Leerdoelen FMH.
Week 1.
ON
- De student kan risicofactoren en prognostische factoren benoemen bij aspecifieke nekklachten. (HOK)
o Risicofactoren:
Trauma, hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, genetische aanleg, slechte psychologische
gezondheid, hoge (werk) stress, roken, lage werktevredenheid, vreemde
werkhoudingen
o Prognostische factoren:
Jongere patiënten hebben betere prognoses, eerdere episodes van nekpijn, slechtere
gezondheid, psychologische factoren (angst, zorg, frustratie) zijn negatief, actieve
coping en optimisme zijn positief, werkgerelateerde klachten, trauma gerelateerde
nekpijn
- De student kan de doelstelling en de methodiek van het screeningsproces benoemen. (HOK)
o Doelstelling:
Het uitsluiten van een mogelijke specifieke pathologie
Screening is een proces waarbij de fysiotherapeut besluit of verder fysiotherapeutisch
onderzoek geïndiceerd is. Bij screening wordt door middel van gerichte vragen, tests of
andere diagnostische verrichtingen binnen een beperkte tijd vastgesteld of er al dan
niet sprake is van een binnen het competentiegebied van de individuele fysiotherapeut
vallend patroon van tekens en/of symptomen (richtlijn FT verslaglegging 2016)
o Methodiek:
Aanmelding
Inventarisatie hulpvraag
Screening pluis/niet-pluis
I = Bekend patroon (‘volgens het boekje’) (pluis: eventueel fysiotherapie)
II = Niet bekend patroon (niet pluis: advies aan cliënt: contact opnemen met
HA)
III = Bekend patroon, één of meerdere afwijkende symptomen (niet pluis:
advies aan cliënt: contact opnemen met HA)
IV = Bekend patroon, afwijkend beloop (niet pluis: advies aan cliënt: contact
opnemen met HA)
V = aanwezigheid één of meerdere rode vlaggen (niet pluis: advies aan cliënt:
contact opnemen met HA)
Informeren en adviseren
- De student kan 4 profielen binnen de screening opsommen op basis van de richtlijn
fysiotherapeutische dossiervoering 2016. (HOK)
o Een voor de fysiotherapeut herkenbaar en binnen de competenties van de individuele
fysiotherapeut vallend profiel
o Een voor de fysiotherapeut niet herkenbaar profiel (advies: patiënt naar huisarts voor second
opinion)
o Een voor de fysiotherapeut herkenbaar profiel, met herkenning van mogelijk ernstige
pathologie (advies: patiënt naar huisarts)
o Een voor de fysiotherapeut herkenbaar profiel dat beter door een andere hulpverlener
behandeld kan worden (advies: patiënt naar andere hulpverlener).
- De student kan per profiel binnen de screening een voorbeeld beschrijven op basis van de richtlijn
fysiotherapeutische dossiervoering 2016. (HOK)
o Zie hierboven
- De student kent het verschil tussen de algemene en specifieke rode vlaggen binnen de nekregio.
(HOK)
o Algemene:
<20 of >50 jaar
o Specifieke:
, Fractuur - Trauma
- Langdurig gebruik corticosteroïden (osteoporose)
Neurologisch - Neurologische uitval (bilateraal, motorische uitval, etc.)
- Neurologische klachten in benen, watten gevoel onder voeten
- Problemen met de stoelgang/incontinentie
Metastaseringen - Kanker in de voorgeschiedenis
- Nachtelijke pijnen
- Gewichtsverlies (> 5kg/maand)
- Heesheid, slikklachten
- Niet mechanische pijn
Ontstekingen - Koorts
- Algemeen onwel bevinden
Specifieke pathologie - Structurele standsafwijkingen
- De student kan benoemen hoe aspecifieke nekklachten kunnen worden ingedeeld volgens Binder, Neck
Pain Task Force en Waddell. (HOK)
o Binder:
Niet specifiek (simpel)
A-specifieke nekklachten ( degeneratieve veranderingen in de discus met
osteofytvorming en betrokkenheid van aangrenzende weefsels of whiplash)
,
Specifiek
Metastaseringen, radiculopathie, stenose, spondylolisthesis
o NPTF:
Graad I
Geen tekenen van een ernstigere pathologie en geen of weinig belemmeringen
van dagelijkse activiteiten
Uit richtlijn nekpijn: Nekpijn zonder tekenen of symptomen die kunnen wijzen
op grote structurele pathologie en die niet of nauwelijks invloed hebben op
activiteiten in het dagelijks leven
Graad II
Geen tekenen van een ernstigere pathologie, maar wel belemmeringen van
dagelijkse activiteiten
Uit richtlijn nekpijn: Nekpijn zonder tekenen of symptomen die kunnen wijzen
op grote structurele pathologie, maar die wel een forse invloed heeft op
activiteiten in het dagelijks leven
Graad III
Nekpijn met aanwezigheid van neurologische tekenen en symptomen
Uit richtlijn nekpijn: Nekpijn zonder tekenen of symptomen die kunnen wijzen
op grote structurele pathologie, waarbij wel neurologische symptomen
aanwezig zijn, zoals verminderde peesreflexen, spierzwakte of
sensibiliteitsstoornissen (hypo- of hyperesthesie) in de bovenste extremiteit
Graad IV
Nekpijn met tekenen van een ernstigere pathologie
Uit richtlijn nekpijn: Nekpijn met tekenen of symptomen die kunnen wijzen op
ernstige structurele pathologie
o Waddell:
- De student kan benoemen welke testen een specifieke nekklacht kunnen diagnosticeren op basis van
psychometrische eigenschappen. (HOK)
o Radiculopathie:
Cluster van Wainner (3 van de 4 positief)
ULTTA, cervicale rotatie <60°, Distractie, Spurling A
Schouderabductietest en de tractie/distractietest