Thema 4 – Rugklachten
4 Bouw en functie van het zenuwstelsel
Embryologie & Histogenese:
Embryologisch ontstaan, rond dag 15, een derde laag cellen te ontstaan tussen de oppervlakkige en
de diepe cellagen van de binnenste celmassa. Het ontstaan van deze cellagen noemt met gastrulatie.
De oppervlakkige laag wordt ectoderm genoemd, de dieper gelegen laag is het entoderm en de
migrerende cellen tussen deze lagen vormen het mesoderm. Deze 3 lagen tezamen noemt met de
kiemschijf, later zullen ieder van deze laag cellen zich uitzonderlijk ontwikkelen tot diverse
onderdelen die we kennen in het menselijk lichaam.
Ook ontstaan er 2 ‘holten, omgeven door vruchtvliezen’ door dit proces. Het eerste vruchtvlies dat
ontstaat is de dooierzak, bestaande uit het entoderm en migrerende cellen van het mesoderm. De
dooierzak wordt een belangrijke plaats voor de vorming van bloedcellen.
Een andere ruimte die ontstaat is het amnion (vruchtzak). Deze laag bestaat uit ectoderm en
mesoderm. Hierin gaat het embryo, en later de foetus groeien. Het amnion bevat het vruchtwater
dat het embryo/foetus omgeeft en het tegen schokken beschermt.
Kiemschijf, 3-lagig:
- Entoderm (dichts bij de dooierzak), voornamelijk spijsverteringsweefsel uit opgebouwd
- Mesoderm, bloed, skelet, spierweefsel, bindweefsel en urogenitaal stelsel uit opgebouwd
- Ectoderm (dichts bij de vruchtzak) huid, en zenuwweefsel uit opgebouwd
Na de ‘’bevruchting’’ ontstaat na ca 14dagen een groeve die steeds dikker wordt
waardoor er wanden aan de buitenkant ontstaat die als ze doorgroeien een
‘’neurale’’ buis gaat vormen. (deze buis moet je zien als het gehele zenuwstelsel wat
zich gaat door ontwikkelen tot het uiteindelijke volledige zenuwstelsel)
Die groeve gaat het begin vormen van de neurale plaat
De neurale plaat zal zich embryologisch door ontwikkelen en van vorm veranderen,
als een buis structuur. De groeve die hiervoor ontstaat noemt met de neurale
groeve.
Buis sluit zich aan boven- en onderzijde als een soort ritssluiting.
Sluiting begint vanaf het midden en zal zich sluiten richting omhoog/omlaag.
Naar boven sluit hij niet goed anechepholie (geen hersenen aangelegd)
Naar beneden niet goed sluit spina bifida
1
, Thema 4 – Rugklachten
In het embryo worden somieten zichtbaar: mesoderm dat zich ontwikkeld tot het skelet, spieren,
pezen, kapsels en banden, die vervolgens worden verbonden wordt met de zenuwen die vanuit het
ectoderm ontstaan.
Vanuit elk ruggenmergsegment wordt een somiet van zenuwen voorzien. Elke ruggenmergsegment
heeft rechts en links een zenuwwortel voor motorische en sensibele neuronen.
Bouw en functie van de wervelkolom
De wervelkolom bestaat uit 26 beenderen; 24 wervels, het os sacrum (heiligbeen) en het os coccygis
(staartbeen). Laatste 2 genoemde zijn gefuseerde wervels en vormen samen één bot.
De wervels fungeren als steunpilaar. Ze dragen het gewicht van het hoofd, de nek en de romp en
brengen dat uiteindelijk over op de botten van de benen.
Functies van de wervelkolom zijn:
- Steunen en dragen van het hoofd, nek en de romp.
- Zorgen voor beweeglijkheid en voor de voortbeweging van het lichaam
- Bieden een omhulling en zijn een bescherming voor het centrale zenuwstelsel
De wervelkolom wordt onderverdeeld op basis van de bouw van de wervels. We onderscheiden de
cervicale wervels (7x), thoracale wervels (12x) en de lumbale wervels (5x)
2
, Thema 4 – Rugklachten
Zelfs als we rechtop staan, is de wervelkolom niet recht en onbuigzaam. Op een zijaanzicht zijn de
vier spinale krommingen te zien.
De thoracale en sacrale krommingen (kyfose) worden primaire krommingen genoemd, omdat ze bij
de geboorde al aanwezig zijn. De C-vorm van een baby is hier het optische gevolg van.
De cervicale en lumbale krommingen (lordose), die secundaire krommingen worden genoemd,
ontstaan enkele maanden na de geboorte.
Deze krommingen, de dorsoventrale S-vorm, wordt voornamelijk
bepaald door de tussenwervelschijven en de stand hier van.
De vorm van de wervelkolom is individueel bepaald en variabel
binnen bepaalde grenzen. Ook spelen leeftijd en houding van het
lichaam een rol in de vorm van de wervelkolom.
De bewegelijkheid van de wervelkolom neemt met de leeftijd af.
Anatomie van de wervels:
Alle wervels hebben een wervellichaam (corpus vertebrae), een wervelboog (arcus vertebrae) en
gewrichtsuitsteeksels (processi articularis).
Het corpus vertebrae is het massieve deel dat het gewicht draagt. Een tussenwervelschijf (discus
intervertebralis) van vezelig kraakbeen ligt tussen de benige gewrichtsvlakken van de
wervellichamen om te verhinderen dat ze contact maken.
De arcus vertebrae vormt de achterste begrenzing van elk van de wervelgaten (foramen vertebrale).
Samen vormen de foramen vertebrale het wervelkanaal (canalis vertrebralis) dat het ruggenmerg
omsluit.
De arcus vertebrae heeft wanden, de zogenoemde pediculs, en een dak, de zogenoemde lamina.
Vanaf de pediculs steken dwarsuitsteeksel (processi transversi) naar opzij/zijdelings naar achteren en
bieden een aanhechtplaats voor spieren.
Een doornvormig uitsteeksel (processus spinosus) steekt naar achteren vanuit de plaats waar beide
laminae zijn vergroeid.
De processi articularis rijzen op bij de verbinding tussen de pediculs en de laminae. Elke zijde van een
wervel heeft een bovenste en onderste processi articularis. Deze processi articularis van twee
opeenvolgede wervels maken contact bij de gewrichtsvlakken (facies articularis/facetten) van beide
processi articularis.
Door openingen tussen de pediculs van achtereenvolgende wervels, de tussenwervelgaten (foramen
intervertebralis), wordt ruimte geboden aan zenuwen die naar of vanuit het ingesloten ruggenmerg
lopen.
3