedachten/intenties heeft)
○ Theory of mind neemt sterker toe
○ Degene die dat meer snappen, gaan meer delen
Samenwerken
● 1 jarige kan al samenwerken
● 2 jaar oud, veel complexere samenwerking
○ Voorbeeld: kinderen kregen instructie om aan een hendel te trekken, dan
beweegt er een poppetje, acties worden veel meer verbaal gecommuniceerd
worden, gedrag van anderen worden gemonitord door een kind.
○ Combinatie van taalontwikkeling en aan andere kant anticiperen op gedrag
van anderen → beter in samenwerkings taken
○ Samenwerking vs competitie
■ Als bronnen (bv speelgoed) schaars zijn, keuze maken samen spelen of
ga je voor jezelf houden
■ Genderverschillen (meisjes vaker kiezen om samen te werken en te delen
en jongens meer in competitie gaan treden, rond 2 jaar)
● Verwachting van docent; beetje onduidelijk waar het aan ligt: maar
vanuit sociale psychologie:
○ sociale rollen meisjes: bescheiden opstellen
○ Sociale rollen jongens: winnen, competitie
● Rond 2 jaar gaan kinderen gender categorieën differentiëren
● Meer competitie → meer conflict
Conflict (onderzoek van Caplan et al., 1991; Hay et al., 2011; Hay & Ross, 1982 )
● Conflict is functioneel
● Conflict over speelgoed begint rond 1 jaar
, ○ Wat doen ze het meeste om het op te lossen: gwn de ander zijn zin geven
● 1 jaar oud: conflicten oplossen door fysieke kracht (harde fysiek kracht zoals slaan
komt minder voor, het is vooral trekken aan het speelgoed)
● 2 jaar oud: ook gebruik van verbale middelen (afstemmen wie eerst mag bv)
○ Kinderen vermijden conflicten, vooral hard slaan
○ Vergelding in conflict vindt plaats (reciprociteit). Als Kwik het van Kwek afpakt
dan pakt Kwak het van Kwik af. Kan positief en negatief zijn, dus als iemand
gedeeld had met kind B, was kind B de volgende dag ook meer geneigd om te
delen met die ander)
● Geslachtsverschillen beginnen tot 3 jaar oud
● Conflict blijft, enkel het onderwerp verandert
35% fysieke krachten zoals bv dat trekken
Ook groepsverschillen
- Voor sommige groepen meer normaal om bv fysieke kracht te gebruiken en voor andere
groepen niet
- Op latere leeftijd: in sommige klassen heel veel gepest wordt, terwijl niemand het leuk
vind
- Oudere kinderen: hoeveelheid conflict verandert niet maar onderwerp (niet meer over bv
speelgoed maar bv over inhoud van een spel of wat gaan we doen tijdens afspreken) en
hoe het opgelost wordt verandert wel, steeds meer verbaal opgelost ipv fysieke kracht
Onderliggende vaardigheden
Gedeelde aandacht, emotieregulatie, inhibitiecontrole, imitatie, causaal begrip, taal
Disclaimer: er zijn enorme individuele verschillen in onderliggende variabelen, het hele sociale
systeem is belangrijk, er is enig bewijs voor continuïteit (of eerdere ontwikkeling, latere
ontwikkeling voorspeld?) maar er is een gebrek aan studies (vaak kleine steekproeven, geen
hele sterke effecten)
Gedeelde aandacht
● Het vermogen om aandacht te coördineren met een ander persoon
○ Het kind ziet dat het aandacht vd moeder gevestigt is op een voorwerp, dan gaat
het kind ook naar datgene kijken
● Begint rond 6 maanden oud
● Gebruik van kijken en gebaren (bv wijzen naar objecten)
● Grote individuele verschillen
● Een van de basisprincipes voor latere ontwikkeling van ToM (theory of mind)
Emotieregulatie
● Vermogen om emoties te reguleren, hoeveel aandacht geef je aan negatieve situaties
● Verschillen tussen emotieregulatie van kinderen in situatie met volwassenen en peer
situaties
● Contact met leeftijdsgenoten is cruciaal voor de ontwikkeling van emotieregulatie
● ‘Veilige haven’ om thuis te oefenen