DE CODES/FUNCTIES VAN R-STUDIO
COO1 – INTRODUCTION R - BASICS
R CALCULATIONS AND ASSIGNMENTS R
- Aftrekken
/ Delen
: Geeft een reeks getallen tussen de
twee ingevoerde getallen
+ Optellen
* Vermenigvuldigen
^ Machtsfunctie
<- Een object een waarde geven a <- 3
DIFFERENT DATA TYPES
class() Vertelt data-type van jouw object: class(TRUE)
logical, numeric of character [1] ‘logical’
< Kleiner dan
> Groter dan many_inhabitants <-
df.countries$Inhabitants > 12000000
df.countries[many_inhabitants,
"Countries"]
<= Kleiner en gelijk aan
>= Groter en gelijk aan
== Gelijk aan
!= Niet gelijk aan
& And
I Or
e 10
. Komma
‘ Character data moet tussen
aanhalingstekens
VECTORS
c() Combine different elements c(1, 2, 3, 4)
vector1 <- c(1, 2, 3, 4)
countries <- c(‘The Netherlands’, ‘Belgium’,
‘France’)
: Geeft een reeks getallen tussen de vector3 <- 1:10
twee ingevoerde getallen
seq() Een sequentie van getallen seq1 <- seq(from = 1, to = 5, by = 0.5)
seq(from = …., to = …., by = ….) vormen. Als eerst vul je het eerste
getal in waar je begint, gevolgd tot
welk getal de sequentie moet
lopen en als laatste welke
stapgrootte er gebruikt wordt.
rep() Hiermee herhaal je de waarde van rep(1, 4)
rep(x = …, times = ….) x een aantal keer. [1] 1 1 1 1
rep(1:3,4)
[1] 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3
help(functionname) Uitleg over de functie
?functionname
r(norm) Trekt getallen uit een normale x <- rnorm(3)
, verdeling met een gemiddelde van Trekt 3 random getallen uit normale
0 en een standaardafwijking van verdeling
1.
runif() Trekt getallen uit een uniforme z <- runif(5)
verdeling met interval (0,1) Trekt 5 random getallen uit uniforme
verdeling
length(x = …..) Hoeveel getallen er in je reeks length(x=Countries)
staan bekijken. Deze gebruiken [1] 3
voor 1-dimensionale vectoren
MATRICES
matrix() Met deze functie kun je een matrix1 <- matrix(1:6, 2, 3)
matrix(…… , nr = …, nc = ….) matrix/tabel maken. Op de eerste
puntjes vul je in welke getallen je matrix.a <- (vector.a, vector.b, vector.c)
in de matrix wilt hebben (bv 1:6),
nr staat voor het aantal rijen en nc
voor het aantal kolommen.
rbind() Meerdere vectoren verbinden in B <- rbind(vector1, vector2, vector3)
de rijen van een nieuwe matrix.
Je kunt ook een nieuwe rij toevoegen door:
rbind(1:3, vector1)
cbind() Meerdere vectoren verbinden in c <- cbind(vector1, vector2, vector 3)
de kolommen van een nieuwe
matrix Je kunt ook een nieuwe kolom toevoegen
door:
cbind(B, 7:9) #we now add one extra
column with the values 7 to 9
LISTS
list() Hiermee kun je een lijst list1 <- list(“hallo”, “how”, “are”, “you”,
toevoegen. een lijst kan vectoren “?”)
en matrixen bevatten, maar ook
andere informatie als data.
DATA FRAMES
data.frame() Je kunt meerdere vectoren van name <- c("tom", "nadia", "anna", "inge")
data samenvoegen tot een age <- c(24, 20, 21, 23)
dataframe. Hiervoor moet je wel relationship <- c(true, false, true, true)
eerst de juiste vectoren maken. people <- data.frame(name, age,
relationship)
colnames() De naam van kolommen (gevormd colnames(people) <- c("Name", "Age",
door de vectoren) veranderen. Dit "Relationship")
kun je bv doen om de namen
hoofdletters te geven.
View() MET EEN HOOFDLETTER View(people)
Hiermee kan je je dataframe
bekijken
FACTORS
class() Van een tekst een karakter
maken( bv van een naam)
factor() Hiermee kunnen we een factor, bloodtype <- c("a", "ab", "a", "b", "ab", "b",
bestaande uit verschillende levels "o", "ab")
creëren. Met deze functie maak je class(bloodtype)
een factor van een character type bloodtype <- factor(bloodtype)