Leerdoel 1) : uitleggen wat ultieme en proximale oorzaken binnen de biologie zijn en dat
evolutiebiologie ultieme oorzaken bestudeert
Proximale oorzaken = directe chemische, fysische, fysiologische of ontogenetische
oorzaken
- Oorzaak-gevolg-relaties spelen zich op een korte tijdschaal af
- Deze oorzaak-gevolg-relaties kunnen min of meer direct worden waargenomen.
- Voorbeeld: Hoe werkt het oog?
Ultieme oorzaken = oorzaken op langere tijdschaal, kijkend naar de evolutionaire
ontwikkeling of functie van een eigenschap.
- Oorzaak-gevolg-relaties spelen op een veel langere tijdschaal, die meerdere
generaties omspant.
- Vaak gebruikt voor een evolutionair perspectief
- Voorbeeld: Hoe is het oog in de loop van de evolutie ontstaan
Leerdoel 2): biologische soortbegrip toelichten en toepassen
Biologische evolutie = veranderingen in de eigenschappen van groepen organismen
in de loop van generaties
- Belangrijk daarbij is dat deze veranderingen een genetische basis hebben.
- Industrieel melanisme = fenomeen dat organismen richting een donkere
schutkleur evolueren op plaatsen met veel vervuiling
o Een voorbeeld is dat van de berkenspanner.
Voor de industriële revolutie was deze mot wit en leefden deze op de
witte korstmossen op boomstammen. Maar door roetaanslag werden de
bomen donkerder en de vlinder uiteindelijk ook.
- Menselijke verstoringen kunnen invloed hebben op de evolutie binnen een soort
o leefomgeving van organismen wordt veranderd
o overexploitatie
- Dankzij evolutionaire aanpassingen kunnen soorten enige tijd standhouden onder
aanvankelijk ongunstige antropogene omstandigheden
- Antropogene verstoringen kunnen ook zonder selectie leiden tot veranderingen
in eigenschappen van een soort
o Zulke veranderingen hoeven niet altijd een genetische basis te hebben.
Soms kan een individu inspelen op de nieuwe situatie door aanpassingen
in gedrag, morfologie of fysiologie.
o Deze direct door omgeving aangestuurde veranderingen zijn niet
genetisch verankerd en worden niet doorgegeven aan het nageslacht.
, Biologisch soortbegrip = twee individuen behoren tot dezelfde soort als zij
gezamenlijk in staat zijn tot het krijgen van vruchtbaar nageslacht.
- De gedachte achter dat soortbegrip is dat individuen binnen een soort, door
onderling erfelijk materiaal uit te wisselen, een min of meer samenhangend
geheel (een soort) blijven vormen
- Zo zijn ze op basis van uiterlijke en genetische kenmerken als één soort te
herkennen
Leerdoel 3): de binominale nomenclatuur bij soortnamen herkennen en toelichten
Er is een systeem om soorten te benoemen = nomenclatuur
- Daarbij wordt iedere soort aangegeven met een unieke naam uit twee delen,
beginnend met de naam van het geslacht (genus) dat met een hoofdletter wordt
geschreven, met daaropvolgend de naam van de soort (species) die met kleine
letters wordt geschreven.
- Beide worden in cursief weergegeven.
- Een geslacht kan één soort of meerdere soorten omvatten
- In de officiële taxonomische literatuur volgt dan nog de nam van degene die de
soort heeft beschreven en het jaar waarin die beschrijving heeft plaatsgevonden.
Leerdoel 4): uitleggen wat binnen de biologie wordt verstaan onder een populatie en dit
begrip toepassen
Habitat = een omgeving die voldoet aan de eisen die een soort stelt
- De geschiktheid van een bepaalde plek voor een soort wordt bepaald door een
samenspel van abiotische factoren en biotische factoren
o Abiotisch = bijv. klimaat, hoeveelheid water
o Biotisch = bijv. aanwezigheid van prooien of van concurrerende soorten
Verspreidingsgebied = een aaneengesloten gebied waarin een soort voorkomt en
waarbuiten de soort afwezig is. synoniem hiervoor is areaal.
- Een soort wordt niet op iedere plek binnen het areaal aangetroffen, maar alleen
in geschikte Habitats binnen dat areaal.
Populatie = een groep van individuen van dezelfde soort waartussen meer
wisselwerking plaatsvindt dan met andere individuen van die soort
- Vaak komt dat doordat binnen het areaal van de soort de gebieden met een
geschikt habitat inhomogeen zijn verdeeld, waarbij afstanden tussen sommige
van deze gebieden niet makkelijk wordt overbrugd.
- De geografische omvang van de populatie hangt af van de habitatvoorkeur en de
verspreidingsmogelijkheden.
- In het algemeen zullen individuen die zich geslachtelijk voortplanten vooral
voortplantingspartners tegen komen uit dezelfde populatie zo worden
bepaalde erfelijke eigenschappen binnen een populatie verspreid.
- Populaties kunnen genetisch en in zichtbare eigenschappen van elkaar gaan
verschillen doordat ze in zekere mate gescheiden zijn van elkaar en soms leven in
een iets andere omgeving.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper esmeelooijen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.